| |
| |
| |
H. de Vries: Zwalk en zwendel
Trouwe heette een man.
In den tijd dat in Spanje de burgeroorlog uitbrak was hij werkloos en woonde in Amsterdam. In die dagen was er veel werkloosheid in het land; de mannen stonden in groepen bijeen op de straten, en keken met een heimelijk verlangen naar de drukte van het verkeer, omdat daaruit bleek, dat voor andere menschen het leven wèl zin en inhoud had. Wanneer een jongen volwassen werd, was er geen werk voor hem - en stempelen verslapt de energie. En waar geen werk is, kan niet getrouwd worden - daar komt ontucht en zedenbederf van. Struikroof en moord kwam er veel voor, soms om luttele rijksdaalders - want er was armoede en ellende in het land. De regeering in de Hofstad zeide dat alles goed was, maar onder de menschen werd daarover niet veel gezegd. Er was groote ontevredenheid in dien tijd.
Toen kwamen er, die zeiden, dat in Spanje overvloed van werk was: de echte Spanjaarden moesten naar het front, en daardoor kon men in de Spaansche vaart komen, waar veel te verdienen was. Er waren al Nederlanders daar werkzaam, werd gezegd; en omdat er veel mannen waren, wien het niet schelen kon, waar het werk was, teekende men op de lijsten om zich naar Spanje te laten vervoeren.
Toen Trouwe op een dag in het stempellokaal kwam, was er een vreemde man bij zijn vrienden. Hij vroeg wat die wilde en ze zeiden hem, dat hij mannen zocht voor de Spaansche vaart. ‘Daar werden hooge loonen uitbetaald’, verzekerde hij hun. Trouwe vroeg hem, of het waar was. Hij had nu al verscheidene jaren werk gezocht en een ieder had hem afgescheept; maar deze man had veel en goed werk te beloven, en vrije reis naar het land van belofte. En hij noemde namen van mannen, die zij wel kenden, en die reeds waren gegaan.
Zij overlegden onder elkander en vonden dat het aanbod hun wel leek, Sommigen hadden bezwaar om vrouw en kinderen; doch de man zeide, dat zij terug zouden kunnen wanneer zij wilden. Tot het eind van den burgeroorlog zou daar zeker veel werk zijn; en hij zei, dat dat nog wel lang zou kunnen duren, eer de regeering weer baas zou zijn in eigen land. Toen besloten velen het er maar op te wagen, en Trouwe sloot zich bij hen aan. - Dien middag kwamen zij op het bureau, waar Haring zat die hen inschreef op de lijsten; ook Geert Egbert Trouwe; beroep: geen; geboren: 22 October 1916, Voor de passen zou worden gezorgd;
| |
| |
over eenige dagen kregen ze bericht, wanneer en waar ze zouden vertrekken. Nu moesten zij zich gereed maken en afscheid nemen.
Toen de dag daar was, kwamen zij 's middags op het bureau en werden in een kamer gebracht, waar zij moesten wachten. Dat duurde eenige uren en zij zaten tenslotte in het donker. In den avond kwam een man, die hen beval hem te volgen. Zij werden in een vrachtauto geladen. Zij stapten uit voor het station. De man leidde hen door de tunnels en bracht hen in den trein - in hun eigen coupé. Hij gaf hun eenig geld - Nederlandsch, Belgisch en Fransch - en zei hun, dat zij hier moesten blijven tot Parijs. Daar zouden zij worden afgehaald.
Nauwelijks was hij uitgestapt, of de trein zette zich in beweging. Hij donderde door de buitenwijken van Amsterdam, hij raasde over de Hollandsche weiden, hij bulderde over de Rotterdamsche luchtsporen, hij daverde over de Moerdijkbrug, hij schoot over de Brabantsche vlakten. Tien mannen verlieten hun vaderland om in den vreemde hun geluk te beproeven.
Zij kwamen te Parijs. Opnieuw werden zij ingeschreven op Fransche lijsten, en moesten toen eenige dagen wachten. Er kwamen anderen, wier taal zij niet verstonden. Eindelijk werden zij weer op de trein gezet, die hen naar Barcelona brengen zou. Zij waren zeer vermoeid: men had hen weinig te eten gegeven en de slaapgelegenheden waren maar beperkt. Zij waren blij weer in den trein te kunnen, waar het althans iets ruimer was.
Er ging een Spanjaard mee met een norsch zwart gezicht en oneerlijke oogen. Hij was het hoofd en men had hen duidelijk gemaakt dat zij hem moesten gehoorzamen. Hij reisde in een aparte coupé vanwaaruit hij hen bestuurde door middel van een adjudant die barsch zijn bevelen uitdeelde. Het zou wel de oorlog zijn, dachten zij, die deze mannen zoo grof had gemaakt.
Zij kwamen te Barcelona en werden in een vuil en groot huis voorloopig ingekwartierd, waar zij door gewapende soldaten werden bewaakt. Toen zei Trouwe: ‘Waarom worden wij bewaakt? Zijn ze bang dat wij willen vluchten? Maar wij willen toch werken!’ Zij vroegen er naar - toen werd hun medegedeeld dat zij naar ‘fruente’ gingen. Dat begrepen zij eerst niet; maar in een oude krant, die iemand bij zich had, lazen zij eenmaal ‘Fruente Popular’. ‘Volksfront?’ vertaalde Trouwe: ‘Wat? gaan wij naar - het - front?!’ Er was schrik en ontsteltenis onder hen plotseling. Tenslotte beraadden zij wat te doen.
| |
| |
Niemand onder hen wenschte wezenlijk aan den strijd deel te nemen. Weigeren: het was duidelijk dat dat niet kon; vluchten? Dien nacht verlieten twee hunner de kamer om te trachten Spanje te verlaten.
Tegen den morgen werden zij weer teruggebracht. Zij hadden kans gezien het huis te verlaten; op straat was het stikdonker geweest en zij hadden eerst niemand ontmoet, maar later werden zij op een breede boulevard aangeroepen. Zij waren hard weggeloopen; toen werd er geschoten en een hunner was getroffen in de dij. Zij werden gearresteerd en opgebracht; een communist uit Holland legde hen uit, dat zij vrijwilligers waren voor de regeeringstroepen en dat zij zouden worden ingedeeld in de internationale colonne. Eindelijk werden zij teruggevoerd naar de kazerne. - Daar kwamen andere soldaten als wachtpost; de vorigen waren gefusilleerd.
Den volgenden morgen werden zij naar het station gebracht onder scherpe bewaking: soldaten met de bajonet op het geweer dreven hen in den trein. Zij reisden zeer lang; eindelijk kwamen zij in Madrid. Daar werden zij uitgeladen en opnieuw naar een kazerne gevoerd, waar zij uniformen kregen. Men verdeelde hen over verschillende afdeelingen, en nog dienzelfden dag begon men te oefenen. Trouwe zat tezamen met Duitschers, Italianen, Polen, Franschen, Zwitsers, Oostenrijkers, en ook enkele hem onbekende Nederlanders. Een van hen was communist en trachtte hem te overtuigen, dat hij een rechtvaardigen strijd ging voeren. Trouwe zegde weinig; hij was zeer somber geworden. Intusschen leerden Russische officieren - met de revolver in de vuist - hen het geweer hanteeren, met en zonder bajonet.
Er was een Zwitser die verbitterd uit zijn oogen keek. Dat ontging den Rus niet en hij kwam dicht bij hem staan. Toen de Zwitser een schot miste, gaf hij hem een slag in het gezicht; deze zag hem met van haat gloeiende oogen aan; toen schoot hij raak. Maar kort daarna werd met de bajonet geoefend, en bij die gelegenheid trachtte de Zwitser den Rus te treffen. Het scheelde weinig of de stoot was raak geweest; nu hief de Rus zijn revolver op, mikte even bedachtzaam, en terwijl de Zwitser reeds achteruitdeinsde, schoot hij hem neer. Dat maakte een diepen indruk; zulke tucht, verzekerde men, leerde de internationale colonne gehoorzamen; zij zou anders zeker onhandelbaar geweest zijn. Trouwe vond, dat men daarin gelijk had.
Op een morgen hield een Spanjaard een toespraak voor de afdeeling, terwijl die op het veld was opgesteld. Hij deelde den mannen mede, dat zij thans naar het front zouden trekken, en deed een beroep op hun idealisme. Op hen rustte de taak - zoo zeide hij - om de wereld te
| |
| |
bevrijden van het internationale fascisme. Zij hadden de eer te mogen dienen in het zegevierende leger van de regeering tegen de muitende generaals, die het volk met valsche beloften paaiden. De democratie moest door hen worden gered. Daarna werden zij gewapend; er kwamen nog twee Russische officieren bij en de troep marcheerde naar het front. In de straten van Madrid passeerden zij een garde, die achter het front met het geweer in den aanslag gelegerd waren; de soldaat naast Trouwe fluisterde hem toe, dat men daar nooit meer langs terugkeerde. Iedere vluchteling werd zonder genade neergelegd door deze garde.
Nu worden de schoten steeds duidelijker hoorbaar; maar in een straat houden zij halt en worden in enkele leegstaande huizen ingedeeld: pas den volgenden morgen zullen zij in het gevecht worden geworpen. Met dertig anderen, alle vreemdelingen, moet Trouwe een huis bezet houden. Na een uur worden hen twee vrouwen gebracht, die de frontsoldaten moeten bedienen. Het is nog aan hen te zien, dat zij eenmaal tot de hoogste kringen der Madrileensche society hebben behoord; thans worden zij langzaam maar zeker vermoord. Het frontleven is aangevangen.
Niemand sliep dien nacht. In de verte rommelden de kanonnen, somtijds ontplofte ergens een granaat in de stad; voortdurend klonken geweersalvo's - soms van executiepelotons?
Den volgenden morgen bij het krieken van den dag werd de troep opgecommandeerd. Zij stelde zich op in de straat, de bevelen werden gegeven en ze marcheerden weg. De tocht werd gaandeweg moeilijker: de luchtbombardementen hadden de straten vernield, de regeeringstroepen hadden barricaden opgeworpen en weer verlaten, hier en daar lag een lijk - verminkt, vertrapt, verslagen. In een steeg, waar zij doortrokken, hing een verschrikkelijke stank - maar een ieder zag strak voor zich uit.
Het gedreun der kanonnen naderde nog meer, de geweren knetterden, de mitrailleurs ratelden onafgebroken. De troep hield halt. De officieren deelden mede, hoe de loopgraven bereikt moesten worden, hoe en waar men zich onderweg verschuilen kon, welk uitzicht er was, en waar de vijand lag. Toen drongen zij langzaam voorwaarts met het geweer in de hand, zich verbergend achter puinhoopen en omgevallen boomen, sluipend langs hekken, soms over den grond kruipend. Aan de overzijde van een plein ontwaarden zij zandzakken, hier en daar rookpluimen - den vijand.
De voorsten lieten zich reeds in de loopgraaf glijden. Trouwe sloop
| |
| |
voort, achter een omvergeworpen tramwagen om - zakte toen in de loopgraaf. Een uur later was de aflossing geschied. Op goed geluk begon Trouwe wat op de zandzakken te schieten, meer om zich te oefenen dan om dooden te maken. Van den overkant werd weinig geschoten; maar toen één zijn hoofd boven de loopgraaf uitstak, werd hij onmiddellijk midden in het voorhoofd geraakt. Men stelde vast, dat er goed werd gemikt aan de overzijde.
Ongeveer een uur na de aflossing begon men meer te schieten. Trouwe hoorde de kogels vlak boven zijn hoofd fluiten en daarna achter zich in het zand slaan of ketsen op de steenen. Uit een huis begon een machinegeweer in de loopgraaf te schieten: zij bukten dieper om de gevaarlijke kogelregen te ontgaan. Kort daarop begonnen nog andere nesten te werken. Het werd steeds gevaarlijker in de loopgraaf en zij verscholen zich nog omzichtiger. Plotseling vloog een handgranaat door de lucht en ontplofte halverwege het plein. Een tweede volgde.
Het gerucht verbreidde zich: zij vallen aan!
De mannen in de loopgraaf werden bleek, beseffend dat zij de geweren nog nauw hanteeren konden. Hoe zouden zij de geoefende troepen van Franco kunnen weerstaan? Hoe konden zij...? Toen klonk, hard en snijdend, het bevel van den Russischen officier: ‘Valt aan!’ De mannen weifelden; zagen verschrikt naar den man, die nogmaals hetzelfde bevel gaf. Boven hun hoofden sprong een granaat uiteen.
- ‘Valt aan!’ snauwde hij woedend en hief zijn revolver. Iemand protesteerde, deinsde toen achteruit. Hij werd neergeschoten, en voor de laatste maal commandeerde de officier den aanval. Eén man klom uit de loopgraaf, vloekend; anderen volgden.
Zij vielen aan - te laat. Eén man viel neer. Er klonken bevelen aan den overkant, en toen Trouwe uit de loopgraaf geklommen was, zag hij het: uit de loopgraaf tegenover hen kwamen de Falangisten aanzetten, bij tientallen tegelijk; uit de zijstraten kwamen ze aansnellen, de geweren in de hand. ‘Arriba España! Arriba España!’ Overal verschenen de vijanden, de mitrailleurs ratelden, de kannonnen begonnen te bulderen, voor hen glinsterden de bajonetten in de zon. Hij trachtte te schieten, maar zij waren reeds te na; er blonk een bajonet, die hij ontweek. ‘Arriba España! Arriba España!’ klonk het door de lucht. Trouwe liet zich vallen. ‘Schieten!’ werd er geroepen, en werktuigelijk schoot hij; verweerde zich toen heftig, trappend en schreeuwend tegen de bajonet die op hem aankwam - toen knikte hij dubbel. Nog zag hij den Falangist doorloopen, het geweer uit zijn buik trekkend.
Trouwe zag niets meer.
| |
| |
In het huis lagen de gewonden. Vrouwen liepen af en aan, en droegen hen weg. Toen zij Trouwe kwamen halen, vroeg hij, waar hij was, maar zij begrepen hem niet. Hij werd in een kamer gebracht, waar eenige officieren bijeenzaten. Enkelen kwamen bij hem, en ondervraagden:
- ‘Français? - Deutsche? - Italiano? - Hollander?’ Hij knikte.
- ‘Wo sind Sie her?’ vroeg een man.
Trouwe zeide, dat hij uit Amsterdam was gekomen. Toen werd hij weggebracht. Een uur later kwam een man, een Nederlander. Aan hem vertelde Trouwe, langzaam door de uitputting en het bloedverlies, hoe hij in Amsterdam geronseld was. Het werd stil tusschen hen beiden; eindelijk zeide de man: ‘We zullen zorgen, dat je in Amsterdam terugkomt’. Daarmede verliet hij Trouwe.
Het duurde lang eer hij weer op krachten was. Ergens op het land werd hij verpleegd in een klein hospitaal, waar hij luttele woorden Spaansch leerde. Daar kwam ook een ander Nederlander, die reeds in Spanje was geweest, toen de rechtsche opstand uitbrak. Hij had zich toen aangesloten bij de FAI, maar tegen de vele executies had hij zich verzet, en was daarom naar het front gestuurd. Trouwe vroeg hem, wat zij dan wel hadden gedaan, en de man vertelde hoe zij een klooster hadden gesloten en toen in brand gestoken. Het gegil der nonnen klonk door de geheele stad; naderhand waren zij uit de ramen komen springen en op het dak geklommen. Maar er was er geen een ontkomen. Toen voer Trouwe uit en vervloekte allen die het Oosten van Spanje in bezit trachtten te houden. - Toen zij voldoende waren genezen, werden zij - Trouwe en Verschut - naar Salamanca gebracht. -
Een man heette Warnink en liep met het geweer over den schouder door Salamanca's straten. Hij was sedert enkele dagen terug van het Zuidelijk front en had nu voorloopig rust. In een café ontmoette hij Trouwe en Verschut; zij maakten kennis en vertelden elkander 'tgeen hun was wedervaren. Warnink was ook in Spanje geweest, toen de burgeroorlog een aanvang nam, en had zich terstond aangesloten bij de rechtschen. ‘Ik had genoeg gezien’, zei hij, ‘om die rooden geen seconde langer de regeering toe te vertrouwen’. Verschut deed nog een zwakke poging het linksche bewind te rechtvaardigen, maar Warnink lachte hem uit en verhaalde hem nog meer gruwelen, die hij had aanschouwd: ‘en daarenboven waren de stemmingen vervalscht - dat staat vast!’
- ‘Waarom blijf je niet in je eigen land?’ vroeg Trouwe hem. Warnink haalde eerst zijn schouders op, zweeg toen even, en begon:
| |
| |
- ‘Als wij hier niet alles op alles zetten, om die beesten - en met zijn duim wees hij naar het Oosten - uit Spanje te jagen, dan kraait over korten tijd de roode haan in heel West-Europa. Hier zijn ze begonnen - dachten jullie dat ze nu bij de Pyreneeën zeggen zouden: “zoo is 't genoeg!”? Als Thorez de kans schoon ziet, slaat hij toch immers ook zijn slag in Frankrijk!’
- ‘En wij?’ vroeg Trouwe.
- ‘Nederland?’ Warnink lachte: ‘Als de Hollanders het zelf niet doen, komen ze uit het Zuiden even een handje helpen, net als in 1795!’ Toen sprak Trouwe: ‘Wij gaan naar Nederland terug: wij zullen het de menschen zeggen, dat het leugens zijn, waaraan ze gelooven, en dat het de duivel zelf is, aan wien ze hun ziel verkoopen. Wij zullen hen vertellen, wat wij gezien hebben, wat wij beleefd hebben hier - in Spanje’. Hij legt zijn hand open op tafel: ‘Wie gaat er mee?’
- ‘Ik!’ zegt Verschut en legt zijn hand op die van Trouwe. Zij kijken nu naar Warnink, die zwijgt.
- ‘En ik!’ zegt die dan eindelijk en legt zijn hand op de andere. ‘Als je volk je roept, dan moog je niet neen zeggen. Allé: wij keeren terug naar 't vaderland!’
De drie mannen stonden op en verlieten Spanje.
Leiden 1937
|
|