Volk. Jaargang 2
(1936-1937)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdPrismaDe kwestie van een vlaamsch-nationale opvoeding in onze vrije onderwijsgestichten.- Sinds enkele jaren wordt er geweldig druk uitgeoefend op de studeerende jeugd: om de katholieke levensbeschouwing diep in de jonge zielen te prenten. Volgens de pauselijke richtlijnen, wil men door christelijke zelfvolmaking: een intenser beleven van het geloof naar binnen en een werkdadig apostolaat naar buiten. Op bevel en onder leiding der kerkelijke hierarchie, bestaan er op de colleges en meisjespensionaten vele organisaties die sterk ingrijpen: maandelijks, lessen over de Katholieke Actie en wekelijks, studiekringen over de vele aspecten van kerkelijk leven. Daarbij komen nog de lessen in christelijke leering en geloofsverdediging, opgenomen in 't algemeen program. Als kinderen der Christi-kerk moeten we volmondig deze jeugdactie beamen en de opvoedkundige waarden daarvan hoogschatten. Nu vooral dat we noodtijden beleven: van naam-katholicisme, doodende onverschilligheid, openlijke en heimelijke geloofsafval. | |
[pagina 243]
| |
In de jeugdvorming is dit de lichtzijde, maar... er is ook een schaduwzijde, die heel het opvoedingsysteem ongezond maakt! Vooraleer de kern van de kwestie aan te raken, moeten we eerst een paar grondbeginselen vooropstellen: Onze jongens en meisjes zijn burgers van Gods' rijk door hun h. Doopsel, deelachtig aan het bovennatuurlijk leven en opgenomen in de gemeenschap der Heiligen... maar door een natuurlijk element zijn zij kinderen van dezelfde volksgemeenschap, verwant door taal en bloed, door gemeenschap van mentaliteit en traditiën. De ziel - het geestelijk element - komt tot wasdom door bovennatuurlijke hulpmiddelen, het natuurlijke gegeven met het nationaal denkbeeld roept om een normale ontwikkeling: bijzonder tijdens de jeugdjaren. En dit laatste is geenszins in strijd met de universaliteit van het katholicisme. (cfr. een recent werk ‘Nationalisme et Religion van Lachance o.p. Libreria-Collegio Angelico, Roma). Welnu, als wij onbevooroordeeld de Vlaamsche jeugdziel nader beschouwen, zooals zij op onze dagen bewerkt en gevormd wordt; helaas, dan moeten wij eene groote leemte vaststellen: dat de studeerende jeugd verstooten blijft van het meest natuurlijke element: de nationale opvoedingsgedachte; en alles wijst erop dat zij daarvan afzijdig gehouden wordt door moedwil! En waarom, vreest men wellicht dat de jeugd klaar gaat inzien: hoe zij ook een roep heeft als strijdend element in Vlaanderen, onze natie in wording? Zeker, onze schoolgaande jongens moeten daarom niet opgenomen worden in zuiver politieke groepeeringen; hun eerste plicht is: studeeren om uit te groeien tot volwassenheid van levend geloof en tot rijpheid van hun Vlaamsche wezen... en niet als heertjes en juffertjes met klein-burgerlijke mentaliteit, onbekommerd en onverantwoordelijk voor de sociale nooden van hun volk. Waarom wordt de studeerende jeugd nog langer in bedwang gehouden door alle soort moreele invloed, en mag hun nationale overtuiging niet vrij ontplooien? Waarom mag zij niet onbevangen lucht geven aan haar vlaamsche vaderlandsliefde, die nu sluimert en gebonden ligt? En toch! in haar intieme wezen voelt zij den drang om te strijden niet alleen voor de christelijke hernieuwing van het bloedeigen volk maar ook voor onze nationale opstanding! Zal men nog voortgaan met herhaaldelijk en bedrieglijk voor te stellen alsof een eeuwige, onverzoenlijke tegenstelling bestaat tusschen kerkelijk leven en vlaamschnationale overtuiging?... nu vooral dat in al de volkslagen een geweldige drang loskomt naar concentratie, en, gezagvolle stemmen opgaan om nu eens voor goed; jarenlange ketterjagerij en on-christelijke verdachtmaking te likwideeren!! En toch is er nog niet de gewenschte opklaring en gezonde atmosfeer. Een enkel feitje? Op de algemeene studiedagen voor Kath. actie in een gouwverbond, werd op spontaan aandringen der studenten voor een strijdende nationale jeugdformatie, vanwege de leiding aarzelend en vaag geantwoord: ‘...dat ze mogen voelen en ijveren voor een vlaamsch nationalisme, op voorwaarde dat het zuiver bleef...’ Meer niet! dus geen klaarheid en geen duidelijke lijn... Wil men enkele, bepaalde feiten die duiden op tal van ongezonde toestanden in onze onderwijsgestichten? Slechts een paar voorvallen, om aan te klagen: de onwaardige druk, die uitgeoefend wordt op de vrije ziel der vlaamsche jeugd. In een vrij opvoedingsgesticht dat vrijwel bekend staat als de bakermat van de vlaamsche studentenbeweging (die zoovele heldenzielen geteeld heeft voor eigen cultuur, de h. Kerk en de verre missielanden) zou men een der grootsten uit het levende Vlaanderen herdenken; bij zijn verjaardag, mocht een stille(!) hulde gebracht worden aan dezen oud-leerling... De studenten zouden vol geestdriftige bewondering jegens den hoogbegaafden dichter een zijner drama's opvoeren. Doch dit gebeurde niet zonder incidenten. Enkele onder de heeren opvoeders staken misprijzend de schouders op en kleineerden moedwillig den schrijver en zijn werken; anderen schrapten uit het feestprogram ‘beide Nederlanden’ - ‘Noord en Zuid’... en de gevierde schrijver mocht geenszins geinviteerd worden...!Ga naar eindnoot(1) En wat rest er nog van een vlaamsche studenten-actie (vroeger was het beweging, nu moet alles actie heeten...)? De studenten mogen eigenlijk maar éénmaal (zooals dit ook geschiedt met de missieijver) in 't jaar, voor den dag komen met hun vaderlandsliefde; en dan nog draagt deze vlaamsche geloofsbelijdenis een officieel karakter. Op 11 Juliviering, al wat gezegd, gezongen of voorgedragen wordt: moet eerst een strenge censuur | |
[pagina 244]
| |
ondergaan (o.a. zijn bepaalde ‘extremistische’ liederen verboden). Aldus wordt de nationale feestdag gevierd(!) in een gecontroleerde feestvergadering, een wandeling en... pijp-rooken... 's Anderdaags worden die ‘oude vlaamsche gewaden’ afgelegd en netjes weggeborgen tot het volgende jaar! In de studie van de Nederlandsche literatuur en de ‘vaderlandsche’ historie... wordt de leergierige jeugd o! zoo karig bedeeld en vaak eenzijdig voorgelicht. In de Vaderlandsche Geschiedenis, kunnen we bevestigen: dat de ware, nationale beteekenis van sommige historische feiten verdoezeld of eenvoudig genegeerd wordt: dit is het geval o.a. met den slag der Gulden Sporen, v. Cassel, den Boerenkrijg. In de lessen van Christelijke leering: over Heiligenvereering, durft men niet erop wijzen dat heiligen zooals S. Lutgardis, S. Ludwina, S. Jan Berchmans e.a. naar God gegroeid zijn op Dietsche bodem! Hoe staat het met de geschiedenis der Nederlandsche taal en letteren? - Helaas! dat laat ook veel te wenschen over. Men durft of wil niet: edele figuren als: Rodenbach, Dosfel, Cyr. Verschaeve, René Declercq voorstellen als nationale gestalten in onze heropstanding. Voor jongere krachten van beteekenis als: Wies Moens, Ernest van der Hallen, Vercnocke is nog geen genade! Ja, in sommige onderwijs-gestichten weigert men vl. strijdende gedichten voor den dag te halen, uit vrees dat revolutionnaire(!) gedachten zouden opschieten en de jonge hoofden heet maken! Hoe waar hetgeen Gérard Walschap voor enkele jaren moest aanklagen: dat het te bedenken geeft, als we zien, hoe de jeugd van heden niets meer gevoelen gaat voor de gezonde romantiek, die losbreekt in de vlammende strijdgedichten van een R. Declercq...! Waarachtig! bij dit alles zou men geneigd zijn met de groote jeugdleider Berten Rodenbach de bittere klacht te uiten, lijk voor 50 jaar ‘...helaas! waar is der ouderen fierheid nu gevaren...!’ Of ziet men niet, dat er gevaar bestaat, waar men onze studeerende jeugd tegenwoordig: eenzijdig en aanhoudend geboeid houdt door groote levensproblemen op sociaal en kerkelijk gebied, zij daarin verstard geraakt en haar frissche jongens-romantiek er bij inboeten zal? Wat belet er dat onze jongens ook opgroeien in nationaal bewustzijn, en vlaamsche vaderlandsliefde; en dat zulks bevorderd worde tijdens de opvoedingsjaren? Iedereen weet hoe ellendig het gesteld is: in vele kostscholen voor onze vlaamsche meisjes! Hun leerprogram is wel officieel vervlaamscht... doch eilacie! de geest, de atmosfeer is er alles behalve vlaamsch en volksverbonden... Doch alle onwaardige dwangmiddelen ten spijt, dit lichtpunt zien we oprijzen: dat men de goed-gezinde gemeente niet meer zal wijs maken, alsof er eeuwig tweespalt is tusschen kerkelijk leven en vl. nationale overtuiging...! Ach, kom! het is nu de tijd niet om elkander te beloeren en nijdig te bekampen door alle soort verdachtmaking, die reeds zoovele geloofsbroeders verwijderd en verbitterd heeft. Wat houdt de jeugdgroepeeringen nog langer tegen, opdat ze de handen in elkaar zouden leggen: en als broeders den heiligen strijd ‘uut goeten’ aanpakken tegen alle ontbindende krachten, die de christelijke beschaving en ons nationaal erfgoed in Vl. werkelijk bedreigen? Nu of nooit moet heel de vlaamsche jeugd in zich dragen en voeden: de vrijheidsgedachte van een groeiend volk, dat een natie aan 't worden is. Zij moet veeleer helpen waken op de zuiverheid van de dietsche gedachte, naar den geest en den levensdroom van Berten Rodenbach, de eerste en groote jeugdleider in Vlaanderen...! Deze woorden werden vrij overwogen en neergepend, alleen uit bekommernis en roep voor een meer natuurlijke, volledige en ongedwongen opvoeding bij de studeerende jeugd. Wij wachten nu op een duidelijk antwoord en een ondubbelzinnige houding van allen die verantwoorden voor de opvoeding van onze geliefde vlaamsche jeugd!... en we hoorden graag nog een geluid nopens de kwestie, zooals ze hier gesteld werd... GODFRIED DE DIETSER. |
|