Voortgang. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
Tekststructurering, alinea-opbouw en de topic-zinGa naar eind*
| |
[pagina 192]
| |
overigens van het totaal aantal slachtoffers, door deze Duitsers bij de Endlösung der Judenfrage gemaakt. De hier te lande woonachtige Joden werden in een proces van ontrechting en isolering van vrijwel alles beroofd, weggevoerd en in een wetenschappelijk-systematische, technisch welhaast onberispelijke stijl omgebracht. Stadsbewoners en plattelanders, orthodoxen en vrijzinnigen, gezonden en invaliden, ouden en jongen, gezinnen en enkelingen, Nederlanders en vreemdelingen: mannen, vrouwen en kinderen. Zonder overhaasting, weldoordacht, geregistreerd en gereglementeerd. De moordenaars waren niet zelden bruten en ongeletterden, maar dikwijls ook gestudeerden en intellectuelen met een onuitroeibare voorliefde voor literatuur, beeldende kunsten en muziek; velen hunner waren zorgzame huisvaders, geenszins verstoken van Gemüt, vrijwel allen vierden het kerstfeest en hervatten daarna hun arbeid: de moord op ontelbare mannen, vrouwen en kinderen, weerloze mensen, medemensen.(J. Presser, Ondergang, deel I, p.3,1977)
Presser stelt hier in de eerste zin zijn thema aan de orde, en werkt precies dat thema in de rest van de alinea uit. Of anders gezegd, de lezer verwerkt de gedetailleerde informatie in de rest van de alinea als nadere bepaling van, als nadere toelichting op, de geschiedenis van een moord. Aan het eind van de alinea is hij of zij dan als het ware voldoende toegerust voor het aanvatten van de volgende specificatie, in de volgende alinea. Nu gaat het in dit voorbeeld een beetje om een speciaal geval; Pressers topic-zin opent een inleidende alinea van een heel boek, en stelt dus in feite een thema aan de orde dat heerst over alle volgende alinea's. De meeste alinea's zijn echter ontwikkelingsalinea's, betrokken bij het vooruitbrengen van een gedachtengang, en niet zozeer bij het introduceren ervan. De meeste topic-zinnen zullen dan ook kleine, en veelsoortige stukjes informatie moeten dekken en verschillende soorten verbanden moeten leggen. Ze zullen er dus ook niet allemaal hetzelfde uitzien. Dit maakt het construeren van adequate alinea's er natuurlijk niet eenvoudiger op. Vandaar dat veel schrijfhandleidingen uitgebreid aandacht besteden aan zaken als alinea-opbouw en alineastructuur, en de (beginnende) tekstmaker proberen te helpen met duidelijke adviezen op dit punt. In dit artikel wil ik laten zien dat het merendeel van de Nederlandse schrijfadviseurs hun lezers geen goede dienst bewijzen met de manier waarop ze de alinea(opbouw) behandelen; doordat het karakter van de topic-zin teveel wordt geschetst in termen van het uitdrukken van de ‘informatieve kern’ (‘hoofdgedachte’) van de bijbehorende alinea ontstaat er namelijk een eenzijdig en daardoor onrealistisch beeld van hoe een | |
[pagina 193]
| |
alinea er uit moet zien, en worden er schrijfadviezen geformuleerd die beslist ongelukkig mogen heten. Bovendien leidt deze eenzijdige interpretatie tot een systematische verwaarlozing van de verbindende taak van de topic-zin, en blijft de bijdrage van de topic-zin aan de koherentie van de tekst als geheel onderbelicht. Kortom, de (beginnende) schrijver krijgt minder aangereikt dan mogelijk zou zijn. De eenzijdigheid, waar ik de Nederlandse schrijfadviseurs van beschuldig laat zich het best demonstreren door middel van een vergelijking van hun benadering van de topic-zin met de behandeling van dit principe in de Angelsaksische literatuur over schrijven. De topic-zin is daar al sinds 1885 (McElroy 1885) onderwerp van wetenschappelijk onderzoek, zoals mag blijken uit het discours in Popken 1987; de topic-zin wordt in dit werk gedefinieerd als the surface manifestation of an element at the ‘top’ (or ‘macro’) level in the semantic hierarchy of a paragraph or group of paragraphs; this element ‘covers’ the other contents of the paragraph(s) in one way or the other. (Popken 1987,211)
In een uiteraard wat meer praktische toonzetting geven de Engelstalige schrijfwijzers een zelfde soort hoofd-lichaam relatie aan. Kane 1983 bijvoorbeeld bespreekt de alinea als een groep zinnen die allen in verband staan met en ontwikkeling geven aan een ‘common idea’, het topic. Hij verduidelijkt de relatie tussen topic-zin en rest van de alinea door een parallel te trekken met het subjekt-predikaat patroon in de zin. Maar omdat het ‘subjekt’ van een alinea te veelomvattend is voor een enkele term moet het worden uitgedrukt in een hele zin. Deze hele zin wordt dan in de rest van de alinea ‘geprediceerd’Ga naar eind2.. Uiteraard gebeurt dat prediceren, dat uitwerken van de topic-zin, niet altijd op dezelfde manier; de ‘algemene idee’ die in de topic-zin aan de orde is kan bijvoorbeeld in de rest van de alinea worden geïllustreerd, gespecificeerd, of op zijn effekten geanalyseerd. En ook de manier waarop de ‘algemene idee’ in de topic-zin zelf aan de orde wordt gesteld kan verschillend zijn; zo kan deze ‘algemene idee’ in de topic-zin worden ‘besproken’, maar is het ook goed mogelijk deze alleen maar ‘aan te kondigen’. Belangrijk is nu dat de Engelstalige schrijfwijzers deze verschillen in verband brengen met de verschillende soorten ontwikkelingsalinea's die in teksten te vinden zijn. Wanneer de topic-zin niet alleen de ‘algemene idee’ herbergt, maar ook een uitspraak daarover, dan kan de uitwerking van de topic-zin in de rest van de alinea op drie verschillende manieren gestalte krijgen. Dit feit is aanleiding tot het onderscheiden van drie ‘retorische patronen’. | |
[pagina 194]
| |
Tot het eerste retorische patroon behoren die alinea's waarin de uitspraak over de ‘algemene idee’ wordt geïllustreerd, gespecificeerd of geherformuleerd. Dit type alinea kenmerkt zich hierdoor dat de rest van de alinea als het ware bewegingloos, strikt binnen het domein van de topic-zin blijft, zonder een opening te maken naar andere, verwante algemene ideeën. Anders gezegd, de topic-zin is meteen ook de zin waarin de kern van de informatie besloten ligt. De volgende alinea is een voorbeeld van dit type: Het ‘non-native’ karakter van bastaardwoorden kan vooral goed worden waargenomen in de morfologie, omdat sommige morfologische regels nog gevoelig zijn voor de afkomst van woorden. Zo geldt de regel, dat voltooide deelwoorden geen prefix ge- hebben, als het werkwoord een onbeklemtoond prefix bevat, alleen voor werkwoorden met een echt Nederlands, ‘native’ prefix: vgl. ontlopen < ontlópen, beloofd < belóven, maar geabsolveerd < absolvéren. Een ander voorbeeld: het ‘non-native’ suffix -iteit (ontleend uit het Frans) kan alleen maar worden aangehecht aan ‘non-native’ adjectieven. Vgl. absurditeit, labiliteit maar *mooiïteit, *dommiteit (er zijn enkele uitzonderingen op deze regel: stommiteit, flauwiteit). (G.E. Booij e.a., Spelling, Groningen 1979, p.55)
In het tweede retorische patroon wordt de topic ontwikkeld door middel van een verdere verheldering, bijvoorbeeld via het presenteren van een analogie. Dit levert alinea's op die gaandeweg meer informatie aanbieden dan hun topic-zin bevatte, al is die informatie sterk ondergeschikt aan de ‘algemene idee’ in de topic-zin. Deze onderschikking is duidelijk minder in het derde type alinea, waarin de algemene idee wordt ontwikkeld via een verdere verkenning: de gevolgen worden uitgelegd, of de effekten, er wordt een verklaring voor gezocht, de aard ervan wordt geanalyseerd, of de toepasbaarheid en de juistheid. Uiteraard vindt er in een dergelijk alineapatroon veel informatie-overdracht plaats in de rest van de alinea, en krijgt de topic-zin meer een probleem aangevend, of meer in het algemeen een aankondigend karakter. Bijvoorbeeld: Cliché's kloppen altijd wel een beetje. Demografen en andere sociale wetenschappers slaagden erin de toenmalige Nederlandse bevolking keurig in stabiele categorieën in te delen: vrijzinnig-hervormden, calvinisten, katholieken, onkerkelijken, boeren, landarbeiders, fabrieksarbeiders, middenstanders, intellectuelen, gegoede burgerij, huisvrouwen, ongehuwde werkende vrouwen, vrijgezellen; allen met een specifieke | |
[pagina 195]
| |
manier van leven, met eigen gewoontes en eigenaardigheden. De cultuur van elke groep was herkenbaar, men kon de sociale problemen benoemen en de levensloop voor elke categorie voorspellen. Elk potje had een kloppend etiket. (T. van der Kamp en H. Krijnen (eds), Dagelijks leven in Nederland; Amsterdam 1987, p.10)
Merk op dat de allerlaatste zin van de alinea nog eens de kern van de uitwerking aangeeft; het is ‘your home punch’, de ‘one-liner that drives your point home’.Ga naar eind3. Een dergelijke punch is natuurlijk niet verplicht, maar hoort wel sterk bij dit type alinea. Hoewel deze drie alineapatronen dus duidelijk verschillen in de manier waarop de informatieve inhoud wordt aangeboden, stemmen ze overeen in het feit dat hun topic-zin er één is waarin een algemeen idee (in het voorbeeld hierboven cliché's) wordt gekoppeld aan een uitspraak daarover (ze kloppen altijd wel een beetje). Maar deze koppeling hoeft niet altijd aanwezig te zijn; de lezer van de Engelstalige schrijfgidsen wordt gewezen op het bestaan van twee andere typen topic-zin, te weten die van het ‘topic-announcement’ type, en van het ‘meta-discursive’ soort (cf. Popken 1987). Ook deze twee types zijn van invloed op de aard van hun alinea's. In het geval van het topic-aankondigende type legt de topic-zin het domein van de alinea met name vast met behulp van het erin opgenomen algemene idee, en niet zozeer via de uitspraak die daarover in de topiczin wordt gedaan. Vanuit deze uitspraak is er als het ware geen controle op de alinea-ontwikkeling; allerlei beweringen, kwalifikaties en uitwerkingen kunnen successievelijk aan het algemene idee worden vastgehecht, en dat levert een veel lossere alinea op. Een nog behoorlijk gestructureerd voorbeeld van dit type is Iedereen kent de cliché's over Nederland en de Nederlanders in de jaren vijftig. Jongens droegen korte broeken en knikkerden, meisjes hoepelden en stonden giechelend bij elkaar in een hoek op het schoolplein, moeders haalden de was door de wringer en deden groenten en fruit in weckpotten, vader verplaatste zich - afhankelijk van zijn status - met een broodtrommel of een aktentas onder de snelbinder 's morgens vroeg naar het werk. Als de kinderen uit school kwamen stond moeder gezellig in de keuken voorbereidingen te treffen voor het eten dat dampend op tafel stond als vader het tuinhekje achter zich dicht deed. Nederland werkte, de stoepen waren schoon en de kinderen deden hun best met leren. (T. van der Kamp en H. Krijnen (eds), Dagelijks leven in Nederland; Amsterdam 1987,p.10) | |
[pagina 196]
| |
In deze alinea gaat de nadere uitwerking van de topic-zin over de cliché's over Nederland en de Nederlanders in de jaren vijftig, en niet over het feit (de bewering) dat iedereen ze kent. Tot deze groep van topic-aankondiging rekent men ook de topic-zin in de gedaante van (retorische) vraag; zo'n vraag functioneert inderdaad als een aankondiging van een of andere gedachte die aan het eind van de alinea wordt uitgewerkt. Vergelijk: Hoe kan het feminisme deze moraliserende kant van een verlichte politiek vermijden? Ik heb uiteengezet dat Kaplan zich een nieuwe linkse politiek voorstelt die de politieke gelijkheid van vrouwen beoogt, maar anderzijds de verscheidenheid aan praktijken waarin vrouwen plezier beleven erkent. Tegenover de oude linkse politiek van Wollstonecraft en de nieuwe rechtse politiek van Rich schetst Kaplan een beeld van een gevarieerd en spontaan plezier van vrouwen. (T. Akkerman, ‘In de schaduw van een verlichte politiek’, TEU 39, 1986, p.128)
Hier wordt op grond van de notie verlichte politiek op een vrije manier een stelling ontwikkeld. Deze vrijheid van ontwikkeling is uiteraard het grootst wanneer de topic-zin ook alleen maar het algemene idee uitdrukt, en niet eens meer een bijbehorende uitspraak van welke aard dan ook verwoordt. Dit type is met name in meer journalistieke teksten te vinden: Aardige man, die Pierrot. Een burger, een knappe man, die al die kwaliteiten analyseert als een vorm van gemis, als een beletsel, een tekort. Nu gaat ook nog het licht onder de stilistische korenmaat. Toch gelooft hij ons wel wanneer we verklaren dat we juist zijn stijl zo op zijn onderwerp toegesneden vonden. ‘Zeker, de verleiding, de behoefte te behagen, ik ken dat. Stijl is een persoonlijke ethiek. Die boeken die in de universitaire stijl worden geschreven - afschuwelijk vind ik ze. Ook dat is een invloed van de Annales: de eisen aan de stijl, eisen zoals Febvre en Braudel die zichzelf stelden’. (Vrij Nederland/ Boekenbijlage 26 september 1987, p.3)
Zoals gezegd is er dan ook nog het type met de metadiscursieve topic-zin. Hier geeft de topic-zin uitsluitend de bedoeling aan die de schrijver met de bijbehorende alinea heeft, of de funktie van de betreffende alinea in het grotere geheel. Karakteristieke topic-zinnen uit deze groep zijn ‘de volgende sektie geeft een opsomming van.....’, ‘In dit hoofstuk zal ik aantonen dat.......’ of | |
[pagina 197]
| |
Als voorbeeld noemen wij de bepaling van zeer geringe hoeveelheden loodverbindingen in drinkwater. Men bereidt dan eerst een aantal standaardmonsters door in een reeks volkomen gelijke cilinderglazen achtereenvolgens te brengen: 1/2 ml, 1 ml, 1 1/2 ml, 2 ml, enz. van een zeer verdunde oplossing van ...(etc.). (S.C. Boekhorst en H. van der Straaten, Leerboek der Scheikunde, deel 1b, Groningen 1969, p.145)
Natuurlijk is de hier weergegeven indeling in patronen en typen enigszins kunstmatig, omdat goede schrijvers blijken te excelleren in het vervaardigen van mengvormen en analyseerders van alinea's vaak evenveel reden hebben een bepaalde alinea te plaatsen in de ene groep als in de andere. Daarbij zijn de definiëringen van de verschillende patronen en types ook niet scherp genoeg om overlappingen te voorkomen. Maar het zinvolle van deze indeling is naar mijn idee dat de (beginnende) schrijver wordt geattendeerd op het feit dat een topic-zin op verschillende manieren zijn alinea kan dekken, en dat de informatie-overdracht in de alinea eveneens op diverse wijzen kan geschieden. In ieder geval zijn de adviezen aan de (beginnende) schrijver duidelijk: begin iedere alinea met een zin die als het ware het dak op het huis is; een zin die de rest van de alinea ontsluit en tevens beheerst. Zorg er ook voor dat die eerste zin, de topic-zin, een aanwijzing geeft over het verband met de voorafgaande alinea. Dat kan door die relatie expliciet te noemen (bijvoorbeeld in het metadiscursieve type), dat kan ook door het opnemen van een of andere ‘transitional touch’ (Baker 1980) in de vorm van - bijvoorbeeld - structuuraanduiders. Wees vervolgens attent op het feit dat er verschillende manieren zijn om de informatieve inhoud van de alinea te presenteren; het is mogelijk de kern daarvan in de topic-zin op te nemen, het is ook mogelijk deze kern direkt na de (in dat geval aankondigende, inleidende) topic-zin te plaatsen. Evenzeer valt te overwegen de kern van de informatie in de laatste zin van de alinea te formuleren. Dat laatste heeft als voordeel dat de informatieve kern dan op een zeer nadrukkelijke plaats wordt gepresenteerd. Maar ook kan het zo zijn dat de hoofdgedachte van een alinea als het ware moet verrijzen uit de alinea als geheel, bijvoorbeeld in de meer los gecomponeerde, vaak beschrijvende soort. In dat geval is er geen centrale zin te formuleren.
Het beeld dat uit de Nederlandse schrijfwijzers oprijst is nu in die zin veel eenzijdiger, dat de aandacht bij het bespreken van de alinea bijna uitsluitend uitgaat naar de plaatsing van de informatieve kern, of hoofdgedachte daarin. Dit heeft tot gevolg dat er veel te weinig aandacht | |
[pagina 198]
| |
wordt besteed aan de noodzaak om de plaats van een alinea in het geheel van de tekst aan te geven, en om verbanden te leggen tussen de alinea's onderling. Dientengevolge blijven ook de methoden die er zijn om de bedoelde verbanden te leggen onderbelicht.Ga naar eind4. Bovendien heeft een aantal schrijfadviseurs een krachtig beleden voorkeur voor het plaatsen van de informatieve kern in de eerste zin van de alinea. Hierdoor dreigt de (beginnende) schrijver een ongenuanceerd en dus gebrekkig beeld te krijgen van wat een goede alinea is. Een goed voorbeeld van deze grote aandacht voor de informatieve kern is Elling en Van der Spek 1983, waarin gesteld wordt dat goede alinea's draaien om één hoofdgedachte, die geformuleerd moet worden in één zogeheten kernzin. Deze kernzin zal meestal de eerste zin van de alinea zijn, soms de tweede, soms de laatste (p.64). Renkema 1982 definieert de alinea als enkele samenhangende zinnen waarin een uitspraak wordt gedaan, gevolgd door een toelichting (of andersom). Hij doet vervolgens de aanbeveling om het belangrijkste vooraan of achteraan te zetten (p.17). Voor Drop en De Vries 1977 is de alinea een geheel dat bestaat uit een thema waarover een basisuitspraak wordt gedaan, die vervolgens wordt uitgewerkt. Deze basisuitspraak moet direkt gerelateerd zijn aan de kernidee, de hoofdgedachte van de alinea, en moet vooraan in de alinea gepresenteerd worden, in een korte en simpele zin (206-208). Ook Steehouder c.s. 1984 concentreren zich bij de behandeling van de alinea op (de plaatsing van) het thema van de alinea. Blijkens de gegeven voorbeelden bedoelen ze hiermee de hoofdgedachte (p.56); elders in het boek (p.243) duiden ze dit thema dan ook met de term kern aan. Overduin 1986, ten slotte, stelt op een vergelijkbare manier het begrip ‘waar een alinea over gaat’ gelijk aan de informatieve kern van de alinea. Deze moet in één zin geformuleerd worden, aan het begin of aan het eind van de alinea (p.145). De nadelen van een dergelijke benadering laten zich het best illustreren aan de hand van Elling en Van der Spek 1983, en Drop en De Vries 1977 - niet in het minst omdat deze beide handboeken verhoudingsgewijs veel en gedetailleerd aandacht besteden aan de alinea(opbouw). Zoals al aangestipt zijn Elling en Van der Spek van mening dat een goede alinea bestaat uit met name een beginzin die de hoofdgedachte van de alinea uitdrukt. Hoezeer ze deze mening zijn toegedaan merkt de lezer wanneer het bestaan van andere presentatiemogelijkheden wordt geïntroduceerd met de wat spijtige opmerking ‘nu blijkt het in de praktijk onmogelijk altijd zulke ideale alinea's te konstrueren’ (p.72). Als afwijkingen op het ideaal komen dan vervolgens die gevallen aan de orde waarin de hoofdgedachte moet uitwijken naar de tweede zin van de alinea, omdat de eerste zin een overgangs- of inleidingszin is die het verband met de | |
[pagina 199]
| |
vorige alinea duidelijk maakt. De aard van de inleidingszin maakt dan duidelijk dat de hoofdgedachte nog komt. Een tweede inbreuk op het ideaal is de alinea waarin de hoofdgedachte in de laatste zin wordt uitgedrukt, omdat die hoofdgedachte bijvoorbeeld een conclusie is, of anderszins niet verwoord kan worden zonder enige noodzakelijke informatie vooraf. In dat geval is er een signaal nodig dat duidelijk maakt dat de laatste zin de kernzin is. De aanwezigheid van een signaal of een inleidingszin, met behulp waarvan de kernzin alsnog gevonden kan worden, is dus een voorwaarde waaronder de hoofdgedachte in de eerste zin afwezig mag zijn. Desalniettemin blijft de waarschuwing van kracht dat zoiets de alinea al gauw ‘nodeloos ingewikkeld’ maakt. Hetzelfde geldt voor twee andere gevallen van minder ideale alinea's, namelijk die waarin meer dan één hoofdgedachte wordt uitgedrukt, of juist helemaal geen. In het eerste geval is weer een inleidende zin vereist die verwijst naar (het bestaan van) de beide (!) kernzinnen; het tweede geval is alleen toegestaan als er een duidelijke aanwijzing is dat de betreffende alinea functioneert als verklaring of toelichting van de hoofdgedachte in de voorafgaande alinea. Wat opvalt is dat signalen, inleidende zinnen en andere verwijzingen gepresenteerd worden als middelen tot het ‘opsporen van de kernzin’.Ga naar eind5. Ze worden niet systematisch betrokken bij een funktie als kapstok voor de (rest van de) informatie in de alinea, of bij een verbindende functie m.b.t. de voorafgaande alinea's. Ook wordt de positie van de eerste zin als zodanig niet bij deze laatste functie betrokken, anders dan op een onsystematische, toevallige manier. Drop en De Vries zien de basisuitspraak, waarin opgenomen de hoofdgedachte, eveneens het liefst vooraan in de alinea. Evenzo mag de basisuitspraak bij hen alleen achterin geplaatst worden wanneer het thema (in de basisuitspraak) duidelijk wordt aangekondigd. ‘Uw alinea is het duidelijkst als de basisuitspraak inderdaad het kernidee bevat’ (p.208). De schrijver die het plan heeft opgevat een alinea te schrijven met als thema het model van Toulmin, in de overtuiging dat dit model het beste model is voor de analyse van informele redeneringen, wordt dan ook aangeraden aldus zijn of haar alinea te starten: Het beste model voor de analyse van informele redeneringen is het model van Toulmin (...enz.)
Een dergelijke organisatie van de alinea is echter, ook volgens Drop en De Vries, ‘niet altijd mogelijk’. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat het kernidee te omvangrijk is voor één simpele zin. In dat geval krijgt de basisuitspraak de functie van ‘structurele kapstok’, functioneert hij dus | |
[pagina 200]
| |
als overgang of inleiding.Ga naar eind6. Maar voor een dergelijke opzet is een waarschuwing op zijn plaats, omdat er op deze manier gemakkelijk misverstanden kunnen ontstaan over wat nu de kern van de alinea is. Drop en De Vries noemen in dit verband de mogelijke misvattingen bij een alinea als De wereld zit vol informele redeneringen. Er zijn allerlei modellen bedacht om die te analyseren. Het beste daarvan is het model van Toulmin (...enz). (p.209)
Hier kan de lezer inderdaad de eerste twee zinnen opvatten als inleidende zinnen op de in de derde zin uitgedrukte kernidee. Maar ook kan hij of zij de eerste zin als basisuitspraak-met-kernidee opvatten, en de verdere informatie onder dat hoofdje verwerken. In dit specifieke voorbeeld zou dat niet storend zijn; dat is wel het geval bij de volgende alinea (basisuitspraak volgens Drop en De Vries onderstreept): Vroeger waren de mensen bang bij een zons- of maansverduistering. Nu zijn we dat niet meer, omdat de wetenschap ontdekt heeft wat de oorzaak ervan is. De aarde draait in een grote kring om de zon (...enz). (p.209)
Drop en De Vries keuren deze alinea af omdat de basisuitspraak niet samenvalt met een zin. Het kernidee, de hoofdgedachte, is ingewikkeld en verwoord in een paar zinnen.Ga naar eind7. Ze spreken het bange vermoeden uit dat de lezertjes van deze alinea (die voorkomt in een schoolboek) ten onrechte als kernidee van deze alinea zullen nemen dat de mensen vroeger bang waren voor de zons- of maansverduistering. In feite keuren Drop en De Vries hier het topic-announcement type af. Ze geven de raad dit euvel te herstellen door de inleidende zin te vervangen door een basisuitspraak waarin de kernidee (dat de wetenschap heeft ontdekt dat de oorzaak van de verduisteringen gelegen is in het feit X) direct staat uitgedrukt. In dezelfde geest verwijderen Drop en de Vries de ‘transitional touch’ uit de volgende alinea (basisuitspraak volgens Drop en De Vries weer onderstreept): Zoals in het bovenstaande vermeld is, deden zich bij de Borubudur reeds vroeg verzakkingsverschijnselen voor, vooral veroorzaakt doordat de poreuze steensoort, andesiet, waaruit de tempel is opgebouwd, vrij gemakkelijk het vaak overvloedig neerstortende regenwater doorlaat (...enz.).(p.207) | |
[pagina 201]
| |
Fout aan deze alinea is het feit dat de eigenlijke basisuitspraak maar een deel van de zin is. Om dit te herstellen moet de alinea worden herschreven tot: De Borubudur verzakt. Dat begon, zoals gezegd, al vroeg (...enz.)
Drop en De Vries staan er niet bij stil dat bij deze revisie een alinea is ontstaan die eigenlijk meer een inleidende alinea is dan een ontwikkelingsalinea, zoals de oorspronkelijke alinea dat was. Dit verschijnsel doet zich ook in andere schrijfwijzers voor; doordat de concrete herschrijfadviezen gericht zijn op het formuleren van een hoofdgedachte, die dan ook nog het liefst vooraan in de zin gepresenteerd moet worden, ontstaat er een tendens tot uniformering van de alinea. Daarbij bestaat er niet of nauwelijks belangstelling voor de rol die de betreffende alinea eventueel in het geheel van de tekst moet spelen. Ik geef van dit verschijnsel nog twee voorbeelden. In Elling en Van der Spek 1983 wordt een wat los opgezette alinea over het middel interferon, waarvan gesteld wordt dat het fataal is voor virussen, herschreven tot een alinea met de basisuitspraak voorop: Vaststaat dat interferon voor virussen fataal kan zijn. Een virus dat een cel is binnengedrongen heeft de opzet zich daar te vermenigvuldigen - waarbij de gastheercel pleegt te overlijden. Het virus komt hierna in veelvoud te voorschijn en werpt zich op andere cellen. Een cel die met interferon in contact is geweest, schakelt het virus uit voor het zover is. Bij een hogere dosering wordt de cel geremd in zijn celdeling; dit effect treedt speciaal bij tumorcellen op. Met andere woorden: een tumor waarin een hoge dosis interferon is gespoten zou niet verder groeien, wellicht zelfs als sneeuw voor de zon verdwijnen. (p.74)
De verbeterde versie van deze alinea luidt aldus: Er zijn twee effecten van interferon. Vaststaat dat het voor virussen fataal kan zijn. Een virus dat een cel is binnengedrongen heeft de opzet zich daar te vermenigvuldigen - waarbij de gastheercel pleegt te overlijden. Een cel die met interferon in contact is geweest, schakelt het virus uit voor het zo ver is. Een tweede effect is het feit dat bij een hogere dosering de cel in zijn celdeling wordt geremd; speciaal bij tumorcellen treedt dit effect in versterkte mate op. Met andere woorden, een tumor waarin een hoge dosis interferon gespoten is, zou niet verder groeien, wellicht als sneeuw voor de zon verdwijnen. (p.75) | |
[pagina 202]
| |
Uiteraard is deze verbeterde versie een uitstekende alinea; waar het mij hier echter om gaat is dat hij sterk ‘veracademiseerd’ is, zonder dat dit effect bij de beschouwing wordt betrokken. Bovendien zijn de aansluitingsmogelijkheden met de voorafgaande alinea duidelijk gewijzigd. Het tweede voorbeeld komt uit Overduin 1986, en gaat over de revisie van een alinea waarin de tweede zin de informatieve kern uitdrukt: De kans op tijdige ontdekking van longkanker door middel van het röntgenologisch borstonderzoek wordt gering geacht. Aan de waarde van het röntgenologisch borstonderzoek binnen het kader van de bedrijfsgezondheidszorg wordt dan ook getwijfeld. Dat is te meer het geval, omdat het ook niet de specifieke taak van de bedrijfsgezondheidszorg is om vroegtijdig longkanker op te sporen, evenals het niet de taak van de bedrijfsgezondheidszorg is hart- en vaatziekten op te sporen. (p.146)
De tweede zin moet van Overduin vooraan de alinea geplaatst worden (of eventueel achteraan). Daarbij is er geen aandacht voor het effect dat een dergelijke ingreep heeft voor het karakter van de betreffende alinea.
Kwalijker wordt deze tendens tot uniformering in het geval van beschrijvende alinea's, waarin een informatieve kern niet valt aan te wijzen. Want wat is bijvoorbeeld de informatieve kern in de volgende alinea? Deze advokaat, mr. Thomas Spijkerboer uit Zaandam, verscheen vrijdagmiddag om drie uur op Schiphol-Oost. Hij constateerde dat het ministerie van Justitie verzuimd had het op schrift gestelde verhoor van de asielzoekers bij de negatieve beschikking te voegen, waardoor hij niet in staat was zich een oordeel over de zaak te vormen. Omdat hier een juridische procedureregel was geschonden, spande hij telefonisch via een collega een kort geding aan tegen de Staat der Nederlanden. De president van de rechtbank in Haarlem bepaalde dat het kort geding op 8 oktober zou dienen. Het kantoor van de landsadvocaat werd hiervan telefonisch op de hoogte gesteld; het gaf op zijn beurt deze beslissing meteen door aan het ministerie van Justitie (NRC 29/9/87). Wie is opgeleid door de hier besproken schrijfadviseurs zit bij een dergelijk alinea in de problemen. Hij/zij zal zich gedwongen voelen tot een of | |
[pagina 203]
| |
andere ingreep die hoe dan ook de beschrijvende, zich ontwikkelende aard uit de alinea zal halen. Dat is jammer, want ook (zelfs) in het wetenschappelijke of ambtelijke proza kan een dergelijk patroon zijn waarde hebben. En ook meer in het algemeen kan gesteld worden dat de gepropageerde alinea-opbouw met de hoofdgedachte in de eerste zin de ontwikkeling in de alinea minimaliseert. De kernidee wordt meteen weggegeven, dus wat volgt is slechts nadere invulling. Voor het echte nieuws moet de lezer wachten tot de eerste zin van de volgende alinea. Dit geeft al snel het effect van een alinea ‘die niet van zijn plaats komt’, en van een tekst die zich als het ware met horten en stoten vooruitbeweegt. Gezien vanuit het gezichtspunt van de informatie-overdracht ontstaat op de manier die in de Nederlandse schrijfwijzers wordt aanbevolen een heldere en ondubbelzinnige tekst. Echter, niet voor iedere tekst of alinea is het patroon met de hoofdgedachte vooraan gewenst of nodig. De andere patronen hebben hun eigen, zelfstandige merites. Het zou goed zijn als de (beginnende) Nederlandse schrijver hierover zou worden voorgelicht, bijvoorbeeld op de manier zoals dat in de Angelsaksische schrijfwijzers gebeurt.
Een herwaardering van de eerste zin in de alinea is ook nodig om de verbindende functie van die eerste zin voldoende te kunnen belichten. Zoals al opgemerkt is de eerste zin zeer geschikt voor het aangeven van de plaats van ‘zijn’ alinea in het grote geheel van de tekst (vergelijk de behandeling van de metadiscursieve topic-zin in de Angelsaksische literatuur); bovendien speelt hij een belangrijke rol bij het aanhaken van de ene alinea aan de andere (vergelijk de opmerkingen over de ‘transitional touch’). Doordat de Nederlandse schrijfadviseurs die eerste zin in de alinea zo exclusief bekijken in termen van de plaatsing van de informatieve kern, kan dit aspect bij hen nauwelijks aan de orde komen. Dat bleek bijvoorbeeld al bij de eerder besproken herschrijfadviezen voor alinea's; steeds stond daar de juiste plaatsing van de informatieve kern centraal. Dat de aansluitingsmogelijkheden voor de herschreven alinea soms drastisch veranderden, ontsnapte stelselmatig aan de aandacht. Maar een heldere, doorzichtige structuur en een goed verband tussen de diverse tekstonderdelen zijn twee aspecten die belangrijk bijdragen aan de kwaliteit van een tekst. Een (beginnende) schrijver krijgt dus te weinig waar voor zijn of haar geld als hij of zij niet optimaal wordt voorgelicht over de methoden die er zijn om een goede tekstsamenhang te bevorderen. Ik wil de bijdrage die de eerste zin in een alinea aan die samenhang kan leveren nog demonstreren aan de hand van een verschijnsel dat in de Nederlandse schrijfwijzers ongenoemd blijft, maar dat wel | |
[pagina 204]
| |
veelvuldig voorkomt in het werk van goede schrijvers: woordvolgorde als verbindend middel. Zoals vaak wordt uiteengezet, zitten er in elke zin twee belangrijke plaatsen, te weten de plaats meteen vooraan in de zin, en de positie achteraan. (vgl. Bolinger 1965a en b, de ANS, Quirk et al. 1985). Elementen op de eerste plaats in de zin fungeren als thema, gespreksonderwerp waarover in de rest van de zin een verdere uitspraak wordt gedaan, waarvan de rest van de zin een nadere specificatie is (zie ook Halliday 1967/68); Onrust 1984). Vergelijk hiervoor nog eens de beginzin uit de al aangehaalde alinea van Presser: Dit boek behelst de geschiedenis van een moord
Dit boek fungeert als uitgangspunt van de mededelingen die verder in de zin gedaan worden; deze nadere mededelingen worden opgevat als betrekking hebbend op, als nadere specificatie van dit boek. Elementen die achterin de zin geplaatst zijn zullen daarentegen juist geïnterpreteerd worden als het saillante, belangrijke, onverwachte onderdeel van de informatie over, het commentaar op, dat gespreksonderwerp. Vergelijk weer het zinnetje van Presser, waarin de moord het stukje nadere bepaling is dat de lezer het meest zal treffen - en inderdaad besteedt Presser de rest van de alinea (en van zijn boek) aan het voortborduren op dit saillante gegeven. De karakteristieke effecten van deze schikking in de zin laat zich ook illustreren aan de hand van het zinnetje Liefdesverdriet wordt dinsdag door het IKON uitgezonden.
De plaatsing van de elementen vooraan en achteraan in de zin geeft hier het wat eigenaardige effect dat we ons geroepen voelen om, uitgaand van het programma Liefdesverdriet, als bijzonder feit daarover op te nemen dat dit programma door het IKON wordt uitgezonden en dus niet, bijvoorbeeld, door de TROS. En dit terwijl we, op de radio en TV pagina van de krant, eerder genegen zullen zijn Liefdesverdriet op te vatten als opmerkelijk specimen van de uitzendactiviteiten van het IKON. Deze laatste interpretatie krijgen we, in de gegeven volgorde van presentatie, alleen voor elkaar als we contrastaccenten gaan toevoegen: Líéfdesverdriet wordt door het IKON uitgezonden, en niet de Bill Cosbyshow. Maar dat past ook niet goed in de contekst van de droog opsommende radio en TV rubriek. In het licht van bovenstaande opmerkingen kan de stelling van Kane 1983 begrepen worden, die inhoudt dat een goede topic-zin het sleutel- | |
[pagina 205]
| |
woord aan het eind heeft staan, omdat dit ‘stresses the important word or phrase’ (p. 106). Juist in verband met dit feit is dit belangrijke woord de meest natuurlijke kandidaat voor de functie van ‘onderwerp’ van de hele alinea: als dit stukje informatie zo belangrijk is, zullen we er wel meer van horen! Hiermee in overeenstemming is de opmerking in Van Leeuwen en Truijens 1987 (p.71) dat in de topic-zin Deze filmer behandelt de thema's dood en verval dood en verval het onderwerp van de alinea zal zijn. Met andere woorden, de plaats achterin de zin is bij uitstek geschikt voor de presentatie van het algemene idee, het thema dat de alinea zal gaan ‘beheersen’. De eerste positie in de zin daarentegen is naar zijn aard uitstekend geschikt om verband te leggen met het voorafgaande; het ligt voor de hand dat een element dat moet dienen als startpunt van de interpretatie van een zin op enigerlei wijze vertrouwd of plausibel moet zijn. Dat laatste kan heel goed het geval zijn doordat dit element aan de orde is geweest in de voorafgaande zin, of in de voorafgaande alinea. En inderdaad is het zo dat schrijvers veelvuldig gebruik maken van de eerste positie in hun topic-zin om daarmee terug te grijpen op, of voortzetting te geven aan, een bepaald gegeven dat in de voorafgaande alinea aan de orde was. En daarmee bevorderen ze de coherentie van hun tekst. Ter illustratie van dit procédé herhaal ik een al eerder aangehaalde alinea, maar nu met het vervolg: Hoe kan het feminisme deze moraliserende kant van een verlichte politiek vermijden? Ik heb uiteengezet dat Kaplan zich een nieuwe linkse politiek voorstelt die de politieke gelijkheid van vrouwen beoogt, maar anderzijds de verscheidenheid aan praktijken waarin vrouwen plezier beleven erkent. Tegenover de oude linkse politiek van Wollstonecraft en de nieuwe rechtse politiek van Rich schetst Kaplan een beeld van een gevarieerd en spontaan plezier van vrouwen.
Met de presentatie van plezier op de eerste positie van de topic-zin versterkt de schrijver het verband met de voorafgaande alinea, in dit geval geholpen door het verwijzend dit. Treffend is dat schrijvers, met het oog op deze verbindende funktie, regelmatig gebruik maken van het grammatisch middel van vooropplaatsing | |
[pagina 206]
| |
om het door hen gewenste element op de eerste plaats in de topic-zin te brengen. Nog een voorbeeld: Omdat macht gereduceerd werd tot macht in de openbare sfeer verloor men uit het oog dat vrouwen door deze roldoorbrekings- en herverdelingspolitiek zeggenschap in de privésfeer, met name over de kinderen, zouden moeten opgeven, zonder dat er winst in de openbare sfeer tegenoverstaat. Het hoeft niet te verbazen dat veel vrouwen weerstand hebben tegen deze ongelijke ruil. Pure herverdelingspolitiek doet afstand van iedere aanspraak op het ‘vrouwelijke’, ook van pogingen daaraan andere invullingen te geven.
En ook Presser hecht zijn tweede alinea met behulp van vooropplaatsing vast aan de inmiddels veel besproken eerste alinea uit zijn boek: .......vrijwel allen vierden het Kerstfeest en hervatten daarna hun arbeid: de moord op ontelbare mannen, vrouwen en kinderen, weerloze mensen, medemensen.
Ook het contrasterende type blijkt goed te kunnen functioneren bij het verbinden van alinea's. Vergelijk bijvoorbeeld een voorbeeldzin uit Van Leeuwen en Truijens 1987 (p.71): Ook voor het kleuteronderwijs vormen financiele problemen een bedreiging
Het kan bijna niet anders of de vorige alinea heeft de financiele problemen van een ander type onderwijs behandeld. Aandacht voor het ‘instrument’ woordvolgorde zou een (beginnende) schrijver dus zeker van pas komen bij het maken van een zo coherent mogelijke tekst. Eenmaal geattendeerd op dit middel zou hij of zij dan ook kunnen begrijpen waarom de twee volgende alinea's raar in elkaar grijpen: AC Milan, de ploeg van Ruud Gullit en Marco van Basten, heeft gisteren in Spanje voor het tournooi om de UEFA-cup met 1-0 verloren | |
[pagina 207]
| |
van Gijon. Voor 30.000 toeschouwers was Gullit één van de uitblinkers. De ex-PSV'er kreeg net als Van Basten een paar kansjes, maar kon die niet benutten. Trainer Sacchi van AC Milan, die de vaste centrale afweer Maldini-Baresi aan de kant liet, verving Van Basten twintig minuten voor het einde door Virdis, ook een goalgetter. Van Basten kon in de harde ontmoeting weinig uitrichten tegen zijn bewaker Alblanedo.
Aangezien de benen van Ruud Gullit in het bestek van deze tekst niet kunnen worden opgepakt als vertrouwd gespreksonderwerp waarover verder een nieuw en belangrijk feit van een Spaanse aanslag wordt verkondigd, probeert de lezer als vanzelf een contrastieve interpretatie van deze vooropplaatsing. Maar Gullits benen kunnen alleen worden afgezet tegen de complete Van Basten in de voorafgaande alinea. De aansluiting tussen deze beide alinea's verloopt dus in dit geval gebrekkig, en de alinea zou revisie behoeven. Wie nu een Nederlandse schrijfwijzer zou opslaan, zou bijzonder weinig suggesties krijgen voor het uitvoeren van een dergelijke revisie; de verbeteringen die worden behandeld door de Nederlandse schrijfadviseurs concentreren zich immers op de plaatsing van de hoofdgedachte van de alinea. En die staat in dit voorbeeld keurig in de eerste zin verwoord. |
|