Volk. Jaargang 2
(1936-1937)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
Pierre van Valkenhoff: Een Nederlandse kunstgeschiedenisKunstgeschiedenis der Nederlanden. Samenvattende Kunstgeschiedenis van Nederland en Vlaanderen van Begin tot Heden onder Redactie van: Dr. H.E. van Gelder Directeur van het Gemeentemuseum te 's Gravenhage, en met medewerking van: Met Dr. Gerard Brom aannemend dat de schilderkunst: ‘het kompas van het vaderlandse geestesleven’Ga naar eindnoot(1) is, zal men de Kunstgeschiedenis der Nederlanden onder redactie van Dr. H.E. van Gelder, werk dat wil zijn een samenvattende kunstgeschiedenis van Nederland en Vlaanderen van begin tot heden, inderdaad kunnen begroeten met vreugde omdat te lang een dergelijk boek, dat in zo een bestek zo vele qualiteiten verenigt, gemist werd. Verre van ideaal is immers toch deze Kunstgeschiedenis een proef die het bereikbare nadert, door veelzijdigheid uitmunt en terzelfdertijd den liefhebber aan een prijs aangeboden kan worden die nog altijd in de Nederlandse uitgeverswereld een unicum is. Men zie het belang van het laatste niet over het hoofd, wanneer het - als hier - erom gaat een boek te bieden dat meer voor de gasten dan voor de koks bestemd isGa naar eindnoot(2), want slechts dan is het te bereiken dat het boek op vele tafels komt en niet als duur standaardwerk in een bibliotheek verborgen blijft. Een boek dat men liefheeft moet men bezitten; welnu menige kunsliefhebber kon tot nog toe geen Nederlandse kunstgeschiedenis kopen door de te grote duurte. Eindelijk verscheen deze, en niet genoeg kan men dan ook de uitgeversmaatschappij W. de Haan N.V. huldigen voor deze daad, reeds enkele jaren geleden voorafgegaan door een niet minder beteke- | |
[pagina 273]
| |
nisvolleGa naar eindnoot(3). Zo komt men tot resultaten, en het strekke haar niet minder tot eer dat dit resultaat zo goed geheten kan worden. Door onderlinge samenwerking kwam een geheel tot stand dat ieders bewondering zal afdwingen, terwijl de namen der medewerkers er borg voor staan dat elk onderdeel ervan met die zorg behandeld is welke den specialist ervan eigen is. Weliswaar sluit dit niet uit dat niet altijd de goede toon van het populair-wetenschappelijke getroffen werd en evenmin dat niet overal dezelfde arbeids-methode werd toegepast, doch over het algemeen kwam men toch tot een werk dat de verdienste bezit den liefhebber tot een en ander op goede wijze te kunnen inleiden. Dit is dan ook de voorname bedoeling van het lijvige boek dat daarom in geen enkele particuliere bibliotheek ontbreken mag, reeds om het feit der verbondenheid van alle kunsten maar evenzeer om de omstandigheid dat een soortgelijk werk ook voor de cultuurhistorie in en geren zin van niet te onderschatten betekenis is. Het spreekt dus vanzelf dat wij dit boek in alle opzichten aanbevelen, al zien wij daarbij de - voor een deel in dergelijke werken niet te vermijden - feilen niet over het hoofd.
Kan het niet onze bedoeling zijn ook maar in alle beknoptheid een overzicht van de rijke en gevarieerde inhoud te geven, toch menen wij verplicht te zijn in vogelvlucht ter waardebepaling op enkele qualiteiten de aandacht - in het algemeen en zonder namennoeming - te vestigen. Blijft opsomming niet uit toch zijn de meeste hoofdstukken wel overzichtelijk en meer dan ietwat oppervlakkig aaneenschakelend. Goede opmerkingen vind men op meerdere plaatsen terwijl niet zelden buitengewone pagina's aan te wijzen zijn. Lijdt het boek hier en daar aan ietwat te sterke uitvoerigheid, meermalen is het juist door zijn goede beknoptheid kunstig, ja knap, terwijl niet zelden de hypothese op goede wijze met het bekende verbonden is. Doch daartegenover ook enkele feilen - reeds voor een gedeelte in De GidsGa naar eindnoot(4) aangewezen - als daar zijn: het te beperkte deel wat aan Vlaanderen gewijd is, het onafgewogene in stof, eenige inconsequentie in de aard der opstellen en vooral de uitvoering en verzorging van het geheel. Wat de twee laatste aangelegenheden betreft; men kan inderdaad niet ontkennen dat in dezen betrekkelijk veel aan het boek ontbreekt, omstandigheden vooral door de economisch-financieele moeilijkheden in de hand gewerkt. Technisch is het werk veel minder in reproductie dan bijv. Hamann's Geschichte der KunstGa naar eindnoot(5) - eveneens een goedkope, maar dan Duitse uitgave, - terwijl men bovendien graag een termenregis- | |
[pagina 274]
| |
tertje - eveneens te vinden in Hamann's boek - aan het geheel had toegevoegd gezien. Weegt men echter goede en minder goede hoedanigheden tegen elkaar af, dan ziet men dat de goede de schaal der critische waardering ver doen door slaan. Is het nodig hieraan toe te voegen dat men daarover graag zijn verheugenis uitspreekt?
Het zij ons tenslotte vergund in onvolledigheid meer in het bijzonder op enige namen en zaken te wijzen die deze kunst-encyclopaedie haar grote waarde verlenen. Zo geeft W. Vogelsang in het derde hoofdstuk een goede tekening van Claus Sluter in het raam van de problemen rond diens persoonlijkheid. J.G. van Gelder ziet in het zesde hoofdstuk het marinisme in verband met de contra-reformatie, een interessant en - voor ons - nieuw aspect dezer bewegingen. Het zal weinig verbazen dat Dr. A. Vermeylen een zeer goed hoofdstuk wijdde - wellicht naast dat, hier nog te noemen, van Brom het beste van alle - aan de Vlaamse schilderkunst ten tijde van Bruegel en Rubens. Dr. H.E. van Gelder behandelde in twee hoofdstukken de schilderkunst der zeventiende eeuw met een boeiende tekening van Rembrandt als de kunstenaar der barokGa naar eindnoot(6). Misschien ietwat te uitvoerig, maar uitstekend behandelt daarna M.D. Ozinga in twee hoofdstukken over de zeventiende eeuwse bouwkunst der republiek. Een voornaam hoofdstuk is dan het vele nieuwe gezichtspunten brengende van Mr. A. Staring over de beeldende kunst in de achttiende eeuw, dat wij zeer sterk in aller aandacht aanbevelen. Prachtig schrijft Dr. Gerard Brom over de Haagse school terwijl A.M. Hammacher een aardig opstel wijdt aan het voorspel der twintigste eeuw. Uit een en ander blijke opnieuw welk een voornaam werk deze Kunstgeschiedenis is. Houdt men bij een en ander er rekening mede dat een soortgelijk boek wel een indruk geeft, maar dat het beeld zelf eerst geboren wordt; ‘bij de aanschouwing van de kunstwerken zelf en bij het toetsen van den reeds ontvangen indruk aan de emotie, die die werken zelf kunnen geven’Ga naar eindnoot(7) dan kan het bovendien als zodanig zijn goede en zo noodzakelijke werk doen. Daartoe hopen wij dat het in veler handen komen moge en wensen wij het gaarne een verbeterde herdruk toe, die opnieuw het doel waarvoor het geschreven werd ten goede moge komen, zodat er tenslotte ook uit moge voortvloeien de behoefte: ‘aan nauwkeuriger kennis van het geheele veld, waardoor het mogelijk wordt de bekende verschijningen in te voegen in een algemeen verband’Ga naar eindnoot(8). | |
[pagina 275]
| |
Van harte zij dit redacteur, samenstellers en uitgevers toegewenst!
Maastricht 1937 |
|