| |
| |
| |
De Voorspellingen.
Wijze: Van 't Kuipertjen.
Laast was ik op een kopjen thee,
Hier bij mijn naaste buurvrouw Kaatjen,
'k Nam, als voorheen, mijn naaiwerk meê,
Zij houdt doorgaands wel van een praatjen,
Duurt mijn bezoek dan eens wat lang,
't Werk gaat evenwel zijn gang;
Ik naaide regt vlijtig en luisterde toe,
Zo als ik dan gewoon'lijk doe :/:
Kaatjen vertelde, zeer verschrikt,
Dat 'er nu al verscheiden nachten,
Iets op heur kamer hadt getikt,
Zij hadt gewis een lijk te wagten,
't Kloppertjen agter 't houten schot
Voorspelde haar dit treurig lot,
Dat tikte, en tikte en scheide niet uit,
Iets dat altijd wat kwaads beduidt :/:
| |
| |
Ook toen zij laatst heur vensters sloot,
Stondt voor de deur een hond te huilen,
Dit dreigt, zegt zij, een wissen dood;
Zij wist van kraaijen en van uilen,
Hoe hun geschreeuw ons onheil spelt.
Daar zij mij veel van heeft verteld,
Breekt 'er een spiegel, een fles, of een glas,
Dan volgt de dood van d'eigenaar ras. :/:
'k Werd op de kamer heet en koud;
Schoon ik gehoord had, dat dit tikken,
Van wormen was in 't eiken hout,
En men daar voor dus niet moest schrikken;
Maar om de rest van heur verhaal
Zoo te weêrleggen altemaal -
Van honden, en uilen, en kraaijen, en 't glas,
Wist ik dat mij niet mooglijk was. :/:
'k Was 'er toch ook niet meê te vreê,
Dat dit gespook mijn rust zou stooren;
'k Ging eens bij onzen Dominé,
Om 'er zijn meening van te hooren;
't Is zulk een braaf en kundig man,
Die men gerust iets vraagen kan;
Die vraagt, wordt ook wijzer, is altijd zijn woord,
Als hij naar onderrigting hoort. :/:
| |
| |
Daar, sprak hij, een weldaadig God,
Steeds voor ons waar geluk blijft zorgen,
Heeft hij ook ons toekomstig lot,
Wijsselijk voor ons oog verborgen;
Wie had toch ooit een' blijden dag,
Die steeds vooraf zijn rampen zag?
Door angstig te vreezen, verloor hij den moed,
Die ons het onheil draagen doet. :/:
Een kraaij, of uil, verhit naar spijs,
Een hond, bij nacht voor deur gebleeven,
Elk dier zal op zijn eigen wijz',
Dit zijn gebrek te kennen geeven;
't Zij door gehuil of door gekras?
Hoe ligt springt spiegel, fles of glas?
Door honderden kleinigheên, waar van gewis,
De oorzaak toch zeer natuurlijk is. :/:
Wijl het dan ons geluk verstoort,
Als men 't aanstaande wil voorzeggen;
En 't minste, dat men ziet of hoort,
Als een voorspelling uit wil leggen;
Is 't dwaasheid, dat dit hem ontrust,
Die, van zijn Christenpligt bewust,
Steeds vrolijk en lustig zijn leven en lot,
Toevertrouwt aan 't bestuur van God. :/:
|
|