Volk. Jaargang 4(1938-1939)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Dronkemanslied Ik heb de tonnen als tam-tams geslaân tot barstten mijn verhitte vuisten, tot ik weer zwijmlend trachtte recht te staan daar nieuwe kranen openbruischten. Ik heb den geur der kelders forsch gesnoven; van alle vaten wist mijn mond de maat, tot ik bij 't morgenvuur de ster ging loven die er op menig kruik genever staat. Dies reed ik menig nacht met kromme beenen als ruiter op een afgedronken vat, tot ik op 't einde raadloos zat te weenen en om een haring en bezinning bad. Vorige Volgende