Volk. Jaargang 2(1936-1937)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Jozef Simons: Nativitas Tot mistig licht verklaart de winternacht Rondom de grot waarin Maria wacht. In zware plooien valt het smetloos-wit Gewaad der knielende, die roerloos bidt. Zij wendde naar het Oosten haar gelaat Dat in een aureool van vlammen staat. Zoo Mozes naar het brandend braambosch zag, Beschouwt Sint Jozef haar met diep ontzag. Zij houdt de handen op de borst gekruist; Een zang van Engelen komt aangeruischt, Van Englen, die in lichtbaan nederzweven Tot Haar die zweeft in 't gouden licht geheven: Een gulden straal die uit de Godheid schoot En roerloos rust op maagdelijken Schoot. Et Verbum caro factum est!... Hoe looft En dankt de Moeder met gebogen hoofd! Hoe diep aanbidt zij 't pasgeboren Wicht Dat, armpjes open, vóór haar knieën ligt! Zij heeft het, huivrig, aan haar Hart getild, Den dorst van 't schreiend mondeke gestild... Dan neemt het Jozef, knielend, in zijn armen En mag zijn hart aan 't kleine Kind verwarmen. Zoet-lachend ligt het in de kribbe. Buiten Nadert geluid van blije herdersfluiten. Vorige Volgende