vaarde werken, waarin melk, honig en suiker vloeien... En dan, gaat er van het ontzaglijk drama van Calvarië niet een fascineerende kracht uit waarvan men de invloed en de gruwelijke schoonheid best voorzichtig verdoezelt? En zoo men die profetische dichters moest laten betijen, zouden hun epische vizioenen op den duur niet een begeestering wekken voor een Christus die een andere zou zijn dan de officieele, de politieke en militaire Christus?
De ontroerende palmprocessie van Palmenzondag gaat in de steden haast onopgemerkt haar gang. Men zou kunnen zeggen dat Christus te Brussel bijvoorbeeld om zoo te zeggen incognito zijn plechtige intocht houdt, onder het oog van enkele verveelde parochianen, bij wie de bedenking niet ver is, dat het geen kwaad kan als men den pastoor ééns per jaar buiten zijn kerk sluit. Ondanks zichzelf wordt de herinnering wakker aan de magistrate schets van Ensor, waarop de ter bespotting opgestelde Christus als een opgeschrikte tooneelfigurant te wankelen staat tusschen enkele liederlijke doctrinaires en de opgeblazen smoelen van dronkaards en rauwe landsknechten. Op den buiten heeft de palmprocessie met de herinnering aan Christus' glorieuze intocht, iets indrukwekkends behouden. Allerlei lentegeuren omwolken den stoet wanneer hij het kerkportaal binnenschuift; lentefrischheid en het aarzelend lied van een vroegen vogel mengen zich met de Hosannaliederen... Als een herinnering aan deze plechtigheid worden de takjes gewijd bukshout met piëteit bewaard; hun frisch donkerglanzend groen zal later sterven tusschen de gevouwen handen der dooden.
Het staat geschreven in de Boeken: De joden hebben den moord op Jezus met zorg voorbereid en volbracht. Ze werden ervoor gestraft met verbanning en met een eeuwig heimwee naar een vaderland. Sedert tweeduizend jaar koesteren ze den droom van hun terugkeer naar het beloofde land, zooals een moordenaar onophoudelijk door een vreemde kracht gedreven wordt naar de plaats waar hij zijn misdaad pleegde.
Hoe was de achtergrond van Christus' passie? Een donkere klaarte, zooals men beweert, of een brandende duisternis? Grünewald, de krampachtige, el Greco, de schilder van den levend gestroopten Christus, hebben beiden hun vermoedens op het doek gebracht... Op de kruisiging-tafereelen van el Greco ontdekt men de kleur van deze met electrische glanzen doorlichte duistere nacht, die zwaar was van weedom; hij heeft eenvoudig een van aarzelende klaarte doorsidderde duistemis geschilderd.