vreesd een akkoord te sluiten met de leiders en beheerders dezer moderne wereld, daar de evangelische waarheden wellicht te onpraktisch en te ondoelmatig waren om een moderne grootscheepsche onderneming, die ‘de zaak van Jezus’ is geworden onder het wijs beleid der politiek-katholieke finantieele wereld, verder leven in te blazen!
Door dit wijs beleid is de katholieke geest vreemd geworden aan den kristelijken zin; de geloofsagenten hebben zich aan den eenen kant vastgeklampt aan de politiekkatholieke, sociaal - ekonomische leer, en aan den anderen kant hebben ze hun heil in de doode professorale theologische leer gezocht, en hun verpoozen in het doolhofje der casuistiek.
* * *
- Ach, Heer Jezus het is nog best dat ge in uw tabernakel als een gevangene geborgen zit, want tusschen de moderne leeraars zoudt ge voorzeker een al te bespottelijk figuurtje slaan! Als kandidaat kwaamt ge door geen enkel examen; ook onder uwe hoogepriesters en schriftgeleerden die van de synagoog naar de kerk verhuisden, is er maar weinig kans voor U, want ze zetelen in hun herbergen en feestlokalen waar de sociale onrechtvaardigheid en de wet uwer liefde wordt stukgeslagen en weggezopen!
* * *
Gelijkaardig en even onwaardig als deze katholieke geestes-boutade is de stijl, of beter is de geest waaruit dit bouwwerk werd opgetrokken; want stijl veronderstelt een innerlijke eenheid in den drang naar veruitwendiging die een zuiverder en dieper vertrekpunt heeft dan het louter onzinnig spel van lijnen! Stijl is gebonden kracht die haar verlossing vindt in de gelijkwaardige gebondene eenheid die door den uitwendigen vorm loopt van geest tot inhoud!
Hier echter hebben we slechts te doen met een dokument te meer der babelachtige verwarring der kunstgeleerden. Het onzinnig samenbrengen van de vijf half-moorsche kartonnen koepels die laag in de diepte hangen te zweven tusschen de zes plaasteren obelisken zonder basis, onderling verbonden met glas, latwerk en oversteken; reusachtige duivenkijkers gelijkend, zijn hier het sprekend bewijs van het brutaal onbegrip der oude monumentale waarden, hier zonder den minsten eerbied en liefde samengeduwd om als een duivenhok dit ‘rerum-novarum-café’ te kronen. Dwingen we nu onze gedachten verder, dan treft ons dadelijk dat er in dit stijlresumé geen sprake is van den stijl van een geloof, nog minder van het ware geloof die anders is en zijn moet doen de stijlen der Egyptenaren, Indiërs of Islamieten, want de stijl van het geloof is in zijn oorsprong volkomen volksch, ontsproten en ontwikkeld uit de allesbezielende warmte en alomvattende ruimte van het godsdienstig gevoel, en geen produkt van het ijskoude intellectueele, geïsoleerde verstand.
Daar het hier niet gaat om artistieke problemen zullen we niet verder theoretiseeren op het dorre en onnuttige terrein der dilettanten en kunstgeleerden.
Zoo dit katholiek paviljoen ons ergert, dan is dat enkel uit eerbied en uit ernst voor de volheid van de waarheid en de schoonheid die het