| |
| |
| |
De Kindermeid.
Wijze: Laatstmaal toen ik lag en sliep.
Waar toch vindt men meerder vreugd
Dan bij de onervaaren jeugd :/:
Lachen, zingen, dansen, springen,
Dansend' gaan zij naar heur bed.
Heintjen! speel nu eens wat stil!
'k Denk dat zusjen slaapen wil, :/:
Daar, daar, Koosjen! daar,
In dat hoekjen, ligt een boekjen,
Daar, daar, Koosjen! daar,
Kijk eens prentjens met malkaêr.
Slaap nu Jetjen! slaap nu zagt,
Lotjen houdt bij u de wagt. :/:
Slaap, slaap, Jetjen! slaap,
Slaap mijn liefjen! harte diefjen!
Slaap, slaap, Jetjen! slaap,
Ach! wat woelt het kleine schaap!
| |
| |
't Luchtig kleedjen dekt de wieg,
Voor 't geplaag van mug of vlieg. :/:
Frisch, frisch, koel en frisch,
Ligt mijn Jetjen op heur bedjen,
Frisch, frisch, koel en frisch,
Daar 't gevuld met vaaren is.
Wel! wat deert dan 't lieve wicht?
Mooglijk hindert haar het licht; :/:
'k Zal 't beletten, 'k zal 't verzetten,
Lotjen schuift het wiegjen om.
't Is wel waar, een kindermeid,
Heeft geduurig bezigheid; :/:
Maar, maar, 't is ook waar,
'k Moet bekennen, 't kan gewennen,
Maar, maar, 't is ook waar,
't Valt voor elk niet even zwaar.
'k Weet ook dat men 't kleine goed,
Met verstand bestuuren moet;
Moet ik weeten af te meeten,
| |
| |
Neen! al heb ik weinig rust
Kind'ren zijn mijn vreugd en lust. :/:
'k Weet - 'k weet van geen leed
Zijn zij olijk, vlug en vrolijk,
'k Weet, 'k weet van geen leed,
'k Ben voor haar altijd gereed.
Altijd zijn zij om mij heen,
Lotjen, Lotjen, is 't alleen. :/:
Nooit, nooit, zeker nooit
Of zij speelen, of krakeelen,
Nooit, nooit, zeker nooit
Wordt het buiten mij voltooit.
't Is uit liefde, en met vermaak,
Dat ik voor heur welzijn waak. :/:
Zoet, zoet, zagt en zoet,
Lachend, streelend, praatend, speelend,
Zoet, zoet, zagt en zoet,
Leide ik best hun teêr gemoed.
En dit is niet vruchteloos,
'k Zie 't aan Heintjen, en aan Koos; :/:
Ziet, ziet, doen zij niet,
Steeds goedaardig, blij en vaardig,
Ziet, ziet, doen zij niet,
Alles wat men hen gebiedt;
| |
| |
Maar terwijl ik wiege en zing,
Lacht en speelt het kleine ding :/:
't Lieve Jetjen, uit heur bedjen;
Ja! ja! 'k neem haar dra -
Maar - wat vreugd! daar is Mama!
|
|