Volk. Jaargang 2(1936-1937)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 225] [p. 225] Jan Vercammen: Ballade van ridder Reynout Zijn moeder daalde van de tinnen, en Reynout reed het voorhof binnen. - Mijn zoon, kom blijde van uw paard, uw vrouw heeft u een zoon gebaard. - Om niemand kan ik blijde zijn, mij scheurt een vreeselijke pijn: mijn ingewanden puilen uit, ik draag ze hier, gelijk een buit. Mijn goede moeder, ga me voor, en dat mijn vrouw er niets van hoor: bereid voor mij het beste bed, in 't donkerste vertrek gezet. Als sloeg de klok te middernacht, stierf ridder Reynout zonder klacht. De meiden gingen weenend rond, de knechten zuchtten naar den grond. - O zeg me, moeder, wat er is, waarom der meiden droefenis? - Wijl uit de kast de schaal verdween, de gouden schaal, hoort gij geween. - Waarom om een verloren schaal die droefenis? Als mijn gemaal met zege komt van overzee, wel twintig schalen brengt hij mee. - O zeg me moeder, wat er is, waarom der knechts ontsteltenis? - Ze lieten weer de paarden baden, en één verdronk, terwijl ze waadden. [pagina 226] [p. 226] - Waarom, al is een paard verdronken, in die ontsteltenis verzonken? Laat de oorlog weer mijn ridder los, hem draagt een nieuw en schooner ros. Bij van den dag het eerste licht sloeg men de doodskist Reynout's dicht. - O, zeg me moeder, mijn vriendin, wat heeft dat kloppen voor een zin? - Men slaat, als voor uw kindje past, tapijten aan de muren vast. Den Zondag van de nieuwe maan moest dan de slotvrouw kerkegaan. Ze wou haar rooden mantel vragen, en zag: men kwam haar zwarten dragen. - O zeg me, moeder, bid ik u, waarom dien zwarten mantel nu? - Aan elke vrouw, die moeder is, past zwarte kleeding voor de Mis. En gaande langs den grooten weg, hoort ze der bedevaarders zeg: - Dat kleed is schoon in zwarte verwe, voor wie als zij haar man zag sterven. - O zeg me moeder, luid en klaar, wat fluisterden die vrouwen daar? - Zij hebben waarheidswille erkend, dat gij gepaste kleeding kent. Zij zijn dan in de kerk gekomen, de jonge moeder dacht te droomen: - Is niet dier klokken droeve lied voor iemand, die zijn leven liet? [pagina 227] [p. 227] O moeder, hier, dit nieuwe graf, van wien brak God het leven af? - O dochter, sterke u de Heer: uw ridder Reynout is niet meer. - Daar ligt dus nu mijn sterke man, dien 'k niet verlaten mag of kan. Keer, moeder, naar mijn kindje weer, en maak van hem een moedig heer. Gewijde grond, splijt om mijn pijn, Ik wil bij ridder Reynout zijn. De grond ging open, ging weer dicht. om haar, onttrokken aan het licht. Vorige Volgende