Voortgang. Jaargang 5
(1984)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Diemense oorkonde uit de 14e eeuw
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in die tijd. De meeste aandacht zal uitgaan naar een oorkonde die door de schepenen van Diemen is opgesteld, en dan met name naar het taalgebruik in dat officiële stuk. De oorkonden zijn uitgegeven door H. Vangassen in zijn Noordhollandse chartersGa naar eind(2). Ik citeer naar deze uitgave en neem ook de nummering daarvan over. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Diemen in de 14e-eeuwse Noordhollandse oorkondenIn de eerste plaats zijn er enkele oorkonden waarin personen worden genoemd die blijkens hun naam uit Diemen afkomstig zijn. In oorkonde 63 lezen we hoe er in Haarlem in 1368 een huis met een molen wordt verkocht, legghende ende staende in die ziilstrate twisschen Eueraert van dyemen. ende den erue dat gheriit littelmans plach te wesen. Ruim tien jaar later behoort de naam Eueraert van dyemen blijkens de oorkonden 94 en 99 toe aan een van de schepenen in Haarlem. Het ligt voor de hand hier aan dezelfde persoon te denken. Deze Eueraert is misschien in zijn jonge jaren vanuit Diemen naar Haarlem getrokken. Hij zal na een aantal jaren het poortersrecht hebben verkregen en heeft het daarna blijkbaar zelfs tot schepen van Haarlem gebracht. De dorpsnaam voorafgegaan door van zullen we hier als een identificerende bepaling (een ‘achternaam’) moeten opvatten. Ook in oorkonde 234, uit Amsterdam, komt een dergelijke aanduiding voor: de schepenen van Amsterdam maken in 1399 bekend dat Jan van Dyemen een tuin heeft gehuurd, gelegen bij de Reguliere Kanunnikessen. Het ligt voor de hand dat deze Jan op het moment dat de akte werd opgesteld, al woonachtig was in Amsterdam. Als deze veronderstelling juist is, moet van Dyemen ook hier als een ‘achternaam’ worden beschouwd. Dan zijn er drie Amsterdamse oorkonden (120, 149 en 158), waarin de verkoop van een stuk land in Diemen wordt vastgelegd. Ze dateren van juli 1385, februari 1389 en november 1389. In alle drie de gevallen gaat het om een perceel dat gelegen is te dyemen in willem snabben zate. De koper is steeds dezelfde: een zekere Jan, de zoon van Willem. Of deze Jan ook in Diemen, in de nabijheid van zijn land, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft gewoond, valt uit de genoemde stukken niet op te maken. Willem snabbe, de man naar wie de zate is genoemd, is ongetwijfeld wel uit Diemen afkomstig geweest. De in Ter Beek gereproduceerde kaarten bevatten echter geen aanwijzingen voor de situering van het land dat zijn naam draagt, en er worden evenmin namen genoemd die men met deze willem snabbe in verband zou kunnen brengen. Tenslotte oorkonde 152, die voor de Diemenaren het meest interessant is: de enige bewaard gebleven oorkonde uit de 14e eeuw die door de schepenen van Diemen is opgesteld. Op dit stuk zal ik hieronder iets uitvoeriger ingaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De Diemense oorkonde van 1389Op 26 februari 1389 hebben de schepenen van Diemen de volgende oorkonde uitgevaardigdGa naar eind(3): Alle die ghene die desen brief zellen zien iof horen lesen doen wi peter ians zoen en(de) symon lammerts zoen scepene jn dyemen verstaen dat voer ons quamen jnt gherecht. jan claes zoen. lammert claes heren zoens zoen Gherit claes zoen. ian claes zoen en(de) iacop ghiisbrechts zoen en(de) tugheden voer ons dat hem dat was cont en(de) kenliic dat claes wendelmoden zoen daer god die ziele of hebben moet al alsullic lant als hi hadde legghende buterkerc daer hi op wonende was dat hi dat vercoft hadde twee iaer wel te voeren eer dat hi cofte die anderhalue morghen lants jn ian hartghers. sate als weder jan claes zoen om dat dit waer is so hebben wi scepene voerscr(euen) desen brief bizeghelt mit onsen zeghelen Int iaer ons he(re)n dusent driehondert neghen en(de) tachtich des donredaghis na sinte mathiis dach. We kunnen aan deze oorkonde tweeërlei soort informatie ontfutselen: Historische gegevens: welke mensen uit Diemen worden erin genoemd (en in welke hoedanigheid) en van wat voor transactie is hier sprake? Taalkundige gegevens: hoe schreven de schepenen van Diemen (of hoe schreef hun klerk) in 1389. Aan dit laatste punt zal ik de meeste aandacht besteden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. Historische aspectenBlijkens de eerste zin zijn peter ians zoen en symon lammerts zoen in 1389 schepenen in Diemen. Zij maken bekend dat een aantal personen voor hen een gerechtelijke verklaring heeft afgelegd betreffende de verkoop van een stuk land. De namen van deze mensen zijn (in gemoderniseerde spelling):
Opmerkelijk is dat twee personen van deze groep (1 en 4) dezelfde naam dragen. Meestal wordt in zo'n geval een bepaling toegevoegd, op grond waarvan men ze kan onderscheiden. Dat is hier niet gebeurd. Daar het niet waarschijnlijk lijkt dat men één persoon tweemaal zou hebben vermeld, mogen we aannemen dat een van de twee Jannen (1 of 4) geen broer van Gerrit (3) is. Gezien de toevoeging ‘die de zoon van Here was’ bij Klaas, de vader van Lambert (2) zal deze Lambert ook uit een andere familie afkomstig zijn, evenals natuurlijk Jacob (5). De genoemde personen verklaren dat de inmiddels overleden Klaas, de zoon van Wendelmoed, het stuk land in Buitenkerk waar hij op woonde, zeker twee jaar geleden heeft verkocht, en wel voordat hij een perceel van anderhalve morgen (ongeveer een hectare) in het land van Jan Hartgers heeft gekocht van Jan, de zoon van Klaas. Aan deze informatie kunnen we misschien een verklaring ontlenen voor de twee identieke persoonsnamen. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat een van de twee Jannen de man is, die Klaas de anderhalve morgen land heeft verkocht. Omdat zijn naam in het vervolg van de oorkonde nog zou worden genoemd, zal men het niet nodig hebben gevonden hem door middel van een identificerende bepaling van de andere Jan te onderscheiden. (N.B. De naam van de eerste getuige zowel als die van de verkoper begint met een i, terwijl die van de vierde getuige met een j begint). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tekst van de oorkonde licht ons niet in over de aanleiding tot het afleggen van deze verklaring. Toch moet er een aanleiding zijn geweest. Men zal niet zonder reden een verkoop hebben laten vastleggen, die een paar jaar eerder al had plaatsgevonden. Het lijkt waarschijnlijk dat men de zonen van Klaas in 1389 op de een of andere wijze heeft ‘aangeslagen’ voor het bezit van een bepaald stuk land, dat hun niet meer toebehoorde. Omdat de verkoop blijkbaar niet algemeen bekend was, zal het nodig zijn geweest hieromtrent duidelijkheid te verschaffen. Klaas' zonen zijn toen in gezelschap van twee onafhankelijke getuigen (buren?) en een derde man die indirect bij de verkoop betrokken was geweestGa naar eind(4) naar de schepenen gegaan om daar een akte te laten opstellen, waaruit moest blijken dat het stuk land in Buitenkerk niet meer in hun bezit was (en dat zij daarvoor dus ook niet konden worden aangeslagen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Taalkundige aspectenDan gaan we nu over tot de taalkundige beschouwing van de door de schepenen van Diemen opgestelde oorkonde. Ik vergelijk de taal van Diemen met die van andere plaatsen uit Noord-Holland. Het feit dat Diemen altijd deel heeft uitgemaakt van Amstelland en na 1296 bijna voortdurend van het grafelijke Holland, maakt het aannemelijk dat de banden met Noord-Holland, en dan met name natuurlijk met de omliggende plaatsen, sterker zullen zijn geweest dan die met plaatsen uit Utrecht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.1. Klankleer:Heeroma (Hollandse dialektstudies)Ga naar eind(5) zou deze oorkonde ongetwijfeld typisch Hollands hebben genoemd. Op grond van de vormen mit, of, legghende en zellen zou het stuk afkomstig moeten zijn uit N. Holl., Z. Holl. of UtrechtGa naar eind(6). Hoewel deze conclusie in dit geval niet bezijden de waarheid zou liggen, wil ik er hier toch op wijzen dat Heeroma in zijn dialectkaarten een te simplistisch beeld geeft van de verspreiding van de diverse taalvormen. Ik zal dit duidelijk maken aan het voorkomen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de varianten met en mit in de 14e-eeuwse Noordhollandse oorkonden. Heeroma's kaart 18 suggereert dat heel Noord-Holland (en ook Zuid-Holland, Zeeland en Utrecht) de vorm mit zou hebben gebruikt en dat met tot 1500 niet voorkomt. Dit wordt toegelicht op blz.29 en 108: met zou een Brabantse eigenaardigheid zijn die zich via Dordrecht over het westen heeft verspreid. Deze veronderstelling wordt niet gesteund door de 14e-eeuwse oorkonden. In Egmond, Castricum, Limmen, Beverwijk en Haarlem wordt aanzienlijk vaker met gebruikt dan mit. In Egmond bijvoorbeeld wordt in een totaal van 12 oorkonden 32 keer met geschreven (in 11 oorkonden) tegenover 3 keer mit (in 1 oorkonde). Dat levert een percentage op voor met van 91%. Haarlem biedt een identiek beeld: 143 keer met (in 51 oorkonden) tegenover 20 keer mit (in 6 oorkonden), waarvan één oorkonde beide varianten kent. Dit levert een percentage op van 88%. Amsterdam daarentegen past wel in Heeroma's visie: 3 keer (1%) met tegenover 225 keer mit in resp. 2 en 97 oorkonden, waarvan één oorkonde beide vormen kent. Amsterdam is dus in tegenstelling tot het westelijk deel van Noord-Holland een duidelijke mit-plaats geweest. Het behoeft geen verbazing te wekken dat men in Diemen, waar de contacten met Amsterdam veelvuldig zullen zijn geweest, eveneens mit schreef.
Voor het woordje (of woorddeel) of als variant van af (bijvoorbeeld in: Si geliede daerof betaelt den lesten penninc metten eersten) ligt de zaak anders dan voor ‘met’. De vorm af komt in ons Noordhollandse oorkondenmateriaal inderdaad vrijwel niet voor. Alleen Amsterdam heeft 7 keer af tegenover 73 maal of. De andere plaatsen kennen uitsluitend of. Het lijkt aannemelijk dat of inderdaad een typisch westelijke variant is, zoals kaart 18 van Heeroma laat zien. In de oorkonden uit Groningen en Drente die momenteel aan de VU voor onderzoek toegankelijk zijn, kwam ik slechts één keer of tegen en verder steeds af.
De woordvorm legghende voor ‘liggende’ wordt door Heeroma als typisch Hollands bestempeld, met een zekere uitstraling naar Utrecht en Noord-BrabantGa naar eind(7). Ook deze conclusie van Heeroma wordt door het oorkonden- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
materiaal bevestigd: slechts twee keer ligghende in Haarlem (t.o. 21 keer de variant met e), verder in heel Noord-Holland: legghende.
Tenslotte nog de varianten van het werkwoord ‘zullen’. Op dit punt ligt de situatie weer iets ingewikkelder. Heeroma's kaart 22 laat de verspreiding van sel t.o. sal zien. De eerste vorm blijkt voor te komen in de provincies Noord- en Zuid-Holland, alsmede in Utrecht. Op blz. 31 geeft Heeroma een toelichting bij deze kaart; hij zegt daar onder meer: ‘Het komt mij voor, dat de pluralisvorm bij sel regelmatig sellen is, want terwijl sellen een veelvoorkomende vorm is, is de pluralisvorm bij sal toch onveranderd sullen (niet sallen).’ Uit de 14e-eeuwse oorkonden blijkt niet alleen dat enkelvoudsvorm sel in Noord-Holland niet het monopolie bezit, maar ook dat de meervoudsvorm sellen veel minder voorkomt dan Heeroma veronderstelt. In welke mate de variante vormen van ‘zal’ (3e pers. ev.) en ‘zullen’ (3e pers. mv.) in de verschillende plaatsen zijn vertegenwoordigd, valt af te lezen aan het volgende overzicht:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoewel de ‘Hollandse’ vorm sel meer gebruikt wordt dan sal, blijkt de (volgens Heeroma hierbij behorende) pluralisvorm sellen toch aanzienlijk minder voor te komen dan de meer, algemene vorm sullen. Amsterdam is een sprekend voorbeeld: de enkelvoudsvorm sel is in de meerderheid (22 keer sel t.o. 17 keer sal), maar de meervoudsvorm sellen komt verhoudingsgewijs slechts zelden voor (4 keer sellen t.o. 31 keer sullen). Ook in dit geval biedt de kaart van Heeroma een te eenvoudig beeld van de verspreiding van de verschillende taalvormen. Gezien het feit dat het Diemense zellen van 1389 dateert, mag het opmerkelijk worden genoemd, dat de Amsterdamse sellen-vormen voorkomen in oorkonden uit de jaren 1386 en 1389. Dit zal echter wel als toeval moeten worden beschouwd. Op de vraag of de vormen sel en sellen in de oorkonden van de provincies Zuid-Holland en Utrecht evenveel voorkomen als in die van Noord-Holland, kan ik helaas nog geen antwoord geven.
Voor we naar de vormleer overstappen, wil ik nog even wijzen op twee woordvormen die in Noord-Holland uitsluitend in deze Diemense oorkonde voorkomen. Het betreft de woorden alsullic en daghis. Het woord ‘zulk’ is afkomstig uit so gelike. Het i-teken in alsullic is dus historisch verklaarbaar, maar het wordt in Noord-Holland nergens (meer?) geschreven. In het MNW worden onder het lemma soliic en sulc wel vormen met een i vermeld, maar ze komen zelden voor (en dan nog meestal in het oostelijk Middelnederlands). Ook in het woord daghis is de i in de genitiefvorm klankwettig (vgl. gotisch dagis), maar deze i verschijnt in het Middelnederlands gewoonlijk als een e (waarschijnlijk als schwa uitgesproken). De Diemense schrijver blijkt in deze twee gevallen een conservatieve spelling te hanteren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.2. Vormleer:Over de vormleer zijn twee bijzonderheden te melden. Ten eerste is het gebruik van die in de groep die anderhalue morghen lants enigszins merkwaardig. Aangezien het woord morgen mannelijk is, zou men in een groep die als object fungeert, den hebben verwacht. Blijkbaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft het telwoord ‘anderhalf’ aan het woord morgen de status van een meervoud verleend. Ten tweede verdient de groep waarmee de oorkonde opent, onze aandacht: Alle die ghene die desen brief zellen zien iof horen lezen doen wi (...) verstaen. De groep Alle die ghene fungeert als meewerkend voorwerp en had dus in de datief ‘behoren’ te staan: Allen den ghenen. Waarschijnlijk is hier geen sprake van deflectie (zoals men op grond van de taalfeiten zou kunnen veronderstellen), maar van een zekere onwennigheid tegenover deze ingewikkelde constructie, waarin eerst het meew. vw. wordt genoemd en pas veel later het onderwerp. Gezien het feit dat veel oorkonden op deze wijze beginnen, mogen we aannemen dat men deze formulering aan een vroeger stuk heeft ontleend. Of de schrijver dit oudere stuk voor zich had liggen of dat hij uit het hoofd kopieerde, zullen we wel nooit te weten komen. De hier gesignaleerde ‘fout’ is niet frequent, maar komt wel vaker voor in het onderzochte materiaal: in de Noordhollandse oorkonden die met deze formulering beginnen trof ik zevenmaal de correcte uitgangen aan, driemaal (waaronder de Diemense oorkonde) de uitgangen van de nominatief en viermaal de groep alle den genen (en variante spellingen), waarin alle geen n heeft, maar de groep den genen wel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.3. Syntaxis:De schepenen van Diemen hebben hun best gedaan zo duidelijk mogelijk te formuleren. Waarschijnlijk ten gevolge van een zekere schrijfonwennigheid heeft dit tot een enigszins merkwaardige constructie geleid. Ik doel op de recapitulerende groep dat hi dat, die in de volgende zin geheel overbodig is: ende tugheden voer ons dat hem dat was cont ende kenliic dat claes (...) al alsullic lant (...) dat hi dat vercoft hadde (...). Ook het feit dat de groep dat hem (...) was cont een voorlopig object bij zich heeft (dat) is een aanwijzing voor onze veronderstelling dat men ernaar heeft gestreefd zich duidelijk uit te drukken. Dat dit streven syntactisch gezien ook tot positieve resultaten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft geleid, mag blijken uit de gehanteerde slotformule. De schepenen hebben zich niet bediend van de in die tijd algemeen gebruikelijke, maar kryptische formulering: in oorkonden desen brief besegelt met onsen segelen gegeven int jaer ons heren (...) of een variant daarop, die zij evenals de beginformule ongetwijfeld uit andere stukken hebben gekend, maar ze hebben gekozen voor de formulering: om dat dit waer is, so hebben wi scepene voerscreven desen brief bizeghelt mit onsen zeghelen Int iaer ons heren (...). Geen moeilijke elliptische constructie, maar een gewone begrijpelijke zin als afsluiting. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.4. Lexicon:In de Diemense oorkonde treffen we de woordgroep ian hartghers. sate aan. Dit woord sate zijn we ook tegengekomen in de in par.2 genoemde Amsterdamse oorkonden waarin sprake was van de verkoop van een stuk land in Diemen. Het is opmerkelijk dat de man aan wie de sate zijn naam ontleent, noch in de Amsterdamse oorkonden noch in de Diemense, identiek is aan degene die de grond verkoopt. Ter Beek deelt mee dat het woord zate (later ‘weer’ genoemd) wordt gebruikt voor een strook land waartoe een deel van de dijk behoordeGa naar eind(8). We mogen aannemen dat in Diemen, evenals elders, de landeigenaren verantwoordelijk waren voor de goede toestand van de dijk. Hoe groot ieders deel was, was in het algemeen afhankelijk van het aantal morgens land dat men bezat. Daar Diemen voor het grootste deel werd begrensd door dijken en kaden, lijkt Ter Beeks interpretatie van het woord zate aannemelijk. Het MNW vermeldt deze betekenis echter niet; daarin treffen we naast een aantal andere betekenissen alleen aan: ‘stuk land’Ga naar eind(9). Beekman voegt daar aan toe de betekenis: ‘de grondslag van een dijk’Ga naar eind(10). Deze opmerkingen over de betekenis van het woord bieden geen verklaring voor de hierboven gesignaleerde eigenaardigheid dat de man aan wie de zate zijn naam ontleent, niet dezelfde is als de verkoper. Bleef de zate soms de naam houden van degene aan wie het land oorspronkelijk had toebehoord? Of de naam van degene die voor de goede toestand van de dijk verantwoordelijk kon worden gesteld? Uit de oorkonden blijkt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat althans delen van dit land inmiddels in andere handen waren overgegaan. Het woord zate (ook sate en zaet(e) geschreven) komt in de 14e-eeuwse Noordhollandse oorkonden niet veel voor. Op één plaats, namelijk in nummer 36 (Amsterdam, 1351), is sprake van een erf en huis dat geheten is haren roemers zate. Waarschijnlijk betekent het woord hier ‘huis met erf’Ga naar eind(11). In de overige gevallen verwijst het woord uitsluitend naar een stuk land. In deze laatste betekenis komt het voor in de drie reeds genoemde Amsterdamse oorkonden 120, 149 en 158, waar, zoals we hebben gezien, sprake was van de zate van Willem Snabbe in Diemen. In nr.125, eveneens uit Amsterdam (1386), wordt een stuk land verkocht dat deel uitmaakt van Claes pieterszoens zate in Duivendrecht. Dit perceel heeft zeker in de buurt van een dijk gelegen, aangezien de verkoper belooft de grond te waren van Crafts dijc d.w.z. er zorg voor te dragen dat de dijk in goede staat blijft, zodat het land niet wordt overspoeld. In nr.166 uit Nieuwer-Amstel (1390) is sprake van een zate aan een wetering, waaruit turve ende zoeden gestoken mochten worden. Land in ontginning dus. Dergelijke stukken land liepen meestal tussen twee evenwijdige ontwateringssloten, die loodrecht op een ontginningsbasis stonden. Deze ontginningsbasis was een natuurlijke of gegraven wetering, soms ook een weg. De naast elkaar gelegen percelen hadden dezelfde diepte en ze werden aan de achterkant gewoonlijk door een dijkje beschermd tegen het water van het onontgonnen veengebiedGa naar eind(12). Tenslotte komt het woord zate nog voor in de oorkonden 171 en 201 uit Amstelveen (van resp. 1391 en 1395) en in nr.235 uit Amsterdam (van 1399). De laatstgenoemde oorkonde heeft betrekking op de verkoop van een perceel land in Ouder-Amstel. Afgezien van de ene vermelding van haren roemers zate uit nr.36 blijkt het woord zate in mijn materiaal dus uitsluitend voor te komen in de betekenis ‘stuk land’. Opmerkelijk is bovendien dat we het woord alleen aantreffen in Amsteland en niet in andere delen van Noord-Holland. Daar het land van Amstelland via dijken en kaden moest worden beschermd tegen het water, lijkt de veronderstelling van Ter Beek, dat het woord zate duidt op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een stuk land dat aan een dijk gelegen was, nog aan waarschijnlijkheid te winnen. Aan wie de zate in het algemeen zijn naam ontleent, is op grond van deze bewijsplaatsen niet vast te stellen.
Aangezien het verkochte stuk land waarvan in de Diemense oorkonde sprake is, gelegen was in Buitenkerk, is er alle reden om aan te nemen dat ook dit perceel deel heeft uitgemaakt van een zate, in dit geval een stuk land aan de Diemer ZeedijkGa naar eind(13). Het lijkt dan ook niet onmogelijk dat de verklaring is opgesteld in verband met de dijkschouw: de zonen van Klaas kunnen door de dijkgraaf verantwoordelijk zijn gesteld voor de toestand van een bepaald deel van de dijk. Tijdens de eerste dijkschouw van het jaar (die in het voorjaar plaatsvond) werd vastgesteld en aan de eigenaren bekend gemaakt op welke punten de dijk verbeterd moest worden. Deze herstelwerkzaamheden moesten voor de tweede schouw (in de zomer) zijn voltooid. De eerste dijkschouw kan in 1389 in februari hebben plaatsgevonden. De aanmerkingen van de dijkgraaf op een stuk dijk dat naar zijn mening aan de zonen van Klaas toebehoorde, kunnen de aanleiding zijn geweest tot het afleggen van de gerechtelijke verklaring op 26 februari van dat jaar. Meer dan een vermoeden kan dit echter niet zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. BesluitHet gebruik van de woordvormen mit, legghende, of en zellen in de Diemense oorkonde van 1389 maakt duidelijk dat de ambtelijke schrijftaal van deze plaats veel verwantschap vertoont met die van Amsterdam. Het gebruik van het woord sate in de betekenis ‘stuk land (aan de dijk)’ is in de Noordhollandse oorkonden typerend voor de dorpen van Amstelland. Op grond van taalkenmerken lijkt de Diemense oorkonde dus redelijk goed lokaliseerbaar. Of en in hoeverre het taalgebruik van Diemen afwijkt van de 14e-eeuwse taal van Utrecht en Zuid-Holland zal nader onderzoek moeten uitwijzen. Bovenstaande opmerkingen vormen slechts een klein voorbeeldje van de mogelijkheden die het taalkundig onderzoek van oorkondenmateriaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biedt. De computer is bij het verzamelen van de gegevens een onmisbare hulp. De interpretaties van en de beschouwingen over het taalmateriaal blijven evenwel het werk van mensen. |
|