Vooys. Jaargang 1
(1982-1983)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||
Tijdgeest of toeval?In 1930 schreef de Tsjechische letterkundige J. Mukarovsky een artikel onder de titel ‘Varianten und Stilistik’.Ga naar eind1. De auteur ging hier in op de vraag hoe varianten in moderne literaire teksten moeten worden gewaardeerd. Hij verwerpt het standpunt dat de laatste versie van een gedicht moet worden beschouwd als de ‘volmaaktste’, en ziet varianten als signalen, die kunnen dienen om de struktuurprincipes op te sporen, die de stijl van een dichter bepalen. Als voorbeeld geeft hij een vroege dichtregel van de Tsjech J. Vrchliký (1853-1912): Ich geh allein durch den wald - über mir der sieche Mond durchbricht matt der schwarzen Kiefern Dach. Later verandert de dichter ‘der sieche Mond’ in ‘der blasse Mond’, waarmee hij de semantische struktuur van deze woordgroep vereenvoudigt. (Blass = bleek, vaal.) Vrchliký zet zich op deze manier af tegen de invloed van een vorige dichtersgeneratie, om zijn eigen stijl te ontwikkelen. Deze verandering lijkt ons geen verbetering, aldus Mukarovsky in 1930, omdat wij - beïnvloed door vooral de symbolistische poëtica - juist houden van dichterlijke beelden met een gecompliceerde struktuur. In 1929 verscheen de tweede dichtbundel van Anthonie Donker, ‘Grenzen’.Ga naar eind2. Hierin komt het volgende gedicht voor: De scheidenden
In het halfdonker zag de een de ander
Zij stonden op, rilden in de avondwind
Zij werden vreemdelingen voor elkander.
Wanneer en waarom hadden zij bemind?
Want in hun hart vernamen zij alleen
Een onhoudbaar, hopeloos begeven.
Zwijgend liet hij haar hand los en zij dreven
Als twee gescheiden werelden uiteen.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||
En van hun laatste tederheid ontdaan
Ontwaarden zij elkanders neergevelde
Schaduwen in het zieke licht der maan.
Een man, een vrouw. En in hun diep ontstelde
Oogen de afkeer van een doode daad.
Toen gingen zij, met afgewend gelaat.
In 1947 verscheen ‘De einder. Verzamelde gedichten’,Ga naar eind3. waarin alle tot dan toe verschenen dichtbundels waren opgenomen. In de verantwoording schreef Donker, dat alle gedichten in de winter van 1944-1945 werden herzien. ‘De veranderingen bleven tot het uiterste beperkt, zij zijn niet voortgekomen uit een, bezwaarlijk te verantwoorden hervatting van het spel der verbeelding maar uit het streven om kennelijke inzinkingen en doffe plekken op te heffen, een herziening dus zo strikt mogelijk in den geest van en als het ware uit de kern van het gedicht ondernomen’. In het hierboven geciteerde gedicht komen drie varianten voor:
Opvallend is de overeenkomst tussen regel 11 en de geciteerde dichtregel van Vrchliký, niet alleen door de woordkeuze, maar ook door de ‘richting’ van de verandering.Ga naar eind4. Zou er ook bij Donker een tendens zijn om gecompliceerde beeldspraak te vereenvoudigen? Het zou te ver voeren om alle varianten van de bundel ‘Grenzen’ te noemen. Hier volgt een selectie uit de varianten die betrekking hebben op beeldspraak:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||
Het lijkt mij, dat Donker heeft gestreefd naar een duidelijker, eenvoudiger beeldspraak. Daarnaast verving hij ‘dichterlijke’ woorden voor meer alledaagse:
Ik heb slechts éen tegenvoorbeeld kunnen vinden:
Hiermee werd de oorspronkelijke lezing uit 1928 (zie noot 2) hersteld. Anthonie donker heeft zich als literair criticus door de jaren heen veel bezig gehouden met de ontwikkelingen van de Nederlandse poëzie. In de jaren dertig legde hij vaak de nadruk op de verschillen tussen de oude en de nieuwe generatie. Zo zegt hij: ‘Aan de verzen van Boutens zijn wij ontwend.’ ‘Woorden niet meer ontkleed, ommanteld, omzongen en omspeeld - de laatste vijftien jaar hebben de glanzende sluiers verscheurd, ook de poëzie is hard, recht en weerbaar geworden, niet meer sierlijk en rijk getooid.’Ga naar eind5. Hij pleit voor helderheid en eenvoud, en valt Menno ter Braak bij in zijn strijd tegen ‘het taalgebruik der kanseltaal’, ‘het prototype van onduidelijkheid en onzuiver taalgebruik en schijnverhevenheid.’ Overigens vindt hij ‘Demasqué der schoonheid’ als denkbeeld over de kunst kortzichtig, hij wenst niet te kiezen tussen ‘persoonlijkheidsmanie’ en ‘vormfetichisme’.Ga naar eind6. Ook na de oorlog blijft hij kritieken schrijven. Hij prijst onder andere Vasalis, met haar ‘scherpe, visuele waarneming’ en ‘onmiddellijkheid van uitdrukking’.Ga naar eind7.
Twee dichters uit twee verschillende landen in twee verschillende eeuwen brengen een identieke verandering aan in een vrijwel identieke woordgroep. Is het niet mogelijk dat beide varianten voortkomen uit eenzelfde soort ‘tijdgeest’: het zich los willen maken uit een dominerende schrijfstijl, het zoeken naar een nieuwe, vereenvoudigde beeldspraak? | |||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||
Voorzichtigheid blijft geboden. Tenslotte heeft het toeval bij het vormen van dit theorietje wel een erg grote rol gespeeld: de gelijkenis van een paar woorden in een Tjechisch en een Nederlands gedicht. Trouwens: is het niet toevallig dat zowel het genoemde artikel als de verzamelde gedichten van Donker voorkomen in de A-kern ‘Editie-techniek’ van moderne letterkunde? En: was de overeenkomst me ooit opgevallen als ik niet toevallig het artikel én de dichtbundel op een en dezelfde dag onder ogen kreeg?
Paul van der Lecq |
|