Volk. Jaargang 3(1937-1938)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 271] [p. 271] Arie Van Sas: Dans Wind sloeg jacht in mijn bloed en dreef me de glimmende golvende baren op van den stijgenden vloed, waar ik waggel, en ijdel mijn krampende vingers reik naar de vlottende waaiende haren van een dansende nimfenrij. In de eindelooze naaktheid van hun gearmde lijven, deinend op den schuimenden boog van een golventop, schuiven ze op en neer met een bevende lippenvraag en smoren in kletsende kussen mijn dwaas gevloek en mijn narrenlach. Mijn wankel lijf dat walsen moet naar den dwingenden drang van hun oogen, die loom en moe mijn wil, maar wraakgek mijn gedachten maken, voelt plots de woeling van het zeezand en de kust. En lijk een stier uit bloedwarm zand zijn roode passieoogen heft naar wie hem sarden, zoo schrei ik over het water een huiverenden kreet van dood begeeren en zie nog vaag het keeren van duivels in de zee. Vorige Volgende