Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] De Bruids moeder. Wijze: Toen ik laatstmaal in 't Maisaizoen. Wat ben ik in mijn hart verblijd! Ik smaak een zoete vreugd; Nu Jaantje, binnen korten tijd, Zo minzaam als vol deugd, Zal treden in den echt, Met Braafharts oudsten knegt; 't Is zulk een snedig jongeling En tevens zoo opregt. Maar nu gebiedt mijn moederpligt, Dat ik haar eens ontvouw, Het geen ik acht van veel gewigt, Voor ieder jonge vrouw: Hoe dat men in dien staat, Veel ongeluk ontgaat. En daar men jong en onbedacht, Dan zo geen acht op slaat. [pagina 53] [p. 53] Het eerst dat ik haar zeggen wil, Is: schuw het huiskrakkeel: Want wagt ge u voor het eerst verschil, Dan wint gij waarlijk veel. Voer nimmer 't hoogste woord, Wijl zulks des man behoort: Hier door kunt gij veel twist ontgaan, Die 't zoet des vredes stoort. Met vreugd voeg ik 'er dan nog bij: Dat vlijtigheid haar past: Dat dit den man verligting zij, In 't dragen van zijn' last. ô 't Brengt voor 't huisgezin, Aanmerkelijk voordeel in, Als man en vrouw te zamen werkt, Uit eenerlei begin. Ik zal haar raaden, dat ze let Op kleding, huissieraad; Dat alles zindlijk zij en net, En wel in orde staat. Een vrouw, die slordig leeft; Verwaarloost wat zij heeft. Daar ze aan heur man en huisgezin, Een schaadlijk voorbeeld geeft. [pagina 54] [p. 54] Ik zeg haar dan voor eerst genoeg; Zij heeft toch ook verstand. Voor and're dingen is 't te vroeg, Die volgen naderhand. Kwam eens die blijde dag, Dat 'k haar als moeder zag: 'k Gaf haar dan weêr den besten raad, Die 't Moederhart vermag. S.A.R. Vorige Volgende