Voortgang. Jaargang 22
(2004)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||
De Middelnederlandse Parthonopeus van Bloys Een getrouwe bewerking met een eigenzinnig eindeGa naar eind1.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||
1 De Oudfranse Partonopeu de Blois en de Middelnederlandse Parthonopeus van BloysDe Oudfranse Partonopeu de Blois werd geschreven rond 1180 door een ons onbekende dichter, vermoedelijk in opdracht van het hof van de graven van Blois. Er zijn in totaal negen manuscripten overgeleverd van de roman: zeven min of meer complete handschriften, één fragment en één excerpt. Deze handschriften zijn vervaardigd in de 13e en 14e eeuw.Ga naar eind3. Een aantal van de handschriften waarin de Partonopeu is overgeleverd, bevat ook een continuation, die vertelt over de gebeurtenissen na het huwelijk tussen Partonopeu en Melior. Over de ontstaansgeschiedenis van de roman bestaan verschillende opvattingen. Reynders (2002, p. 45) sluit zich aan bij Smith, die meent dat de continuation later vervaardigd is dan de oorspronkelijke roman. Zij verwerpt de mening van Fourrier, die meent dat roman en continuation één geheel waren. Op basis van onderzoek van Walters en Smith neemt zij aan dat de continuation rond 1230 geschreven is. In navolging van Reynders acht ook ik het waarschijnlijk dat het deel van de roman dat eindigt met het huwelijk tussen Partonopeu en Melior, eerder is geschreven dan de continuation. Het feit dat er een continuation van de roman is gemaakt, wijst op een grote populariteit. Het hoge aantal overgeleverde manuscripten van de Oudfranse roman duidt eveneens op populariteit. Ter vergelijking: van een roman van Chrétien de Troyes zijn meestal ongeveer vijf of zes manuscripten overgeleverd. Daarnaast is de roman vertaald of bewerkt in het Middelhoogduits, Middelnederlands, Middelengels, Italiaans, Deens en IJslands. De Middelnederlandse bewerking, de Parthonopeus van Bloys, omvat zowel de inhoud van de oorspronkelijke roman als die van de continuation, en is rond 1260 geschreven (Reynders, 2002). Er zijn vijf Middelnederlandse handschriften en één Ripuarisch handschrift van de roman overgeleverd (Kienhorst, 1988). De Middelnederlandse handschriften zijn alle uit Vlaanderen afkomstig en dateren van de 14e eeuw; het Ripuarische handschrift dateert van de 15e eeuw. Alle handschriften zijn fragmentarisch overgeleverd. In totaal zijn er 41 fragmenten van de roman bewaard gebleven, die, wanneer de overlappingen tussen sommige fragmenten niet worden meegeteld, in totaal 8966 verzen tellen. Uit vergelijking van de overlappende fragmenten blijkt dat alle manuscripten redacties vertegenwoordigen van dezelfde versie van de roman. Het aantal overgeleverde manuscripten duidt ook in het geval van de Middelnederlandse roman op grote populariteit. Een andere aanwijzing voor die populariteit is een aantal verwijzingen naar de Parthonopeus van Bloys in de Middelnederlandse literatuur. De meeste van deze verwijzingen zijn van de hand van Jacob van Maerlant; hij maakt zich vooral kwaad over de fictionaliteit van de Parthonopeus van Bloys. In de Historie van Troyen (circa 1264) bijvoorbeeld spreekt hij van ‘Perthenopeus die favelare’.Ga naar eind4. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||
2 Inhoud van de Parthonopeus van BloysGa naar eind5.Parthonopeus van Bloys is de favoriete neef van koning Clovis. Wanneer oom en neef samen op jacht zijn in de Ardennen, verdwaalt Parthonopeus in het woud. Na een nacht door de Ardennen te hebben gezworven, komt hij bij de kust, waar een schip aangemeerd ligt. Er is niemand aan boord, dus Parthonopeus besluit een kijkje te gaan nemen op het schip. Hij legt zich ter ruste en valt in slaap. Wanneer hij weer wakker wordt, bevindt het schip zich in volle zee, bestuurd door een onzichtbare bemanning. Uiteindelijk meert het schip aan in een prachtige stad, waar Parthonopeus echter ook niemand ziet. Hongerig en vermoeid dwaalt hij door de straten van de stad, totdat hij ten slotte het mooiste en grootste paleis binnengaat. Hier wordt hem door onzichtbare handen een heerlijke maaltijd geserveerd, waarna hij door twee zwevende lantaarns naar een prachtige slaapkamer wordt gebracht. Hoewel Parthonopeus bang is dat er kwade toverij in het spel is, gaat hij toch in het bed liggen, maar zijn angst belet hem om in slaap te vallen. Na enige tijd komt er iemand de kamer binnen, die bij Parthonopeus in bed stapt. Het blijkt een meisje te zijn, en wanneer zij Parthonopeus in haar bed aantreft, eist ze uitleg van hem. Eerst wil ze dat hij vertrekt, maar als hij alles heeft uitgelegd, verandert ze van mening. Parthonopeus zoekt toenadering tot zijn bedgenote en ze beleven een liefdesnacht. Daarna vertelt het meisje wat meer over zichzelf. Ze heet Melior en is een machtige keizerin. Ze biecht nu op dat ze Parthonopeus zelf door middel van toverij naar haar paleis heeft gelokt, omdat ze hem als haar echtgenoot wil. Omdat hij daar echter nog te jong voor is, moet hij twee en een half jaar in het geheim haar minnaar zijn. Na deze periode zal ze hem aan haar raadsheren presenteren als haar aanstaande echtgenoot. In de komende twee en een half jaar zal hij haar alleen 's nachts ontmoeten, en zal hij haar niet mogen zien. Overdag mag hij in haar land gaan en staan waar hij wil, maar hij zal er geen mensen zien en de inwoners van het land zullen hem ook niet kunnen zien. Parthonopeus stemt in met dit voorstel. Melior vertelt ook nog dat de stad waar Parthonopeus zich nu bevindt, Chiefdore heet, en de hoofdstad is van haar rijk. Een tijd lang houdt de overeenkomst tussen Melior en Parthonopeus stand. Overdag vermaakt Parthonopeus zich met jagen, varen of het land bekijken, en 's nachts is hij Meliors minnaar. Hij mag zelfs twee keer zijn vaderland, Frankrijk, bezoeken, omdat hij heimwee heeft. Melior drukt hem echter wel beide keren op het hart dat hij zich door niemand moet laten overhalen om te proberen haar te zien. Wanneer Parthonopeus voor de tweede keer terugkomt uit Frankrijk, is er ongeveer anderhalf jaar voorbij sinds hij bij Melior is gaan wonen. Parthonopeus keert deze keer echter terug met een boos plan. Zijn moeder, die bang is dat hij in de macht is van een kwade fee, heeft hem een magische lamp gegeven, en heeft hem overgehaald om Melior met de magische | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||
lamp te beschijnen. De nacht van zijn terugkomst doet hij dat dan ook. Zodra Melior in bed is gestapt, haalt hij de lamp onder de dekens vandaan. Half verwachtend een duivels gedrocht te zien te krijgen, schrikt hij als hij Melior ziet: ze is de mooiste vrouw die hij kent. Hij beseft dat hij een fout heeft gemaakt en gooit de lamp kapot tegen de muur. Maar het is al te laat: Melior is woedend en wil niets meer met hem te maken hebben. Ze vertelt Parthonopeus nu dat ze keizerin van Constantinopel is. Als dochter van de keizer heeft ze een uitgebreide universitaire opleiding genoten, en omdat haar vader voorzag dat ze misschien ooit alleen zou moeten regeren, heeft hij haar ook onderwijs laten volgen in de ‘nigromantie’ (zwarte kunst). Nu Parthonopeus echter zijn belofte aan haar heeft verbroken, is ze haar toverkracht kwijt. Hoewel de hofhouding, nu Parthonopeus voor hen niet langer onzichtbaar is, erachter dreigt te komen dat de keizerin een vreemde man in haar slaapkamer heeft, doet Melior niets om Parthonopeus te helpen. Haar zuster, Urake, heeft echter medelijden met hem en smokkelt hem uit het kasteel. Op een schip van Urake ontkomt Parthonopeus naar Frankrijk. In zijn kasteel te Bloys sluit hij zich op in zijn kamer en weigert te eten, omdat hij wil sterven. Maar als de dood niet snel genoeg komt naar zijn zin, besluit hij naar de Ardennen te gaan om zich te laten verslinden door de wilde dieren. In de Ardennen wordt hij, sterk verzwakt door honger en uitputting, door een gelukkig toeval, gevonden door Urake, die hem meeneemt naar haar eiland Salence en hem daar verpleegt tot hij weer gezond is. Zij maakt Parthonopeus wijs dat Melior spijt heeft van haar hardheid, en dat ze Parthonopeus weer terug wil. Meliors raadsheren hebben intussen een toernooi georganiseerd om haar aan een echtgenoot te helpen. Parthonopeus besluit nu om aan het toernooi deel te nemen en op die manier Melior terug te winnen. Parthonopeus slaagt er na een aantal verwikkelingen, waaronder een gevangenschap op het eiland van één van zijn tegenstanders, in om aan het toernooi deel te nemen. Hij doet dat incognito, zodat Melior en de andere toeschouwers niet weten wie hij is. Op de tweede dag van het toernooi wordt Melior door Urake op de hoogte gesteld van zijn identiteit. Parthonopeus heeft haar eerder die dag al aangesproken, maar ze heeft hem niet herkend. Uiteindelijk lukt het Parthonopeus om het toernooi te winnen, hoewel zijn belangrijkste tegenstander, de sultan van Perzië, net zo goed is. Maar omdat Parthonopeus mooier is om te zien dan Sornagur, de sultan, wint hij uiteindelijk de hand van Melior. Er volgt een huwelijk tussen Parthonopeus en Melior, die inmiddels is bijgedraaid, en dolgelukkig is dat ze alsnog met Parthonopeus kan trouwen. Een jaar lang heerst er vrede in het rijk van Parthonopeus en Melior, maar dan wordt het land binnengevallen door de sultan van Perzië. Deze kan niet leven met de uitslag van het toernooi en wil dat Melior alsnog zíjn vrouw wordt. Er volgt een oorlog, die in het voordeel van de sultan lijkt te worden beslist, omdat zijn troepen in de meerderheid zijn. Dan komt er een wapenstilstand, en de sultan | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||
stuurt Lucius, één van zijn vazallen, naar Melior, om haar te vragen of zij zijn vrouw wil worden. Zij antwoordt dat ze dat niet wil, omdat ze van Parthonopeus houdt. Ze stemt echter wel in met een gesprek met de sultan. De volgende dag komt de sultan met zijn mannen naar het paleis van Parthonopeus en Melior, om Melior te ontmoeten. Die heeft echter besloten toch niet naar het gesprek te komen, en ze stuurt Urake om dat aan de sultan te vertellen. De sultan ziet Urake echter voor Melior aan en verklaart haar zijn liefde. Urake speelt het spel mee, en de sultan vertelt haar nogmaals hoeveel hij van haar houdt. Hier eindigt de Middelnederlandse roman.Ga naar eind6. | |||||||||||||||||||||||||
3 Intertekstualiteit in de Oudfranse romanGenrespelIn de Oudfranse Partonopeu de Blois, dat wil zeggen in de roman zonder continuation, speelt zich een subtiel genrespel af. Door dit genrespel heeft de roman een tweeledige structuur. Het verhaal in de roman ontwikkelt zich in eerste instantie langs de lijnen van een ‘lai féerique’ of ‘conte Morganien’ (Harf-Lancner, 1984), waarin een ridder door een fee naar haar wereld wordt gelokt omdat zij hem als minnaar wil. Verhalen van dit type spelen zich af in een ‘feeërieke, van oorsprong Keltische, wereld met vele wonderen, metamorfosen, dolende ridders, betoverde kastelen, mysterieuze wouden, magische bronnen, feeën, monsters, dwergen, reuzen enz’ (Jongen en Verhuyck, 1985, p. 112). De ‘fee Morganienne’ (Harf-Lancner, 1984) bevindt zich vaak op een eiland, maar in ieder geval in een ‘Autre Monde’. De reis naar de ‘Autre Monde’ voert meestal over water. De liefde tussen ridder en fee ontstaat probleemloos en spontaan; de fee maakt de ridder rijk en gelukkig en staat altijd tot zijn beschikking (zonder dat anderen haar kunnen zien), maar de ridder moet beloven dat hij niemand zal vertellen over zijn geliefde. Dan verbreekt de ridder zijn belofte en beseft hij dat hij zijn geliefde heeft verloren en dat het slecht met hem zal aflopen. Als het lijkt alsof er geen hoop meer is voor hem, komt de geliefde terug en redt zij de ridder, waarna ze hem meeneemt naar haar ‘Autre Monde’, aan de overzijde van het water (Jongen en Verhuyck, 1985). Het verhaaltype van de ‘conte Morganien’ past binnen het universele sprookjestype The man on a quest for his lost wife (AT 400),Ga naar eind7. dat in de Middeleeuwen in vele vormen bekend was. In dit type verhaal heeft een sterveling een liefdesrelatie met een bovennatuurlijk wezen zoals een fee of een god. De sterveling verbreekt een belofte die hij aan de geliefde heeft gedaan en raakt de geliefde kwijt. Uiteindelijk wordt de relatie hersteld door toedoen van de bovennatuurlijke geliefde. Tot het type van de ‘conte Morganien’ behoren ook de feeerieke lais van Marie de France. Ook Reynders (2002, p. 60) heeft gewezen op een connectie tussen de Partonopeu de Blois en de het lai-genre. Eén van de fee- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||
ërieke lais, Lanval (ca. 1180), vertoont veel overeenkomst met de Partonopeu de Blois. In deze lai wordt verteld over de getalenteerde, maar verarmde ridder Lanval, die aan het hof van koning Artur leeft. Een fee lokt hem naar zich toe en biedt zich aan als zijn geliefde. Ook zal ze hem alle rijkdommen geven die hij begeert. De enige voorwaarde die ze stelt, is dat hij niemand over haar mag vertellen. Lanval belooft dit en een tijd lang gaat het goed. Maar als hij wordt benaderd door de koningin, die Lanval zelf als minnaar wenst, verbreekt Lanval zijn belofte. Wanneer de koningin hem beschuldigt van homoseksualiteit, omdat hij haar afwijst, antwoordt Lanval dat hij een geliefde heeft van wie de minste dienares nog meer voorstelt dan de koningin. Omdat hij over haar gesproken heeft, komt zijn geliefde nu niet meer naar hem toe. Bovendien wordt Lanval door de koning gevangen gezet, omdat hij de koningin beledigd heeft. Er volgt een proces tegen Lanval, en het lijkt erop dat hij gaat verliezen. Maar dan komt zijn geliefde met een aantal van haar dienaressen naar het Arturhof, en ze overdondert iedereen met haar schoonheid. De koning moet nu toegeven dat het waar is wat Lanval over zijn geliefde gezegd heeft, en spreekt hem vrij. Lanval springt achter op het paard van zijn geliefde, en samen vertrekken ze naar Avalon. De overeenkomst tussen de Partonopeu en de lai van Lanval begint op het moment dat in beide verhalen de liefdesrelatie begint. In de Partonopeu lokt Melior Partonopeu naar zich toe omdat ze een relatie met hem wil. Ook de fee in Lanval wil een relatie met Lanval en doet hem een voorstel: zij zal zijn geliefde zijn en ze geeft hem alles wat hij begeert, mits hij niemand over haar vertelt. Deze voorwaarde voor de relatie lijkt op de voorwaarde die Melior stelt aan Partonopeu: zij zal zijn geliefde zijn en ze geeft hem alles wat hij nodig heeft, als hij twee en een half jaar niet zal proberen om haar te zien. Net als Partonopeu verbreekt Lanval zijn belofte door de machinaties van een vrouw met verkeerde bedoelingen. Net als Partonopeu boet Lanval voor het verbreken van de belofte. Maar na de crisis door de verbroken belofte houdt de overeenkomst tussen de Partonopeu de Blois en de lai van Lanval op. Melior blijkt namelijk geen echte fee te zijn. Ze heeft zwarte magie gestudeerd aan de universiteit, en is haar toverkracht kwijtgeraakt doordat Partonopeu zijn belofte aan haar heeft verbroken. Op het moment van de crisis vertelt Melior dan ook uitgebreid over haar universitaire opleiding. Deze passage is ook in het Middelnederlands overgeleverd: Al dat men doen mach in fisiken
Dies ne woudic niemene wiken.
So wel verstondic ende vernam
Dat ic boven hen allen clam
Die mine meesters te voren waren
Eer ic quam te minen XII jaren.
Doe leerdic van diviniteit
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||
Die noch es dalre meeste wijsheit
Ende d[oude] wet ende van der nieuwer
Ic waens mijn meester noch nes niewer.
Daer na leerdic nigromantie
Experimente ende gokelie.
So goeden sin haddicker toe
Dats niemen so vele ne conste doe.Ga naar eind8.
Nu blijkt hoe Melior aan haar kennis van de toverkunsten is gekomen: aan de universiteit heeft ze natuurkunde (fisiken), waarzeggerij (diviniteit) en zwarte kunst (nigromantie) gestudeerd. Melior wordt ‘ontmaskerd’ op het moment van de crisis in de roman: namelijk wanneer Partonopeu haar beschijnt met de lamp. Het licht van de lamp onthult niet alleen haar schoonheid, maar ook de waarheid over wie ze is. Dit houdt naar mijn mening in dat er sprake is van literaire ironie ten aanzien van het lai-genre. In het lai-genre is er altijd een ‘happy end’ voor de held en de fee. Dankzij de bovennatuurlijke machten van de fee komen held en fee bij elkaar en leven ze een tijd gelukkig samen. Dan volgt er een crisis, die door toedoen van de fee wordt opgelost. Daarna zetten held en fee hun gelukkige samenzijn voort. De regie ligt daarbij in handen van de fee. In de Partonopeu de Blois heeft het scenario van de ‘conte Morganien’ echter tot een crisis geleid, die wordt opgelost op een manier die veel overeenkomst vertoont met de romans van Chrétien de Troyes. Vanaf het moment dat Partonopeu moet vertrekken uit Chief d'Oire krijgt de Partonopeu de Blois het karakter van het tweede deel van een Doppelwegroman van Chrétien de Troyes. De overeenkomst is het grootst met Le Chevalier au Lion (ca. 1180) van Chrétien, ook wel bekend als de Yvain. Reynders (2002, p. 57) heeft ook opgemerkt dat er een verband is tussen deze roman en de Partonopeu. De Chevalier au Lion gaat over Yvain, één van Arturs ridders. Hij heeft een machtige geliefde in een ver land, die hij verworven heeft met de hulp van haar hofdame Lunete. Na een periode van liefdesgeluk verbreekt Yvain een belofte aan zijn geliefde, waardoor hij haar kwijtraakt. Dit is het crisismoment in de roman, waar het tweede deel van de Chevalier au Lion begint. Lange tijd zwerft Yvain, gek van verdriet, verwilderd door het woud. Dat is ironisch, want in het begin van de roman is een andere ridder, Calogrenant, een verwilderde man in het bos tegengekomen, een stierenhoeder, voor wie hij in eerste instantie een beetje bang was, omdat hij niet zeker wist of het wel een mens was. Calogrenant heeft aan het begin van de Chevalier au Lion dit verhaal aan Yvain verteld. Nu is Yvain zelf een verwilderde man in het bos. Hij wordt daar uiteindelijk, meer dood dan levend, gevonden door een jonkvrouw, de dame van Noiroson, die hem verpleegt tot hij er weer bovenop is. Dan gaat hij op herstelqueeste om zijn geliefde terug te winnen. Daarbij doet zich een gelegenheid voor waarbij Yvain vecht voor zijn geliefde, zonder dat zij weet wie hij is. Zelfs | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||
als hij tegen haar spreekt, herkent ze hem niet. Ten slotte weet hij, met de hulp van Lunete, zijn geliefde weer terug te winnen. De gelijkenis tussen Yvain en Partonopeu begint op het moment dat beiden hun belofte aan hun geliefde verbreken, en haar daardoor kwijtraken. Yvain wordt, net als Partonopeu, gek van verdriet en zwerft verwilderd door een woud. Beiden worden gevonden door een behulpzame dame, bij wie ze weer op krachten kunnen komen voordat ze op herstelqueeste gaan. Beiden nemen ze deel aan een gevecht in aanwezigheid van hun geliefde zonder dat zij hen herkent. Beiden richten zij bij deze gelegenheid het woord tot de geliefde zonder dat zij weet wie ze voor zich heeft. En uiteindelijk worden zowel Partonopeu als Yvain met hun geliefde verenigd mede dankzij de inspanningen van een behulpzame dame uit de omgeving van de geliefde. Het begrip ‘herstelqueeste’ is misschien meer van toepassing op Yvain dan op Partonopeu: Yvain redt meerdere mensen in nood en laat bij elke mogelijke gelegenheid zien dat hij een held is. Partonopeu is vooral bezig met zijn eigen herstel en training voor het toernooi. Daar staat tegenover dat hij bij het toernooi zijn deugdzaamheid als ridder meer dan bewijst. Yvain wordt in de Chevalier au Lion bijna vanaf het begin van het verhaal geholpen door Lunete, de hofdame van zijn geliefde. Zij is zelfs degene die hem weer samenbrengt met zijn geliefde. Daarnaast wordt hij, wanneer hij als verwilderde man in het woud heeft rondgedoold, gevonden door de dame van Noiroson, en door haar verzorgd tot hij weer gezond en beschaafd is. De rol van deze twee dames vertoont overeenkomst met de rol van Urraque in de Partonopeu. Bruckner (1987) betoogt dat de rol van Urraque in de Partonopeu een combinatie is van de rol van Lunete en de rol van de dame van Noroison in Le Chevalier au Lion. Zij wijst erop dat de vrouwelijke helper, typerend voor de romans van Chrétien de Troyes, in de Partonopeu in één persoon is geconcentreerd (p. 228-229). Ook gaat Bruckner in op het motief van de verwilderde man in het woud: zij ziet een grote overeenkomst tussen wat er over Partonopeu wordt gezegd als Urraque hem vindt en het gesprek tussen de stierenhoeder en Calogrenant in het eerste gedeelte van de Yvain. Wanneer Calogrenant de stierenhoeder ontmoet, wordt eerst uitvoerig diens lelijkheid beschreven. De stierenhoeder zegt niets en daarom begint Calogrenant het gesprek: ‘“Va, car me di / se tu es boene chose ou non”. Et il me dist qu' il ert uns hom’,Ga naar eind9. meldt Calogrenant daarna aan zijn publiek. Daarop vraagt de stierenhoeder aan Calogrenant wat voor soort mens híj is. Chrétien refereert hier op ironische wijze aan de vraag wat bepaalt of iemand een mens of een dier is, een vraag die zich vooral voordoet bij de ontmoeting met een wildeman zoals de stierenhoeder. Later zal, zoals gezegd, ook Yvain als een wildeman door het woud dwalen. Dezelfde elementen vinden we in de Partonopeu als Urraque Partonopeu vindt in de Ardennen. Er is een woud vol wilde beesten, die door iemand getemd kunnen worden (in Yvain de stierenhoeder, in de Partonopeu de zeeman | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||
Maruc, met wie Urraque in het woud is), er is een wildeman, van wie de angstige toeschouwer niet zeker weet of het een mens is. Wanneer Urraque iets ontdekt in het woud, nadert ze het voorzichtig: wat is het dat ze daar ziet? ‘Un hom est’,Ga naar eind10. meent Urraque. Daarna wordt de verwilderde staat van Partonopeu uitgebreid beschreven. Volgens Bruckner wijzen al deze overeenkomsten met de passage over de stierenhoeder in de Yvain en de bijna woordelijke herhaling van wat Calogrenant zegt, erop dat de dichter van de Partonopeu hier expliciet naar de Yvain verwijst. De dichter heeft twee wildemannen, de stierenhoeder en Yvain, verenigd in Partonopeu. Bruckner: By concentrating in a single scene the separate episodes and figures of Chrétien's romance, the Partonopeu author makes more explicit the thematic links that tie together the vilain and Yvain in his love-maddened, wild state: each in his own way asks us to consider the problematic relationship between nature and civilization (1987, p. 230). Volgens Bruckner doet de auteur van de Partonopeu met deze verwijzing drie dingen: hij vraagt het publiek om het spel van intertextualiteit mee te spelen, geeft aan dat hij wil dat zijn roman gelezen wordt als een roman van Chrétien, en laat zien dat hij in staat is datgene wat al gezegd is op een nieuwe manier te zeggen (p. 230). Samenvattend kan worden gezegd dat het eerste deel van de Partonopeu de Blois verloopt volgens het schema van de ‘conte Morganien’ en dat de roman na de crisis, wanneer Partonopeu Melior heeft beschenen met de lamp, verloopt volgens het schema van het tweede deel van een Doppelwegroman van Chrétien de Troyes, met name het tweede gedeelte van Le Chevalier au Lion. Dit levert een tweedeling op in de oorspronkelijke roman, die ontstaat door intertekstuele verbindingen met twee genres: het lai-genre en het romangenre. De dichter vermengt bewust deze twee genres met elkaar als vorm van literair spel. Het is mogelijk dat de auteur van de Partonopeu de Blois met dit genrespel de liefdesconceptie van de lais van Marie de France wilde afwijzen ten gunste van de liefdesconceptie in de romans van Chrétien de Troyes. Marie de France pleit in haar lais als het ware voor het verwerpen van de amour-chevalerie-ideologie en voor een meer a-sociale vorm van liefde, waarbij de ridder zich afwendt van de hofwereld en niet meer zo bezig is met het ideaal van chevalerie. Bij Chrétien de Troyes is het ideaal dat de held evenwicht brengt tussen de wereld van de amour en de wereld van de chevalerie. De liefde dient als middel ter volbrenging van een ridderlijke aventure en is niet het enige doel waar het individu naar streeft; zij voert de held naar een hogere bestemming. In het tweede deel van de Partonopeu de Blois voert de liefde ook Partonopeu naar een hogere maatschappelijke bestemming: zijn volwassenwording als ridder en het keizerschap van Constantinopel. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||
Gender-optiekIn een feeërieke lai van Marie de France als Lanval ligt het initiatief voor de liefdesrelatie en het handelingsverloop vooral bij de vrouwelijke hoofdpersoon, terwijl dit in de romans van Chrétien niet het geval is. In de Partonopeu de Blois ligt in het eerste deel van de roman het initiatief volledig bij Melior, terwijl ze in het tweede deel geen invloed meer kan uitoefenen op de gebeurtenissen en van Partonopeu afhankelijk is voor het volbrengen van de hereniging. Melior evolueert, of beter gezegd, degradeert, in de Partonopeu de Blois van een actieve fee zoals die voorkomt in het lai-genre tot een passieve heldin zoals in de romans van Chrétien de Troyes. Tegen het einde van de oorspronkelijke roman, tijdens de tweede toernooidag, beklaagt Melior zich over haar passieve rol. De tekst in de Middelnederlandse Parthonopeus is hier gelijk aan de tekst in de Oudfranse Partonopeu: ‘Nu heves die man vele te voren
Voor [de] vrouwe die minne draghet.
(...)
Die mans segghen al haren wille
Ende wi moeten zwighen stille
Ende decken den bant die ons bint’.Ga naar eind11.
Melior klaagt dat een vrouw, wanneer zij iemand bemint, dat niet mag laten merken, en maar moet hopen dat haar geliefde toenadering zoekt. Wanneer een man iemand bemint, kan hij echter gewoon het initiatief nemen en met de dame in kwestie gaan praten, in de hoop dat zij zijn liefde beantwoordt. Melior vindt het maar oneerlijk verdeeld. Deze klacht doet ironisch aan, omdat in het eerste deel van de roman Melior zelf juist degene was die op nogal dwingende wijze het initiatief nam tot de relatie met Partonopeu. Bruckner (1993) heeft het genrespel in de Partonopeu de Blois een spel tussen ‘gender and genre’ genoemd. De intertekstuele verwijzingen en de vermenging van genres lijken inderdaad tot doel te hebben de gebruikelijke rolverdeling tussen man en vrouw in twijfel te trekken. Daarbij speelt het thema schoonheid een belangrijke rol. De belangrijkste reden waarom Melior Partonopeu uitkiest als toekomstige echtgenoot, is dat hij heel erg mooi is. Schoonheid werd volgens Bruckner (1993) gezien als het bewijs dat iemand van goede afkomst was. Dit is wat betreft Partonopeu zeker het geval, aangezien hij afstamt van de Trojaanse koningen, zoals blijkt uit de proloog van de Partonopeu. Deze schoonheid was dan meteen een garantie dat iemand in staat was een edele ridder te zijn. Maar omdat Partonopeu nog zo jong is als Melior hem naar zich toe lokt, heeft hij nog niet kunnen bewijzen dat hij een edele ridder is. Na de breuk tussen de geliefden begint Partonopeu aan een soort initiatieweg, waarbij hij zich ontwikkelt tot een dappere ridder, die zich in het toernooi weet te handhaven en wordt uitge- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||
kozen als finalist. Opvallend genoeg is het uiteindelijk toch zijn schoonheid die de jury doet besluiten dat híj met Melior zal trouwen, en niet de sultan. Dit doet denken aan Chrétiens Erec et Enide, waar de schoonheid van Enide ten opzichte van de schoonheid van andere vrouwen een vergelijkbare rol speelt. Eigenlijk krijgt Partonopeu in deze laatste episode van de roman toch weer een vrouwelijke rol toebedeeld. Aan het eind van de roman lijkt er zo plotseling toch nog sprake van literaire ironie ten opzichte van het romangenre. Melior krijgt in de roman vaak de actieve rol toebedeeld, die in de middeleeuwse literatuur meestal was weggelegd voor mannen. In het eerste deel van de roman wordt dit gerechtvaardigd door het feit dat ze een fee lijkt, een bovennatuurlijk wezen met macht over stervelingen, en dus ook over haar geliefde. Maar Bruckner (1993) wijst erop dat Melior ook in haar dagelijks leven een mannelijke rol heeft. Ze is keizerin van Constantinopel en heeft daarom ook een hoge opleiding genoten. Na de breuk met Partonopeu komt hierin volgens Bruckner niet veel verandering, want Melior blijft keizerin. Er wordt mijns inziens echter in het tweede deel van de roman veel aandacht besteed aan de macht van de raadsheren van Melior, zodat duidelijk wordt dat Melior zonder hun goedkeuring niet zo veel kan bereiken. En als Melior met Partonopeu trouwt, wordt hij keizer en vanaf dat moment zal ze haar macht met hem moeten delen. Bruckner (1993) merkt terecht op dat de roman niet zozeer pleit voor een rolverdeling waarbij de man alle macht in handen heeft, maar voor een meer gelijke verdeling van macht tussen man en vrouw. | |||||||||||||||||||||||||
4 Intertekstualiteit in de Middelnederlandse romanIn de Partonopeu de Blois speelt zich zo een literair spel af, dat door de dichter bewust gecreëerd is. Het lijkt erop dat de liefdesconceptie van Marie de France wordt afgewezen ten gunste van de amour-chevalerie-ideologie in de romans van Chrétien de Troyes, hoewel er aan het eind van de roman toch sprake is van enige literaire ironie ten aanzien van het romangenre. Wat er vooral gebeurt in de Partonopeu, is dat de traditionele rolverdeling tussen man en vrouw en de bijbehorende machtsverhouding in twijfel worden getrokken. De vraag is nu of dit genrespel ook terug te vinden is in de Middelnederlandse Parthonopeus van Bloys, en als dat zo is, of de Middelnederlandse bewerker het bewust heeft overgenomen. In dat geval is het mogelijk dat hij het eens was met de visie die door het genrespel wordt uitgedragen, en dat hij deze visie wilde overbrengen op zijn publiek. Dit zou voor hem zelfs een reden geweest kunnen zijn om juist de Partonopeu de Blois te bewerken. We weten dat de bewerker zijn Oudfranse voorbeeld vrij nauwkeurig heeft nagevolgd. Dit is gebleken uit de dissertatie van Reynders (2002). De plaatsen waar de Middelnederlandse bewerker zich enige vrijheid heeft veroorloofd, zijn de gedeelten waar hij iets uitlegt en de passages waar hij de verhaalstof enigszins | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||
heeft aangepast aan de sympathieën van zijn publiek en eventueel zijn opdrachtgevers (Reynders, 2002). De wijzigingen bevinden zich vooral in de talrijke vertellersinterventies in de roman. Wat betreft de eigenlijke inhoud van de roman, het verhaal van Parthonopeus en Melior, kunnen we vaststellen dat de Middelnederlandse bewerker geen wijzigingen heeft aangebracht. Een uitzondering hierop is het slot van de roman; verderop in dit artikel kom ik daar nog op terug. Het blijkt dat de formuleringen in de Middelnederlandse tekst vaak sterk lijken op die in de Oudfranse tekst. Zo ziet de passage waarin Urake Parthonopeus in het bos vindt, die ik zojuist besproken heb, er in het Middelnederlands in vergelijking met het Oudfrans als volgt uit:
Bovenstaande passage is in de Oudfranse roman bedoeld als intertekstueel signaal, waarmee een verband wordt gelegd met Chrétiens Chevalier au Lion. We zien in de Middelnederlandse roman praktisch dezelfde formulering. Moeten we deze passage daarom ook in de Middelnederlandse roman als een intertekstueel signaal opvatten? Dat signaal zou dan bedoeld zijn geweest voor het Middelnederlandse publiek. Het is de vraag of het de bedoeling van de bewerker is geweest om dit aan zijn publiek over te brengen. Hij had namelijk te maken met een heel andere receptiesituatie dan de Oudfranse dichter: rond 1260 was het lai-genre in de Nederlanden veel minder bekend dan in Frankrijk rond 1180 en werd er ook anders aangekeken tegen het romangenre. Daarnaast heeft de Middelnederlandse bewerker de oorspronkelijke roman en de continuation als één geheel vertaald. Zoals ik hiervoor heb uiteengezet, bevindt het genrespel zich in de oorspronkelijke roman. Er komt weliswaar in de continuation, die begint wanneer de sultan van Perzië na het huwelijk van Partonopeu en Melior het land van Melior binnenvalt, geen wezenlijke verandering in de rollen van Melior en Parthonopeus, maar, zoals ook Bruckner (1993) opmerkt, de continuation gaat meer over de oorlog met de sultan dan over Parthonopeus en Melior. De continuation, die in de langst bekende versie maar liefst 3937 verzen omvat (terwijl de oorspronkelijke roman 10.656 verzen telt) ondermijnt eigenlijk het genrespel door de gebeurtenissen na het ‘happy end’ van de oorspronkelijke roman verder uit te spinnen en een nieuw conflict te introduceren. Het verhaal van de oorspronkelijke roman en de continuation samen heeft een andere structuur dan het verhaal van alleen de oorspronkelijke roman, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||
waarin het genrespel, met de daarbij behorende tweedeling, zich bevindt. Bovendien blijkt, zoals ik verderop in deze paragraaf zal uitleggen, dat de Middelnederlandse bewerker aan de continuation een nieuw slot heeft toegevoegd. Door de toevoeging van dit slot krijgt het geheel weer een andere structuur. Ik ben daarom van mening dat het niet de intentie van de Middelnederlandse bewerker is geweest om het genrespel en de bijbehorende intertekstuele verwijzingen aan zijn publiek over te brengen. Het genrespel is weliswaar goed uit de Middelnederlandse tekst te destilleren, maar de mogelijkheid bestaat dat dat alleen zo is omdat de Middelnederlandse bewerker de Oudfranse tekst nauwkeurig heeft nagevolgd. En zelfs als hij het genrespel wel heeft herkend, is het de vraag of het zijn bedoeling was om het aan zijn publiek over te brengen, omdat hij met een hele andere receptiesituatie te maken had dan de dichter van de Partonopeu de Blois, en oorspronkelijke roman en continuation als één geheel heeft vertaald, met toevoeging van een nieuw slot. | |||||||||||||||||||||||||
Een nieuw slotDe Middelnederlandse Parthonopeus heeft een slot dat verder doorloopt dan enig slot van de bekende Oudfranse of anderstalige manuscripten. Dit slot, dat 1009 verzen bestrijkt, is in het Middelnederlands bewaard gebleven in slechts één handschrift,Ga naar eind14. maar het is zeer waarschijnlijk dat de andere Middelnederlandse handschriften hetzelfde slot hebben gehad, omdat alle overgeleverde manuscripten redacties zijn van dezelfde versie van de roman. Het nieuwe slot begint tijdens het gesprek waarin Lucius, de vazal van de sultan, Melior tracht over te halen om Parthonopeus te verlaten voor de sultan. Tijdens het begin van dit gesprek, dat in het Oudfrans kort duurt, komt de inhoud van de Middelnederlandse roman nog overeen met die van de langst bekende Oudfranse continuation. In de Oudfranse tekst keert Lucius, die daar Lucion heet, na een kort gesprek terug naar de sultan, die het hopeloze van de situatie inziet en naar huis gaat. In de Middelnederlandse roman duurt het gesprek tussen Melior en Lucius echter veel langer, en de gebeurtenissen erna nemen een andere wending. Lucius vertelt de sultan bij terugkomst in het kamp dat Melior hem wil ontmoeten. De sultan weet vervolgens met een list zijn krijgsraad zover te krijgen dat ze instemmen met een wapenstilstand en vredesonderhandelingen. Dan vertrekken de sultan en zijn mannen naar Chiefdore, waar ze vriendelijk ontvangen worden door Parthonopeus. Deze merkt echter dat de sultan zich niet op zijn gemak voelt, en hij stelt voor dat de sultan met enkele van zijn mannen de middag zal doorbrengen in het gezelschap van de vrouwen aan het hof van Chiefdore. De sultan stemt hier onmiddellijk mee in, omdat hij denkt Melior te gaan ontmoeten. Wanneer hij en zijn mannen in de vrouwenvertrekken zijn, komen de vrouwen twee aan twee binnen. Urake en haar nichtje Persijs komen als laat- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||
ste binnen. Urake wil de sultan meedelen dat Melior onwel is en niet zal komen, maar hij ziet haar voor Melior aan en begint zijn liefde voor haar te uiten. Urake speelt het spel mee en er ontspint zich een komische scene tussen de twee, die ermee eindigt dat de sultan flauwvalt. Urake legt hem naast zich op een bed, en wanneer hij bijkomt, vraagt ze hem onschuldig of hij in slaap was gevallen. Hij weet niet wat er gebeurd is en uit nogmaals zijn liefde voor haar. De Middelnederlandse bewerking eindigt met de volgende woorden: Hier indet in walsche vondics meere
Ic dichtet in mijns lieves eere
Diet mi wel verghelden sal.
God geve haer ere ende goet gheval
Ende na dit leven hemelrike
Ende mi met hare al die ghelike.Ga naar eind15.
Een aantal onderzoekers (Van Berkum 1897, Uri 1962-1963) heeft op grond van deze woorden aangenomen dat de Middelnederlandse bewerker als legger een Oudfrans manuscript heeft gebruikt dat verder doorliep dan de Oudfranse manuscripten die nu aan ons bekend zijn. Hij zou dit slot dan eenvoudigweg hebben overgenomen uit het Oudfrans. Het lijkt mij dat deze passage dat niet bewijst, omdat een dergelijke afsluiting ook wel gebruikt werd voor romans die bijna zeker geen bewerking of vertaling van een Oudfranse roman zijn. Sneyders de Vogel (1905) veronderstelt dat de Middelnederlandse dichter een niet overgeleverd Oudfrans manuscript als voorbeeldtekst heeft gebruikt dat dicht lag bij het Oudfranse manuscript T, het manuscript met de langst bekende continuation. Ook meent hij dat de continuation nooit voltooid is, en dat de laatste verzen van handschrift T, waarin de geschiedenis snel ‘afgeraffeld’ wordt, later zijn toegevoegd. Dat zou betekenen dat deze versie oorspronkelijk eindigde tijdens het begin van het gesprek tussen Melior en Lucion; het punt van waaraf de Middelnederlandse roman uniek is. Dit zou kunnen verklaren dat, hoewel er vele Oudfranse en anderstalige versies van de roman bekend zijn, behalve handschrift A (het enige Oudfranse handschrift zonder continuation) geen enkel handschrift een slot heeft. De enige uitzonderingen hierop zijn het Oudfranse handschrift T en de Middelnederlandse bewerking. Deze omstandigheden lijken erop te wijzen dat het slot van de Parthonopeus van Bloys het originele werk van de Middelnederlandse bewerker is. Eén van de onderzoekers die ook deze mening zijn toegedaan, was Heeroma. Volgens Heeroma (1958-1959) is de dichter van de Parthonopeus van Bloys beïnvloed door Segher Diengotgaf. Het slot van de Parthonopeus zou op komische wijze refereren aan enkele passages uit het eerste deel van Seghers Trojeroman, Tprieel van Troyen. Dit wordt ook naar voren gebracht in de dissertatie van Reynders (2002). De sultan wordt in het laatste gedeelte van de roman voorgesteld als een malloot. Er is in de slotpassage inderdaad niets meer over | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||
van de stoere sultan die het toernooi bijna gewonnen had en daarna woedend was dat Melior met Parthonopeus trouwde. In de slotscène wordt de sultan bedwelmd door de schoonheid van Urake, die hij voor Melior aanziet. Hij vergiet vele tranen voordat hij flauwvalt: Met dien neech hi hare tehant
Ende bleef also in haren scoot.
Die trane die hi ute goot
Dat [bet] bedauwde[n] altemale.
Dat merkese al gader wale.
Si sach heme sine lippe roeren
Maer sine conste niet ghehoeren
Van hem waert no waerdekijn.
(..............................................)
Met dien viel hi [al] sonder hoede
In onmacht ende neven hare.Ga naar eind16.
Volgens Heeroma verwijst het gedrag van de sultan hier naar de rol van Pollidamas in Tprieel van Troyen (circa 1240). In dit eerste deel van de Trojeroman van Segher Diengotgaf, dat zich in het derde jaar van de belegering van Troje afspeelt, zien we drie gesprekken tussen hoofse dames en hun bewonderaars. Eén van deze gesprekken is dat tussen Helena en Pollidamas. Pollidamas is al lange tijd hevig verliefd op Helena en zijn liefde heeft hem al geïnspireerd tot vele heldendaden. Nu hij eindelijk met haar alleen is, wil hij haar zijn liefde verklaren, maar hij durft niet goed. Hij stamelt en zucht, zodat het Helena wel duidelijk wordt dat hij in de ban van de liefde is, maar ze weet niet op wie hij verliefd is: Polidamas sat ende Helene
by hem. Syn vaer en was niet clene
te proeven so hoghe sake.
Die Mynne riet hem dat hy sprake
syn hert riet hem dat hy duchte.
Mittien bevede hi ende suchte
ende scloech syn hoeft in deerde neder
ende als hy was vercomen weder
sach hy vervaerlicke op haer
so dat sy wel wert ghewaer
in alles dat sy in hem bekinde
dat hy sonder twyvel mynde
mer sy en wiste niet wel wien.Ga naar eind17.
In de slotscène van de Parthonopeus van Bloys zien we een vergelijkbare situatie: de sultan is verliefd geworden op Urake, die hij voor Melior aanziet, en dat is duidelijk aan hem te zien. Urake is zich er echter wel degelijk bewust van dat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||
zijn liefde voor haar bestemd is. Wanneer de sultan weer is bijgekomen van zijn flauwte, zegt ze tegen hem: ‘Here’ seit si ‘ic bekinne
Ane u dat ghi gerechte minne
Draghet maer ic en weet te wien’.Ga naar eind18.
Zoals Heeroma (1958-1959) heeft opgemerkt, is er een bijna woordelijke overeenkomst tussen deze beide passages. Zo'n overeenkomst is er ook tussen twee andere gedeelten. Even voordat Urake de sultan meedeelt dat ze niet weet op wie hij verliefd is, heeft ze hem, toen hij bijkwam van zijn flauwte, gevraagd of hij in slaap was gevallen: Doe gheviel bi enen kere
Dat hi so suchtende ontspranc
Dat ment hoorde eer iet lanc
Sat hi rechte op die stat
Daer hi eer lach. Twi daetstu dat
Dulle soudaen dulle ries?
Twi stons du op in dijn verlies?
Met dien sprac si ‘ne sliepedi nu?’
‘Ine weet maer ic gheloves u
Sint dat ghijt seght het mach wel sijn’.
Si droghede hem sijn aenscijn.Ga naar eind19.
Wanneer in Tprieel van Troyen Pollidamas eindelijk de moed bijeen geraapt heeft om zijn liefde aan Helena te verklaren, zorgt zij op geraffineerde wijze dat zij deze liefdesverklaring als niet uitgesproken kan beschouwen. Ze doet alsof Pollidamas in slaap was gevallen en in zijn slaap dingen tegen haar heeft gezegd die hij anders niet zou uiten. Hij kan niets anders doen dan meegaan in dit hoofse spel van Helena, en zegt daarom dat hij, als zij het zegt, inderdaad wel in slaap zal zijn gevallen: (Pollidamas:)
‘Hoert hier alle myn misdade:
ic myn u voer alle die leven.
Nummermeer en moet Got gheven
my ander herte noch anderen syn
ist myn verlies ist myn ghewyn’.
Dat woert nam al sulcke einde
dat Helena wel bekende
dat hem dat in emste was.
‘Ontwaect’ seid sy ‘Polidamas
ende hoert hoe dese voghel singhen.
Scliep ic, ic waende daerby ontspringhen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||
Waect ende sclaept te nacht ghenoech’.
‘Vrouwe’ seid hy ‘groot onghevoech
daed hy die scliep ende by u sate.
Dat onghemac ende die onmate
ghescieden voer’. ‘Jae ende seidy
al sclapende dat ghy my
wel node soude segghen wakende?
Daer waer vernoy af nakende’.
‘Scliep ick? ‘Jae ghy’. ‘Deedy of en deedy
synt dat ghyt segt ic liets my.
Misseide ic dan al sclapende yet?’
‘Jae ghy, mer ghy en wistet nyet’.Ga naar eind20.
Deze twee bijna woordelijke overeenkomsten tussen passages in de Parthonopeus van Bloys en Tprieel van Troyen duiden erop dat de bewerker van de Parthonopeus waarschijnlijk heeft ontleend aan de roman van Segher Diengotgaf. Ook Reynders (2002, p. 375) en Janssens en Jongen (2001, p. 18) hebben geconcludeerd dat Heeroma het bij het rechte eind had met deze veronderstelling. Maar gaat het ook om een intertekstuele verwijzing? Volgens Reynders (2002) zijn er drie redenen waarom de Middelnederlandse bewerker dit slot heeft geschreven. De eerste reden is om de tegenstelling tussen christenen en heidenen meer gewicht te geven in vergelijking met de Oudfranse roman: doordat de sultan zich bekeert tot het Christendom, vindt deze tegenstelling een oplossing. In feite zegt de sultan dat de god van Urake wel de hoogste van alle goden moet zijn, omdat hij haar gemaakt heeft. Daarom beseft de sultan nu dat de god van Urake de enige god is. Dit kan inderdaad heel goed worden opgevat als een bekering. De tweede reden is om alle personages nog eens in beeld te brengen en zo de roman enigszins af te ronden. Inderdaad treden Melior en Urake in het slot van de Middelnederlandse roman nog eens uitgebreid op, terwijl ze in de rest van de continuation nauwelijks meer een rol spelen. Ook worden alle leenmannen van Parthonopeus nog eens genoemd bij de aankomst van de sultan in Chiefdore. De derde reden is om het motief van de list, dat in de hele roman een belangrijke rol speelt, nog eens te benadrukken. Urake lost hier immers op listige wijze het conflict op waar de continuation om draait. Daarnaast meent Reynders dat het slot van de Parthonopeus een intertekstuele verwijzing naar Tprieel van Troyen inhoudt. Zij is van mening dat het publiek hier door de bewerker wordt uitgenodigd om Urake te vergelijken met Helena. Urake is volgens Reynders net zo verfijnd en behendig als Helena, maar ze gedraagt zich menselijker. Melior lijkt eigenlijk meer op Helena, ‘statisch en ietwat hautain’ (Reynders, 2002, p. 387). Reynders betoogt dat zowel Melior als Urake de hoofse code beheersen en respecteren, maar dat Urake zich binnen deze code soepeler weet te bewegen dan Melior en zich er niet door laat belemmeren, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||
terwijl Melior dat wel doet. Door het gedrag van Urake af te zetten tegen het hoofs-exemplarische gedrag van Helena in Tprieel van Troyen, wordt het pragmatische optreden van Urake benadrukt (Reynders, 2002, p. 390). Ook ik ben van mening dat er een intertekstuele relatie is tussen de Parthonopeus van Bloys en de Trojeroman van Segher Diengotgaf. Mijns inziens is het hoofs-exemplarische karakter van Tprieel van Troyen zeker een belangrijke reden waarom de Middelnederlandse bewerker van de Parthonopeus naar Tprieel verwijst. Volgens Janssens en Jongen (2001, p. 14-15) is het Troje van Segher Diengotgaf het toppunt van hoofse beschaving. De gesprekken en de liefdesmonoloog in de prieelscène vormen hierbij ‘het summum van hoofsheid [...] waar spreken en denken een dermate hoge graad van bezonnenheid bereiken dat zij getuigenis afleggen van het typisch hoofse, bovenindividuele gedrag’ (Janssens en Jongen, 2001, p. 15). Zoals ook Reynders heeft opgemerkt, is het hof in de Oudfranse Partonopeu en ook het hof in de Middelnederlandse Parthonopeus in mindere mate een voorbeeld van een dergelijke hoofs-exemplarische omgeving. Reynders: ‘De Partonopeu - en de Parthonopeus volgt hem daarin - laat het volle licht vallen op het hof als toneel van intriges, op een hofgemeenschap die bestaat uit individuen die hun eigenbelang nastreven’ (Reynders, 2002, p. 390). Zowel in de prieelscène van het eerste deel van Seghers Trojeroman als in de slotscène van de Parthonopeus van Bloys hebben de vrouwen door een listige manier van hoofs manoeuvreren de regie in handen. Het belangrijkste verschil tussen Helena en Urake is naar mijn mening dat Helena op een subtiel-hoofse wijze Pollidamas afwijst, terwijl Urake de liefde van de sultan juist aanwakkert. Helena wijst Pollidamas af in het belang van de hofgemeenschap: in een oorlog die begonnen is om haar relatie met Paris, is het niet gewenst dat zij een verhouding met een ander begint. Maar ook Urake handelt in het belang van de gemeenschap: nu de sultan verliefd op haar geworden is, is er geen reden meer voor oorlog. Op de rol van Urake zal ik in de volgende paragraaf uitgebreider terugkomen. Ik zie nog een reden waarom de Middelnederlandse bewerker naar de Trojeroman van Segher zou kunnen verwijzen. Het verhaal van de Oudfranse Partonopeu begint met een proloog over de Trojaanse oorlog en Partonopeu's afstamming van de Trojaanse koningen, en het is goed mogelijk dat ook de Middelnederlandse Parthonopeus met een dergelijke proloog begon. De bewerker zou met de verwijzing naar Tprieel van Troyen in de slotscène een contrast kunnen aangeven tussen het hoofs-exemplarische Troje waaruit Parthonopeus is voortgekomen en het hof waar Parthonopeus nu keizer is, dat wordt bevolkt door individueel ingestelde personen die vooral hun eigenbelang nastreven. Urake vormt hierop een uitzondering: zij handelt steeds in het belang van de gemeenschap. Maar het contrast tussen de hoofse prieelscène tussen Helena en Pollidamas enerzijds en de scène tussen Urake en de sultan anderzijds benadrukt | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||
mijns inziens toch vooral het komische karakter van het slot van de Parthonopeus van Bloys. Het is ironisch dat het juist met de inwoners van het hoofse Troje slecht afloopt, terwijl er voor de personages in de Parthonopeus een ‘happy end’ lijkt te zijn weggelegd. Net zoals Urake met Helena vergeleken kan worden, kan de sultan vergeleken worden met Pollidamas. Zowel de sultan als Pollidamas beminnen een getrouwde vrouw. Maar waar Pollidamas zijn liefde aan Helena verklaart zonder twijfel of hij de juiste vrouw voor zich heeft, uit de sultan zijn liefde tegen de verkeerde persoon. Hij meent dat hij Melior voor zich heeft, terwijl hij in werkelijkheid met haar zuster te maken heeft. Dit draagt bij aan het belachelijk maken van de sultan. In feite wordt hij, net als Pollidamas, afgewezen: Melior heeft immers aan Lucius duidelijk gemaakt dat ze niets in de sultan ziet en van Parthonopeus houdt. Dat Melior ook nog eens niet voldoet aan de afspraak dat ze de sultan zal ontmoeten, is een extra zware afwijzing. Maar omdat de sultan per ongeluk zijn liefde verklaart aan Urake, die deze liefde ook lijkt te beantwoorden, komt plotseling alles toch nog goed. Zo biedt het zelfgeschreven slot van de Middelnederlandse bewerker een komisch-humoristische oplossing voor de problemen in de continuation. | |||||||||||||||||||||||||
Urake als ‘Female Clerk’Sommige onderzoekers (Van Berkum 1897, Uyttersprot 1992) vinden dat het slot van de Parthonopeus onduidelijk is en veel verhaaldraden ‘onafgehecht’ laat. Naar mijn mening heeft de Middelnederlandse bewerker wel degelijk een bevredigend slot gecreëerd. Het probleem dat aan de orde is in de continuation, is dat de sultan het niet eens is met de uitslag van het toernooi. Hij is na het toernooi naar zijn eigen land vertrokken, maar is teruggekomen om oorlog te voeren met Parthonopeus, met als doel om Melior mee naar huis te nemen. Nu de sultan in het slot van de roman verliefd is geworden op Urake, is het probleem opgelost: hij hoeft nu niet meer om Melior te vechten. Bovendien zijn de vredesbesprekingen tussen zijn mannen en Parthonopeus al begonnen. Ten slotte bekeert de sultan zich aan het eind van de roman ook nog tot het Christendom. Het is waar dat de roman niet vertelt hoe het met Parthonopeus en Melior verder gaat, maar nu de sultan hen niet meer lastig valt, hebben zij eigenlijk geen problemen meer en kunnen ze hun gelukkige leven samen voortzetten. Eigenlijk maakt het optreden van Urake dus een eind aan de roman. In dat opzicht vertoont zij overeenkomst met Lunete in de Chevalier au Lion van Chrétien de Troyes. Armstrong (1988) heeft erop gewezen dat Lunete in het slot van de Chevalier au Lion een belangrijke rol speelt bij het oplossen van de crisis in de roman. In paragraaf 3 heb ik al uiteengezet dat Urraque in de Oudfranse Partonopeu de Blois overeenkomsten vertoont met Lunete in de Chevalier au Lion: beiden weten door | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||
middel van een list de held en heldin na een breuk weer bij elkaar te brengen. Armstrong betoogt nu, dat Lunete, net als overigens Enide in Chrétiens Erec et Enide, een rol vervult die nauw verwant is aan de rol van de verteller. Over Enide zegt Armstrong: ‘Enide's verbal activity within the narrative, in fact, duplicates the storytelling function of Chrétien's clerkly narrator’ (1988, p. 37). Ze bedoelt hiermee dat Enide met haar woorden grote invloed uitoefent op het verloop van het verhaal en op de ontwikkeling van Erec als ridder, precies zoals de verteller doet. Maar waar Enide nog moet groeien in haar rol, heeft Lunete al vanaf het begin van de Chevalier au Lion macht over de personages om haar heen door haar slimme gebruik van woorden. Veel meer dan Enide is Lunete iemand die gebruik maakt van listen om bepaalde gebeurtenissen te regisseren. Hierin vertoont Urake grote overeenkomst met Lunete. Armstrong noemt Enide en Lunete ‘Female Clerks’, vanwege de overeenkomst tussen deze personages en de ‘clerkly narrator’ (p. 37). Naar mijn mening kan ook Urake in het slot van de Middelnederlandse Parthonopeus van Bloys als ‘Female Clerk’ getypeerd worden. Net als Lunete heeft Urake een bepaalde vastberadenheid en een pragmatische instelling, waardoor ze snel op gebeurtenissen kan reageren, zodat ze de situatie naar haar hand kan zetten. Armstrong (p. 40) spreekt met betrekking tot Lunete van een ‘coolheadedness and selfmastery that enable her to control events rather than to be controlled by them’. Deze houding lijkt ook bij Urake aanwezig op het moment dat ze beseft dat de sultan haar voor Melior aanziet: Si verstont dat hi van hare
Waende dat si Melior ware.
Ooc waendens alle dandre wel.
Si loeghes ende hads groot spel.
Si sat in bronc die scone Urake.Ga naar eind21.
Urake merkt dat de sultan haar aanziet voor haar zuster, Melior. Ze moet er in stilte om lachen, maar laat niets merken: in plaats van de sultan in te lichten over zijn vergissing, laat Urake hem in de waan dat ze Melior is. Dan wordt zij ook verliefd op hem. Daarna weet ze de sultan in zo'n positie te manoeuvreren dat hij haar zijn liefde wel moet bekennen, waarmee ze, zoals gezegd, het conflict van de continuation oplost en de roman tot een goed einde brengt. Armstrong typeert de rol van Lunete in de Chevalier au Lion als volgt. ‘Lunete, who, by wit and verbal skill, succesfully stage-manages the marriage of initially irreconcilable enemies, is very much like the clerkly narrator who, by his verbal art, plays with the fictional careers of the characters into whom he has breathed life’ (1988, p. 43). Net als Urake lijkt Lunete plezier te hebben in haar regisserende rol. Ten slotte is het Lunete die in de Chevalier au Lion met een list het verhaal tot een goed einde brengt: ‘Lunete [...] is back at her gloriously manipulative tricks at the romance's end’ (Armstrong, 1988, p. 45). Volgens Arm- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||
strong ontstaat er door het optreden van een personage als Lunete een samenwerking tussen de verteller en de ‘Female Clerk’. De ‘Female Clerk’ speelt daarin een belangrijke rol bij het regisseren van de acties van de hoofdpersonages, en in het geval van de Yvain speelt ze ook een belangrijke rol bij het tot een goed einde brengen van de roman. Dit alles kan met evenveel geldigheid gezegd worden over Urake in het slot van de Parthonopeus van Bloys. De rol van Urake hier kan daarom gezien worden als die van ‘Female Clerk’. Urake blijkt zodoende in het slot van de Middelnederlandse Parthonopeus op te treden als een soort ‘alter ego’ van de verteller, om als ‘Female Clerk’ het verhaal van de continuation tot een goed einde te brengen. Wanneer de Middelnederlandse bewerker op de hoogte was van het verschijnsel van de ‘Female Clerk’, zou het kunnen dat hij de rol van Urraque in de Oudfranse Partonopeu ook als zodanig herkend heeft. Haar optreden vertoont hier immers, zoals ik in paragraaf 3 al vertelde, ook overeenkomsten met de rol van Lunete in de Chevalier au Lion. Ook Bruckner (1987) heeft op deze overeenkomst gewezen. We zouden daarom heel voorzichtig kunnen veronderstellen, dat de Middelnederlandse bewerker, wanneer hij de Chevalier au Lion kende, een overeenkomst tussen Urake en Lunete heeft gezien, en daarom misschien een overeenkomst tussen de Chevalier au Lion en de Partonopeu. Dat zou betekenen dat hij in ieder geval een deel van het genrespel in de Oudfranse Partonopeu heeft herkend. Maar het is ook mogelijk dat hij wel op de hoogte was van het verschijnsel van de ‘Female Clerk’, maar dit niet kende uit de Chevalier au Lion van Chrétien de Troyes. Zoals ik hiervoor heb uiteengezet, is het goed mogelijk dat de Oudfranse voorbeeldtekst, die door de Middelnederlandse bewerker is gebruikt, geen slot had, zoals Sneyders de Vogel (1905) heeft betoogd. Maar ook als dit handschrift wel een slot had, meen ik dat het slot van de Middelnederlandse Parthonopeus van Bloys een eigen vinding van de Middelnederlandse bewerker is. Het is mogelijk dat het zijn bedoeling was om met dit slot de rol van Urake een centrale plaats te geven in de roman. In de Oudfranse continuation komt Urraque echter helemaal niet meer aan bod. Het zou kunnen dat de Middelnederlandse bewerker in Urraque in de oorspronkelijke roman een ‘Female Clerk’, een ‘alter ego’ van de Oudfranse dichter, heeft herkend. Met zijn zelf geschreven slot geeft hij Urake dan de rol die ze in de oorspronkelijke roman had, weer terug. Hij verbindt daarmee zichzelf als dichter van het Middelnederlandse slot met de dichter van de oorspronkelijke Oudfranse Partonopeu. Een dergelijke creativiteit zou beloond moeten worden met meer aandacht voor het werk van deze dichter/bewerker. Juist omdat het originele slot van de Parthonopeus van Bloys in zijn geheel is overgeleverd, is een nieuwe editie van de Parthonopeus van Bloys, waarin ruim aandacht wordt besteed aan dit slot, de volgende logische stap in het onderzoek naar deze roman. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||
|
|