Augustinus en het kind
De heilige Augustinus had als gewoonte om na de dagelijkse studie een avondwandeling te maken langs de oever van een meer. Bisschoppen en andere geestelijken, die in zijn omgeving verkeerden om van zijn wijze lessen te profiteren, volgden hem dan op enige afstand. En Augustinus ging in zijn eentje voorop, opdat hun gebabbel hem niet zou hinderen bij zijn overpeinzingen. Toen hij daar eens zo alleen liep, trof hij aan de oever van het meer een zeer mooi kind aan, dat in de grond een kuiltje had gemaakt, zoals knikkerende kinderen op straat plegen te doen. Met een zilveren lepel schepte het kind water uit het meer en goot het in het kuiltje. Toen de heilige Augustinus het jongetje zo volijverig bezig zag, ging hij er naar toe. Hij groette hem en vroeg hem wat hij daar deed. Het kind antwoordde ernstig: ‘Ik wil het hele meer leeg scheppen en in het kuiltje gieten, als het kan.’
Door dit kinderlijke antwoord schoot de heilige man in de lach: ‘O lieve kind, hoe zou je dat kunnen doen? Het meer is groot, de lepel waar je mee schept is klein, evenals het kuiltje waar je het water in giet.’ Maar onmiddellijk repliceerde het kind: ‘Mijn mogelijkheden om te doen wat ík voor ogen heb, zijn groter dan jouw mogelijkheden om te doen waar je nu aan denkt.’ Door deze woorden raakte Augustinus in verwarring; hij vroeg wat het jongetje bedoelde. Het kind antwoordde: ‘Jij denkt diep in je hart dat het mogelijk is te bevatten in een klein boekje, wat het onbegrijpelijke sacrament van de heilige drievuldigheid is. Eerder dan dat jij dát echter zou kunnen volbrengen, kan ik het water uit heel het meer in dit kleine kuiltje gieten.’ Toen het kind dit gezegd had, verdween het plotseling. Sint Augustinus besefte hoe waar de woorden van het kind waren, en hij verheerlijkte Christus in zijn werken.