Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De Linnen-Naaijvrouw. Wijze: Hoor annaatje ik zal verhaalen. Hoe kreeg ik toch kost en kleêren, Zo ik nu niet naaijen kon? 'k Moest mijn nooddruft zelfs ontbeeren, Als ik daar geen geld meê won. Want om dienst te doen als meid Dat belet mijn zieklijkheid. 't Is wel waar, het linnen naaijen Geeft mij geen zeer ruim bestaan; Maar hoe ook het lot moog' draaijen, Ieder heeft toch linnen aan. Modes maaken geen verschil, Elk maakt zo hij 't hebben wil. [pagina 56] [p. 56] 'k Heb zo menig deftig meisjen, Aan wien ik het naaijen leer. En ontvang dus ieder reisjen, Voor mijn onderwijs wat meer; Na elk kind een korten tijd, Tot het leeren bij mij slijt. 't Strekt mij tot een groot genoegen Als haare ouders zijn voldaan. En ik tragt het zo te voegen, Eer zij van mijn winkel gaan, Dat ik van haar keurig werk, Ook voor mij nog voordeel merk. Als ik 's morgens heb gewezen, Ieders werk, en zo 't behoort; Wordt 'er onderwijl geleezen, Iets tot stichting uit Gods woord. Om aldus tot hooger pligt, Ook te worden onderrigt. [pagina 57] [p. 57] 'k Hou niet van die slegte zeden, Die men veel te dikwijls ziet. Alle laffe zottigheden, Of kwaad spreeken, smaakt mij niet. Neen het praaten staat haar vrij, Mits het maar bescheiden zij. Dus kan nog mijn zieklijk leven, Voor het menschdom nuttig zijn. 'k Kan, hoewel met zwakheid, geeven, Door mijn zorg een flaauwe schijn Van het licht, dat ieder een, Moet doen lichten voor 't gemeen. Geef, ô God! dat ik te vreden, En gerust in uw bestuur, Altoos mag mijn tijd besteeden, (Schoon mijn zieklijkheid nog duur', Of gezondheid mij versterk.) Tot een u behaaglijk werk. S.A.R. Vorige Volgende