Volk. Jaargang 3(1937-1938)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 227] [p. 227] Ferdinand Vercnocke: Damme 't Is een zeeschelp die de vloed vergat, een meeuw ver van de zee gevallen; als tomben omringen oude wallen Damme, de doode stad. Een schoone doode, bij een molen en een vaart, waar zwarte booten als schaduwen drijven; zij ligt op golving van zachte weiden: de doode heeft haar ziel bewaard. Stokoude huisjes, het dak als een kaproen, rijzen gearmd uit verre eeuwen; de scheeve vensters geeuwen, de deur is een oud blazoen. 't Raadhuis is de stille schrijn der dorre beenderen van 't verleden; de dood bewaakt de oude treden, Maerlant zoekt eeuwig naar een rijm. De jonge kerk liet den toren alleen met trouwe puinen uit het schip gebannen: hij schouwt, laatste der vrije mannen, slank en kranig, onberoerd naar zee. Waar doolt gij, stervensvrij geslacht, Tijl en Nele, frissche Dietsche droomen? Wie doet de vloed terug naar Damme stroomen? De verre zee verzucht, heel zacht. Uit ‘Zeeland’ 2o Uitgave Vorige Volgende