Volk. Jaargang 3(1937-1938)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 232] [p. 232] K. Vertommen: Kerstleis Een maagdelijk Moederken ziet verrukt hoe 't Kind in haar borst zijn knuistjes drukt. Drink maar, Kindje, word sterk en groot... De zon glanst op de sneeuw bloedrood. Van de zon tot de stal door de sneeuw loopt een spoor, daar kwamen de gloria-engelen door. Slaap nu, Kindje, doderidijn, Zorgenmoedertje zal bij U zijn. En langs dat spoor kwamen herders tot Hem met al de moeders van Bethleem. Lach nu. Kindje, de mensen toe; het leven maakt hen zo mat en moe. En boven de stal pinkt de koningenster, ze kwamen van 't Oosten ze kwamen van ver. Droom nu, Kindje, Uw hemelsche droom; de koningen brengen hun giften met schroom. Het Kindje dat eet en slaapt en lacht is God uit den hoge, ter wereld verwacht. Uw Moederken brengt U voor 't offer groot... De zon vlekt de witte sneeuw bloedrood. ‘Uit ‘Peillood’ Vorige Volgende