de baren van de zee die nooit stilstaan, maar altijd hevig, schoon en zelfbewust. Die elementen voeren de menschen naar een hoogere Orde, van waaruit zij alles kunnen overzien zoodat zij zich van hun verantwoordelijkheid in den tijd bewust worden. Naast de politieke leiders, die als taak hebben het concreet uitbouwen van hun inzichten en den tijd aldus een meer tastbare gestalte geven, is de dichter degene die het best die verantwoordelijkheid aanvoelt. Daarom gebeurt het dat hij, meer dan de politieke leider, omdat deze noodgedwongen vooruit moet treden, - zich terugtrekt in de stilte, daar niemand de gaven aanneemt die hij met geopende handen het volk aanbiedt. Maar in de stilte kon hij zich voorbereiden, kan hij luisteren naar de stem van God die hem verplicht te zeggen wat in deze tijd voor zijn volk noodzakelijk is. Daarvoor kan de donkere tijd waarin de dichter veracht wordt nochtans heel vruchtbaar zijn. Want elk zaadje dat hij uitstrooit draagt de kiemen van nieuw leven, en altijd sterft het zaad eerst, vooraleer het terug opschiet. Maar als de zomer komt groeit het naar den hemel toe, en zingt zijn hymne voor al degenen die de diepere beteekenis van zijn wasdom begrijpen.
Zoo krijgt hij zijn zienersgaven van hoogerhand, en het veel gebruikt gezegde: ‘Poeta nascitur’ wordt heel begrijpelijk. Zij heeft geen andere beteekenis dan deze: dat de dichter moet zijn wat de diamant is voor het licht, een lichtverzamelaar en een lichtverspreider. Maar als iemand krachtens zijn intuitief aanvoelen van de nooden van zijn tijd zich opwerpt tot leider in dit domein, niet heelemaal doorstraald is van licht, en als het wederuitstralen op de anderen van het opgeslorpte licht voor hem niet alles, maar volstrekt alles beteekent, dan heeft zijn dichterschap geen waarde, en zijn persoonlijkheid is niets anders dan een mooi uitgedoschte stroopop. Wie niet vol licht is, hoe zal die de anderen verlichten? Wie niet de warme gloed in zich ronddraagt, hoe zal hij kunnen bewerken dat de anderen zich aan hem verwarmen? Wie niet verhard is tegen den moeilijken kamp, hoe zal hij bewerken dat de zwakken bij hem sterkte zoeken? Wie er alleen maar op uit is om te schitteren en te glanzen, hoe zal hij worden tot steen der wijzen voor hen, die niet slechts halve maar heele dwazen zijn, voor de sjofelen en de zoekers naar waarheid?
Hebt gij aandachtig onze nota binnenin den omslag (blz. 2) gelezen? Hebt gij al iets gedaan voor ons?