Voortgang. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||
Honderd jaar ‘exocentrisch’?
| ||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||
1. Het spoor terugIn zijn artikel over ‘Bloomfield and the Sanskrit Origin of the Terms “exocentric” and “endocentric”’ wees Dominic Wujastyk (1982) erop, dat deze beide termen een Sanskriet achtergrond hebben en dat Bloomfield zeer vertrouwd was met die achtergrond, zoals we kunnen opmaken uit de bespreking van deze termen in zijn boek Language uit 1933. In het voetspoor van Lyons' bekende Introduction to Theoretical Linguistics (Cambridge, 1968) neemt Wujastyk aan dat deze termen ‘were introduced into linguistic terminology by Leonard Bloomfield’ (1982:179). Het is echter niet moeilijk vast te stellen, dat tenminste de term ‘exocentrisch’ al enige tijd in omloop was vóór Bloomfield zijn invloedrijke werk schreef. Het bleek me dat deze term al in 1888 gebruikt werd door Aleksandr Ivanovic Aleksandrov (1861-1917/18) in zijn Litauische Studien. I. Nominalzusammensetzungen, een monografie als ‘Inaugural-Dissertation zur Erlangung des Grades eines Doktors der Vergleichenden Sprachkunde verfaßt’ en verdedigd aan de historisch-filologische faculteit van de Keizerlijke Universiteit te Dorpat.Ga naar eind1. In hoofdstuk zes, ‘Classification der Zusammensetzungen’, maakt Aleksandrov op semantische gronden een onderscheid tussen twee typen samenstellingen: ‘esocentrische Composita’ (‘mit dem Schwerpunkte der Bedeutung in einem der Bildungselemente’) en ‘exocentrische Composita’ (‘ohne Schwerpunkt der Bedeutung in den Bildungselementen: der Schwerpunkt liegt ausserhalb derselben’). Het eerste type wordt onderverdeeld in ‘bicentrische’ en ‘monocentrische Composita’ (p.110). Monocentrische composita zijn of ‘primocentralia’ of ‘alterocentralia’. Wat de alterocentralia betreft, d.w.z. die monocentrische composita die het ‘Schwerpunkt der Bedeutung’ in het tweede element hebben (‘in altera parte’), noteert Aleksandrov ook termen die bekend zijn uit de Sanskriet grammatica: tatpuru en karmadharaya. Bij de bicentrische composita vermeldt hij de term dvandva en bij de exocentrische composita vinden we de term bahuvrihi genoemd.Deze zelfde termen komen we tegen wanneer Bloomfield de verschillende ‘compound constructions’ behandelt in zijn hoofdstuk over ‘Morphologic types’ in Language (p.233 sqq.): hij onderscheidt er de ‘copulative compounds (Sanskrit dvandva)’ van de ‘determinative (attributive or subordinative) compounds (Sanskrit tatpurusha)’, terwijl als onderdeel van deze laatste categorie nog ‘a special class of syntactic attribute-and-head compounds (karmadharaya)’ vermeld wordt, zoals blackbird. Hij noemt deze samenstellingen ‘endocentric’. Vervolgens wijst hij op de bahuvrihi composita, de possessieve samenstellingen, die hij ‘exocentric’ noemt (Bloomfield 1976:235). | ||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||
Het kriterium voor het onderscheid endocentrisch - exocentrisch zoekt Bloomfield in de relatie van de samenstelling als geheel tot haar leden. ‘Since a blackbird is a kind of a bird, and a door-knob a kind of a knob, we may say that these compounds have the same function as their head members; they are endocentric’. Zo wordt ook het adjektief bittersweet endocentrisch genoemd: ‘the compound, like its co-ordinated members, bitter and sweet, has the function of an adjective’. Een woord als turnkey daarentegen is exocentrisch: ‘the head member is an infinitive verb, but the compound is a noun’. En het woord bittersweet, de naam van de plant, heet eveneens exocentrisch: ‘as a noun, it differs in grammatical function from the two adjective members (1976:235, par.14.6). Nu heeft Rogers recentelijk nog gesteld, dat Bloomfield de term ‘exocentric’ gebruikte ‘as a direct translation of Panini's term bahuvrihi’ (Rogers 1987:104). Het lijkt me echter dat deze uitspraak voor nuancering vatbaar is: een andere connectie ligt meer voor de hand. | ||||||||||||||||||
2. Lotgevallen van een termAleksandrovs terminologie werd overgenomen door de bekende Junggrammatiker Karl Brugmann (1849-1919) in zijn artikel ‘Zur Wortzusammenstellung in den idg. Sprachen’ (Brugmann 1905-1906). Bij het bespreken van de ‘Bahuvrihi-Komposita’ gebruikt Brugman de term ‘exozentrisch’ herhaaldelijk; hij verwijst expliciet naar Aleksandrovs dissertatie (p.60) en volgt Aleksandrov eveneens in de toepassing van de term ‘esozentrisch’ op de andere typen van samenstellingen die in zijn artikel aan de orde komen.Ga naar eind2. Het verbaast dan ook niet, dat we in het door Brugmann verzorgde tweede deel van de bekende, door hem en Berthold Delbrück (1842-1922) vervaardigde, Grundriss der vergleichenden Grammatik der indogermanischen Sprachen (II, 12; Strassburg, 1906) een paragraaf aantreffen gewijd aan de ‘Esozentrische und Exozentrische Nominalkomposita’ (p.71 sqq.). Leonard Bloomfield (1887-1949) was al vertrouwd met de Sanskriet classificatie van samenstellingen en de daarbij behorende termen - zij het dan waarschijnlijk uit de tweede hand (cf. Rogers 1987:103) -, voordat hij als jong germanist naar Duitsland vertrok om te studeren onder Brugmann en Leskien (1913-1914). Dat valt onder meer op te maken uit bepaalde passages in zijn in 1914 gepubliceerde An Introduction to the Study of Language (zie bijv. 1914:160). In deze Introduction, geschreven vóór zijn Europese reis, vermijdt Bloomfield de term ‘esocentrisch’, maar gebruikt wel ‘exocentrisch’ - één maal. In de paragraaf ‘Word-composition: semantic value’ merkt hij op: | ||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||
We may illustrate now some of the varieties of compounds used in English. Most strikingly different from the simple words in syntactic succession are the so-called ‘exocentric’ compounds, which denote an object having the thing named in the compound, as long-nose, short-horn, swallow-tail (1914:161; mijn onderstreping, JN).Ga naar eind3.
Mede op grond van dit citaat mogen we aannemen dat Bloomfield de termen ‘exocentrisch’ en ‘esocentrisch’ al kende vóór zijn Europese studietijd, waarschijnlijk uit de geschriften van zijn latere Leipziger leermeesters. Ik vermoed dat niet alleen Brugmann, maar ook August Leskien (1840-1916) vertrouwd was met de door Aleksandrov gehanteerde terminologie: het exemplaar van Aleksandrov (1888) dat door mij werd geraadpleegd is afkomstig uit Leskiens privé-bibliotheek.Ga naar eind4. | ||||||||||||||||||
3. Cetera non desuntEr blijven nog enkele vragen te beantwoorden. Laten we aannemen dat Bloomfield eenvoudigweg Aleksandrovs/Brugmanns ‘exocentrisch’/‘exozentrisch’ heeft verengelst tot ‘exocentric’; maar waarom verkoos hij in 1933 ‘endocentric’ boven ‘esocentric’? De Griekse woorden endon en eso verschillen weliswaar in zoverre dat het eerste ‘binnen, in het huis’ betekent en het tweede ‘naar binnen’ en ‘binnen’, maar bij beide is het begrip ‘binnen’ aanwezig. Gebruikten andere contemporaine linguïsten die term vóór Bloomfield, of heeft hij zelf deze variant ingevoerd, eenvoudigweg omdat ‘eso’ en ‘exo’ in spelling zo gevaarlijk veel op elkaar lijken?Ga naar eind5. Een andere vraag is of Aleksandrov inderdaad degene is geweest die de termen ‘esocentrisch’ en ‘exocentrisch’ heeft gemunt. Als we Aleksandrovs criteria en zijn indeling leggen naast de gegevens inzake de Sanskriet grammatica zoals door Wujastyk in zijn artikel gepresenteerd, dan kan een mogelijke conclusie zijn dat termen en ideeën van bekende Sanskriet grammatici (Panini, Patañjali) ten grondslag hebben gelegen aan de indeling die Alexandrov naar voren bracht in zijn doctorale dissertatie.Ga naar eind6. ‘Esocentrisch’ en ‘exocentrisch’ zouden dan directe Duitse vertalingen zijn van bekende Sanskriet termen. Het is evenwel in dit verband nog relevant om op te merken dat Aleksandrovs boek opgedragen is aan Jan Baudouin de Courtenay (1845-1929), toentertijd verbonden aan de universiteit van Dorpat als hoogleraar Slavische filologie (1883-1893). In het voorwoord van zijn magisterdissertatie (1886) vertelt Aleksandrov dat hij gestudeerd had onder Baudouin aan de universiteit van Kazan en dat hij zijn ‘hochverehrten Lehrer’ naar Dorpat was gevolgd.Ga naar eind7. Als we rekening houden | ||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||
met het feit dat Baudouin de Courtenay een aanzienlijke invloed heeft uitgeoefend op zijn leerlingen door middel van inspirerende colleges en seminars (cf. Koerner 1972:667), denk ik dat we de mogelijkheid niet mogen uitsluiten, dat Aleksandrov deze beide termen van zijn leermeester heeft overgenomen. | ||||||||||||||||||
4. SlotopmerkingenIn Language stelt Bloomfield de termen endocentrisch en exocentrisch twee maal aan de orde. Allereerst past hij ze toe in zijn hoofdstuk over syntaxis, en wel bij de beschrijving van syntagmata als John ran, poor John e.d. (p.194-97, § 12.10). Bij de bespreking van de composita nu, in § 14.6, merkt hij op dat we hier nu zo handig het onderscheid endocentrischexocentrisch kunnen toepassen, het onderscheid ‘which we met in syntax’ (§ 12.10)’ (p.235). Dat is een opmerking vanuit het perspectief van de lezer, want, zoals Wujastyk (1982:180) terecht opmerkt, zoveel is wel duidelijk, dat Bloomfield het Sanskriet schema eerst heeft toegepast op de composita en het daarna heeft geëxtrapoleerd naar het gebied van de syntaxis - niet omgekeerd. In de tweede helft van de jaren twintig is Bloomfield ad fontes gegaan en heeft zich intensief bezig gehouden met het bestuderen van de klassieke geschriften op het gebied van de Sanskriet grammatica (Rogers 1987:89). Daarbij heeft hij kunnen opmerken, dat in Panini's grammatica met de sutras (± grammaticale regels) zowel nominale composita als ook woordgroepen konden worden gevormd.Ga naar eind8. In de woorden van Wujastyk (1982:183): Panini ‘treats nominal compounds and phrase constructions strictly as optional syntactic transformations of one another... This may have suggested to Bloomfield the application of the classification of compounds to their transformationally equivalent phrase forms’ (cf. Rogers 1987:105).Ga naar eind9. Een en ander houdt in, dat de woordgroepenleer die in 1933 in Language is neergelegd, een synthese is van bouwstoffen van heterogene herkomst. Enerzijds zijn er Wundtiaanse procedures, die in Bloomfields studietijd voor geavanceerd golden en die, losgekoppeld van hun achterliggende psychologie, leidden tot de zogeheten immediate constituent analysis (cf. Percival 1976; Noordegraaf 1982); anderzijds heeft Bloomfield op cruciale punten gebruik gemaakt van verworvenheden uit de aloude Sanskriet grammatica. Als deze historische constructie correct is, blijkt wederom dat in de linguïstiek niet geaarzeld wordt om noties uit uiteenlopende kaders (diachroon en synchroon, morfologie en syntaxis, psychologie en taalkunde) te integreren tot een nieuw geheel, dat geheel op een passende, bijdetijdse | ||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||
manier te onderbouwen in een poging het bruikbaar te maken voor contemporain taalkundig onderzoek.Ga naar eind10. | ||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||
|
|