Volk. Jaargang 3(1937-1938)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 238] [p. 238] Bert Peleman: Spioenen Voor Michel De Ghelderode Waar ze de lijken voert die ze verwurgd bij nacht weten we niet. Maar dat het water in de gracht rood is en ruikt naar bloed, dat weten wij. En dat er stroom is in dit water en bij hooge tij er knoken drijven, afgeknotte beenen: dat hebben wij gezien. En dat wij klanken hoorden uit 'n valschgestemde mandolien en dat wij handen zagen groener dan de waterwieren en oogen zwarter dan de bessen onzer vlieren; dat kunnen wij - ook voor de Kerk - getuigen. Want wat gij zeggen zult, wij buigen onze koppen niet en houden heilig staan dat elk van ons om deze burcht 'n heks zag gaan. Wij weten niet hoe haar gestalte was maar dat haar lenden als 'n groen gelas doorzichtig waren in het koortsig beven van 'n vuur; en dat wij nooit begeven zullen bij 't geloof dat heksen waar zijn: vleesch en bloed; en dat zij met haar linker voet drie sprongen deed en plots 'n paard te voorschijn kwam; en dat de manen van dit paard 'n vlam geleken; dat het als de paarden uit 'n circus wit en zwart was; dat zij uit 'n bronzen bus het dier te drinken gaf zoodat het steigerde en schuimend, maneschuddend weigerde de heks te voeren op 't gezadeld lijf, doch almeteens, woest als 'n pijl de schijf genaakt, op hol sloeg met het lijf erop, dat zagen wij zoo duidelijk als het galop [pagina 239] [p. 239] van doodgewone paarden. Wij zagen veel en spaarden onze oogen niet, spijts 't kwellen van den nacht. Hoe zwaar de koortsenvracht der vrees ook rees om ons, wij hielden ons verscholen en spioneerden 't nachtelijke dolen van de heks. Vuur zagen we en water en brakend vlak voor ons, 'n witte kater naast zeven zwarte zot-geronkte katten. Wij hoorden 't klepperen van waterratten die de gracht doorkruisten tot de burcht... Wellicht werd er 'n boerenmeid gewurgd, want hevig en herhaald hoorden we kermen. En onder witte regenschermen, werend 't zoete zog der murmelmaan, zagen we vlammende gestalten gaan. Plots steeg 'n geur van bloeiend' anemonen; doch voor we vlochten om het hoofd de blanke kronen, brak er 'n stank van oude bokken die men slacht. We stortten neer, bewustloos, om ons lijf de nacht en het geklaag van groen gevlerkte uilen. Toen wij ontwaakten voelden we de builen op ons hoofd en in ons vuist 'n doodgevangen visch... Wij raden dag en nacht maar weten niet wat waar of leugen is... (Variante voor Harp) Vorige Volgende