Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] [Derde stukjen] Bij 't gezicht van den Starrenhemel. Wijze: ô Slavernij, enz. ô Stille Nacht! Wat staatig duister, Wat glans en luister, Wat grootsche pragt! Ontelbre starren Die heerlijk praalen Doen door heur straalen 't Gezicht verwarren. Wie kan 't getal Dier waereld bollen, Die went'len, rollen In 't ruim heeläl Naar waarheid treffen? Of zeker toonen, Waar schepslen woonen, Die God verheffen? [pagina 4] [p. 4] ô Majesteit! Die 't al deedt worden, En in die orden, Hebt toebereid, Hoor stervelingen, In 't stof gebogen, Naar hun vermogen, Uw Grootheid zingen! Oneindig God! Der schepslen Vader! Wie is ons nader? ô Zalig lot! Gij slaat uwe oogen, Op deze onze aarde; Tot welk een waarde, Wilt ge ons verhoogen! Voor de Eeuwigheid, Voor hooger kringen - Tot Hemelingen, Hier voorbereid, Schenkt ge ons 't vertrouwen, Eens vrij van zonden, Van 't stof ontbonden, Uw werk te aanschouwen. [pagina 5] [p. 5] Dit star-gewelf Meldt uw vermogen; Eens zien onze oogen Den Schepper zelv'; ô Mensch! val neder! Wilt duizendmaalen, Verrukt herhaalen: God mint ons teder! Ma.V.H. Vorige Volgende