Volk. Jaargang 3(1937-1938)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 279] [p. 279] Albe: Ik bid u aan Ik bid U aan o Ongeschapen Schicht van nooit-weerstraald en wordinglooze Licht: mijn God! Gij zijt die zijt de Oerbron der Oneindigheid. O, Woord der onuitspreekbaarheid, aanwezige ongenaakbaarheid, mijn God! Gij zijt de nooit-Geweesde, nooit-te-Wordene nooit door de eeuwen heen te ordenen. O, Aangeroepene, zoo machteloos te noemen mijn Aangebedene, maar stamelend te roemen, mijn God! Die is de niet-te-minnen Geliefde en niet-te-wondene Gegriefde. Ik bid U aan, o Ondoorgrondbaarheid, mijn zwakste zwijgen weze U hoogste lof mijn God! serene Weergalm van mijn hart dat schreit om snerpe zieleweeën in een handvol stof. ‘Paradijvogel’ Vorige Volgende