de Pierre’, een soort documentair over de moderne Parijsche kerkbouw, en speciaal bedoeld om interesse te wekken voor de in ronde cijfers honderd kerken welke de laatste jaren in de Parijsche banlieu's op initiatief van Kardinaal Verdier gebouwd werden. Een getuigenis dus van Franschen kunstzin, katholieke vitaliteit en creatief vermogen, onder de nadrukkelijke bescherming van Kardinaal Verdier. (Tusschen haakjes: waarschijnlijk om de zaak een beetje ‘genietbaar’ te maken, draaide men terzelf dertijd als bij film een scabreuze band ‘Swing high, swing low!’). Deze film, die een epos van moderne visie op een twee duizend jaar oud probleem had moeten zijn, heeft bij de toeschouwers de vraag oewekt: kan de moderne katholiek in 's hemels naam werkelijk niet anders meer dan vulgair en onbeduidend werk produceeren; is het een wet dat al wat van officieus of officieel-katholieke zijde uitgaat, minderwaardig moét zijn? Is het nog hetzelfde Frankrijk dat Reims en de Notre Dame van Parijs bouwde - en helaas ook Montmartre en Lourdes. - dat thans niets beters meer weet voort te brengen dan dit minderwaardig knoeiwerk? Na wat Spielerei rond de architectuur van enkele gothische en na-middeleeuwsche kerken, een vrij banale dokumentatie over religieuze architectuur, welke ieder gelegenheidsreporter tienmaal fatsoenlijker zou realizeeren, en die op sommige oogenblikken schreeuwend van banalisme wordt - krijgt men vluchtig een viertal moderne of liever hedentijdsche Parijsche kerken te zien, die op afdoende wijze het verlangen te niet doen, ook nog de zes en zeventig andere te bekijken. Het is alles hopeloos banaal, vlak, on-religieus en on-kundig, en op dit gebied moeten de kerken in kwestie niet onderdoen voor het filmpje zelf. Het zijn stielmatig zoowel als godsdienstig beschouwd misbaksels, waarvan ieder stuk een stevig fortuin kost, het getuigenis wat onze tijd aan God aan te bieden heeft, en waarin
elk geloof, elke bezieling, elke Schwung ver is, en waaraan zelfs de eenvoudige, voor de hand liggende stielmanskunst ontbreekt. Ten slotte wordt ons ook het pijnlijkste niet gespaard: Kardinaal Verdier verschijnt op het doek bij gelegenheid van Zijn bezoek aan een filmstudio, waar hij een amicaal praatje voert met... Charles Boyer, over de kerk welke momenteel gebouwd wordt te Joinville, de fransche filmstad, ter eere van en onder benaming: ‘Notre Dame du Cinéma’. Wie zich nu herinnert dat de fransche film sedert het dozijn laatste jaren evolueert tusschen de stroopzoete patronagefilm die overal elders dan in dergeljke middens zou uitgefloten worden, en de op z'n scherpst gekruide vaudeville, - met af en toe een tripje in de richting van de bonbon-sentimentaliteit waarvoor het Heilig Treesje al enkele keeren ver-antwoordelijk werd gesteld - vraagt zich af wat Onze Lieve Vrouw in het Parijsche Hollywood komt doen, en of Notre Dame du Cinéma ook de producten en gansch de atmosfeer van Joinville moet aanvaardbaar maken.
Deze film heeft me onzeggelijk triestig gemaakt. Ook de N.D. du Cinéma-kerk is een afschuwelijke draak -is het wel noodig dit te zeggen? - en de film in kwestie is enkel goed om dadelijk verbrand te worden. Voor de Heilige Kerk is blijkbaar in dezen tijd het slechtste goed genoeg. Of misschien zijn het niet de cineasten, doch de vertegenwoordigers der Kerk die te kort schieten. In Frankrijk zijn er toch cineasten genoeg die een mooie, smaakvolle documentair kunnen realiseeren? En architecten die bijvoorbeeld de Parijsche tentoonstelling tot een wonderbare creatie konden maken. Een bouwsel waarmee geen enkele eigenaar van een groot warenhuis, een bar of een danspaleis zou genoegen nemen, is goed genoeg voor God. Arm Frankrijk! - althans, in de veronderstelling dat het in Vlaanderen beter zou zijn...
R.D.V.