Volk. Jaargang 1
(1935-1936)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
2Ween niet; niet Hij
treedt ons in tranen
naderbij...
want Vreugde is Hij!
| |
3Zoo ge niet duizelt bij mijn lied
hoort ge slechts woorden,
woorden,
ijdelheid en anders niet;
zoo ge niet duizelt bij mijn lied
Hoor! mijn zingen is bezweren
van een goddelijk verschiet...
en hij duizelt die het ziet.
| |
4Als allen twijflen
zal ik hopen.
Als allen weiflen
zal ik willen.
'k Zal wankelmoed met liedren stillen
en zingend beuk ik einders open.
| |
5Geven zal ik,
niet bewaren.
Zaaien zal ik,
niet vergaren.
Minnend zal ik leven baren.
| |
[pagina 299]
| |
6Kan ik U slechts als onkenbaar betrachten,
in onbegrip U nader zijn?
Het breken als baren mijn Godsgedachten.
| |
7Ik voel 't zoo prullig, mijn doen en mijn trachten
mijn leed en mijn liefde en mijn strijd.
Mijn dagen vergaan in Uw nachten
altijd.
| |
8Ach waart Gij niet!
Ach waart Gij niet!
dan waar dit leven
groot verdriet
maar daar Gij zijt
maar daar Gij zijt
is 't wonne mij
en zaligheid.
| |
9Daar ik mij elk begeeren
heb ontzegd;
naakt, wanenkleeren
heb afgelegd
en rillend sta in 't eeuwig Nu
verwacht ik U.
VIGNET
MAURITS BILCKE |
|