Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Avond-zang. Wijze: Psalm 41. Lief vogeltjen! hoe kweelt ge uw' avondzang! En ik, ik zwijg nog stil! - Of wilt ge, dat mijn toon uw' toon vervang'? Welaan, 'k volbreng uw' wil: Volschoone zon! reeds zinkt hij in de kimm', En in een zee van goud Verdooft ge uw glans, opdat uw zuster klimm', Aan wie ge uw post vertrouwt. Aandoenlijk licht! klim, zachte zilvre maan: Rijs, fakkel van den nacht! Treed heerlijk langs uw' heldren blauwen baan, En schijn in volle pragt. 'k Zie uw bodin, wat diamanten gloed? o Schoone star! uw licht Verrukt een hart, dat de Almagt hulde doet, 'k Aanbid, ik zwijg, ik zwicht. [pagina 26] [p. 26] Stil, weste wind! ruisch zagtjens door 't geboomt', 't Gevogelt gaat ter rust, Daar 't beekjen zagt voorbij mijn wooning stroomt, De grazige oevers kuscht. Stil avond uur! hoe streelt gij 't moede hart, Dat, door de zorg gedrukt, Ten prooi gesteld aan eene onlijdbre smart, Geen enklen wensch gelukt. Nu zwemt al 't land in eene zilvre zee; De dag was brandend heet; ô Avondstond! wat voert gij schatten meê! Hoe loont gij vlijt en zweet! De landman keert vernoegd naar zijne stulp, Volvrolijk dankt hij God, In al zijn doen zag hij des Hoogsten hulp, Hoe zegent hij zijn lot! De lieve jeugd, zichzelv' geen kwaad bewust, Komt dartlend' van het land, Neemt de avondspijze en gaat verheugd ter rust, Bewaakt door 'sHoogsten hand! En nu. ô Bron van liefde en zaligheid! Wanneer de stille nacht Een scheemrend floers op al 't geschaapne spreidt, Beveel ik me aan uw magt. G.S. Vorige Volgende