ken geschreven over zijn belevenissen tijdens zijn reizen in centraal Afrika. Men zou kunnen zeggen dat deze manier van doen een beetje uit den tijd is, daar de meeste zijner collega's junglereizigers thans hun vulpen en notaboekje plegen thuis te laten, en zich met voorliefde voorzien van een deugdelijk filmopname-apparaat, om hun ervaringen en avonturen duurzaamheid en geloofwaardigheid te verleenen. Dit stelsel van reportage ontslaat hen van de noodzakelijke dosis vakkennis die van den man van het boek geëischt wordt; van stijlgevoel, fantasie poëtisch instinkt en wat nog meer bij het ambacht des auteurs kijken komt. Dat Attilio Gatti het met het ouderwetsche boek hield, kan mij enkel verheugen, sedert ik een stuk of wat avondlijke uren met zijn beide uitstekende reportages heb doorgebracht. Hij bereisde de minder bekende streken van Oostelijk Centraal-Afrika, vooral de groote meeren; het oerwoud waar de raadselachtige pygmeeën verblijf houden, de randgebieden van het Ruanda-Urundi-mandaat, met de herkulische erfgenamen der oude Egyptische kultuur, en het Noord-Oosten van Zuid-Afrika. Allerlei missiebladjes, filmen, voordrachten, vulgarisatie-uitgaven over onze kolonie en het nauw contact dat het moederland onvermijdelijk onderhoudt met het overzeesch gebied, via kolonisten en missionarissen, hebben ons sedert lang vertrouwd gemaakt met een groot aantal elementen aan dewelke deze beide boeken van commandant Gatti hun interesse ontleenen, doch het is een merkwaardig feit dat haast geen enkel vlaming een werk van eenige beteekenis over onze belangrijke Afrikaansche kolonie schreef, en van een eigenlijke koloniale literatuur bij ons praktisch geen spraak is. In dien zin is deze vertaling van het werk van Gatti de aanvulling van een tekort dat opvallend was, temeer waar we sedert een dozijn
jaren een wezenlijke rush beleven van buitenlandsche reporters en filmagenten naar Belgisch Congo, dat momenteel het paradijs is der fabrikanten van sensatie en avontuur. Gatti beheerscht overigens op gelukkige wijze de kennis der juiste doseering van de elementen welke een soortgelijk werk belangwekkend kunnen maken, en hij beschikt bovendien over voldoende ‘stiel’ en zegginskracht om zijn reportages op een plan te brengen dat zich ook bij vertaling uitstekend handhaaft. Het is goed werk dat boven het prijsboeken- en het sensatie-genre uitgegroeid is.