Vooys. Jaargang 1
(1982-1983)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
0. Inleiding IMet het verouderen van de deelwoord-constructie in het hedendaagse Nederlandse taalgebruik, zal ook de moderne taalkunde steeds minder belangstelling tonen voor het begrip ‘deelwoord-constructie’, of het moest iemands eigenaardige persoonlijke interesse zijn. | |
1. DidactischNu ook taal deelneemt aan een nogal ingrijpend en veel breder nivelleringsproces - het wordt voor velen steeds moeilijker een samengestelde zin tot een goed einde te brengen -, nu is het dan ook zeker een probleem geworden om uit te leggen wat een deelwoord-constructie precies is. (Zo dat al uitgelegd wordt, of kan worden.) In ieder geval: bij het benoemen op middelbare schoolniveau, zoals ik inmiddels ervaren heb, op de M.O. a-opleiding, èn op ‘ons’ universitaire niveau, al is het nog maar tijdens de propedeuse, weten de onderwijzenden niet veel beter dan de student maar een aantal (standaard-)voorbeelden te voeren, waarna Het maar duidelijk moet zijn - hopelijk. Als Het dan nog niet begrepen is, ja, wat dan? Het onderstaande pretendeert niet op die handen ten hemel voerende vraag een antwoord te (kunnen) geven. Wellicht voelt de afdeling moderne taalkunde zich geroepen en/of door het probleem geïnspireerd er een onderzoek etcetera aan te wijden. | |
2.1. Maatschappelijk?Een Z.W.O.-aanvraag zal waarschijnlijk niet gehonoreerd worden, in aanmerking nemende de steeds geringere maatschappelijke relevantie van wat zich binnenkort zal hebben geëlimineerd. De deelwoord-constructie is onderdeel van een samengestelde zin, en dat wordt voor grote groepen moedertaalsprekers al wel erg gecompliceerd, ook vanwege het zo comprimerende | |
[pagina 26]
| |
karakter ervan. Een deprimerende situatie, maar de goede taalkundige bemoeit zich niet met de evolutie van één onzer natuurlijke talen, nietwaar? Niet aan ons (!) dus is het om de deelwoord-constructie te redden. | |
2.2 Maatschappelijk!Wel is er hier natuurlijk een enorme kans voor die studenten en medewerkers aan ons instituut die zich door hun neerlandistieke bezigheden wat buiten de maatschappelijke context gemanouvreerd voelen. Een kans om, binnen het vakgebied nota bene, zich eindelijk eens activitisch van wat frustraties te ontdoen. Een kans kortom, zich in te zetten voor het behoud van een bedreigde minderheid, of zoiets. Red de partisipiumkonstruksie. Geen Z.W.O.-onderzoek? Dan wellicht kan C.R.M. via deze simpatieke omweg verleid worden tot het supsidijeren van een en ander. | |
3. Inleiding IIDat dan alles genoeg over de (on)mogelijkheden van verklaringen. Maar het volgende zou ook niet bieden een oplossing voor de gesignaleerde didactische onmacht. Het enige dat ik hoop aan te tonen is dat men zeer voorzichtig moet zijn met het hanteren van de voorbeeld-methode. Voorzie ik tot nu toe een jammerlijke oplossing van Het Probleem (eliminatie), ik moet mij haasten dit voorzicht te relativeren. De eerste constructie die eraan zal gaan, is, qua mij, inderdaad de deelwoord-constructie. Maar dat zal echt nog wel even duren - ik verwacht niet de ter-aarde-bestelling te zullen meemaken. Onder veel zwaarder druk staat een deelverzameling van het gebied ‘deelwoord-constructie’. (Tegenwoordig deelwoord, natuurlijk steeds.) En dan gaat het om de zogenoemde ‘absolute constructie’. Voor de aksiegroep i.o.: ik zal uw eerste doelwit zijn, hopend aan te tonen dat ten minste één van de standaardvoorbeelden van ten minste twijfelachtige aard is. En daar waar men al op standaardvoorbeelden aangewezen is, bij gebrek aan meer en/of beter, zoals dat bij de absolute constructie het geval schijn, daar zou dan wel erg weinig voorbeeldvoorraad overblijven. | |
[pagina 27]
| |
4.1. Historisch IDe ‘gewone’, conjuncte, deelwoordconstructie beleeft nog een rustige levensavond in de Nederlandse (levende) spreektaal. De absolute constructie is op sterven na dood; of is slechts de dood nog niet vastgesteld? Enkele formele rudimenten resten nog, in wat officiëlere en rookgordijnen ophangende vooral schriftelijke taal. Het zijn zulke rudimenten die de leraar als voorbeeld nog ten nutte kunnen zijn. Eén daarvan is in ieder geval juist de meest als voorbeeld gebruikte en in zijn absolute aard twijfelachtigste. | |
5.1. Syntactisch I(1) ijs en weder dienende, kom ik morgen. Volgend de interpretatie als absolute constructie parafraseer ik (1) als: (2) indien ijs en weder (mij) dienen, kom ik morgen. Van de voorwaardelijke bijzin maak ik vervolgens voor de duidelijkheid een enkelvoudige zin: (3) ijs en weder dienen (mij). Het ligt niet in de lijn van dit artikel op allerlei problematische details in te gaan. Het is voldoende te constateren dat de NP ijs en weder in (1) en (2) de hoogste knopen in de bijzinnelijke boom zijn, zoals dezelfde NP in (3) direct door S gedomineerd wordt, en dus als subject fungeert. | |
6. PsycholinguistischIk moet erkennen dat ik in de Randstad geboren ben. Niet ontbloot echter van zekere minimale verstandelijke vermogens, besloten mijn ouders mij toen ik een 9 maanden telde (niet ik, maar zij telden voor mij,) besloten zij mij naar de toen nog Belgisch-Congolese jungle te verhuizen. Zij vergezelden mij. Er was toen (1957) nog geen sprake van meer werelden, noch van ontwikkelingslanden. Toch waren er ongetwijfeld ook toen al de om- | |
[pagina 28]
| |
standigheden, die nu aan vele subsidievoorwaarden voldoen. Na een jaar of twee verhuisden we naar het nog wat beschaafder Liberia. (Ik weet niet of meer beschaving een vooruitgang genoemd mag worden - ik ben bevooroordeeld, zoals verderop nog zal blijken.) Maar ook daar was het leven niet zo ‘steeds’ als bijvoorbeeld in de Randstad Holland. (Noemden we dat toen al zo?) Op mijn zesde geraakte ik door een ongelukkige speling van het lot weer in Nederland. Inmiddels had ik dus 9 maanden Nederlands, ruim 2 jaar Frans en 3 jaar Engels aangehoord. Small wonder that j'ai always resté une charactère silencieuse and introverte. 9 maanden Nederlands, dat is de prelinguale fase, en daarbinnen wel inmiddels sociaal aan het brabbelen. | |
7. SociolinguistischBen je 9 maanden na je geboorte al een stadsmens? Met een stadsmentaliteit? Of een, in alle opzichten, westers, onder andere hooghartige mentaliteit? Op m'n eerste verjaardag bijna een negertje, sinds mijn zesde een boer. En in zekere mate ben ik altijd een simpele geest gebleven, wat intussen niets zegt over simpelheid van geest, hoop ik. Landelijk, is het woord misschien en wij, landelijken, hebben niet de pretentie meesters van de natuur te zijn, noch van het klimaat. Wij verbouwen wat verbouwd kan worden in onze grond, en in het juiste seizoen. Wij verbouwen, en dat is ons leven. Wie of wat wij ook bevelen, wij dienen ijs en weder. | |
8. SemantischIk herhaal hier voor de duidelijkheid zin (1) als zin (4). (4) ijs en weder dienende, kom ik morgen. Wat de betekenis betreft, geloof ik niet dat deze formule erg veel afwijkt van de volgende: (5) deo volente, kom ik morgen. Mits dus de lieve heer het mij toestaat. Ik hecht er aan even op te merken dat ik religieuze gevoelens, in deze zin althans, koester. Afziende daarvan, merk nu op dat in een religieuze achtergrond gezien, het op z'n minst eigenaardig te noemen is, dat de spreker aan de ene kant hiërarchisch | |
[pagina 29]
| |
boven het klimaat, aan de andere kant onder olh gesitueerd is. Ik bedoel maar. | |
4.2. Historisch IIBesef hierbij dat de deelwoord-constructie van Latijnse oorsprong is en door imitatielusten in de 17e-eeuw zoniet geïmporteerd is, dan zeker een hooge vlucht genemen hooft. In die diep-religieuze Hollandse renaissance. 128. Leg dat uit. | |
5.2. Syntactisch II, ConclusieIk hoop hiermee aangetoond te hebben dat de status van de constructie ijs en weder dienende minstens dubieus is. Ik zelf kies tegen de benoeming als absolute constructie. Voor de duidelijkheid herhaal ik hier zin (1) als (6): (6) ijs en weder dienende, kom ik morgen. Er is volgens mij sprake van een ‘gewone’, dus conjuncte, deelwoordconstructie, met de volgende parafrase: (7) met het voorbehoud dat ik ijs en weder dienen moet, beloof ik je morgen te komen. Korter: (8) als ijs en weder mij de kans verlenen, kom ik morgenz,. of: (9) ik dien ijs en weder ik kom morgen. Waarmee mij de NP ijs en weder direct door VP gedomineerd wordt, en dus als object in de bijzin fungeert. Maar misschien ben ik geen ‘ideale’ moedertaal spreker.
Voor opbouwende kritiek houd ik mij altijd aanbevolen.
Hattem-Utrecht, 12-14 september 1982, Robert Seepers. |
|