Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Morgenzang. Wijze: ô Kersnacht, schooner dan de daagen. Gedankt zij God! - ik mag verrijzen. - Een nieuwe blijk dier gunstbewijzen, Die Hij aan 't zondig menschdom geeft. - Wat zijn wij, schepsels, klein van waarde, Bij Hem, die hemel, zee en aarde, Uit louter niets, geschapen heeft! - 'k Lei mij, vermoeid, op 't rustbed neder, Onkundig, of ik immer weder Het morgenlicht aanschouwen zou. - 'k Beveelde mij aan zijn genade, Zijn Almagt sloeg het schepsel gade, Ten blijk' van haare onkreukbre trouw. - [pagina 24] [p. 24] Onmagtig voor mij zelv' te zorgen, Onvatbaar voor den dag van morgen, Die zorgen kweekt en druk verligt, Voel ik mijne afgewerkte leden, Door rustloos zwoegen fel bestreden, Gesterkt tot mijn' vernieuwden pligt. Wie weet, hoe veele stervelingen Nu angsten van den dood omringen, Waar menschen hun geen bijstand biên. - Misschien de laatste dag des levens, Die al hun heil, en uitzicht tevens, In éénen wenk verijdeld zien. En God schenkt aan mijn huisgenoten, Aan 't kroost, uit mijnen echt gesproten, Ververschte kragt, vernieuwden moed, Om tot den arbeid weêr te keeren, Tot lof van Hem, den Heer der Heeren, Die 't schepsel uit zijn volheid voedt. - [pagina 25] [p. 25] 't Zal dan, voor zoo veel zegeningen, Dien goeden God een' danktoon zingen; 'k Zal wijden in zijne eer, zijn' lof. - 't Voegt menschen, om Gods gunst te prijzen, Met dankgezangen, keur van wijzen. - Verbeurde gunst is dankensstof. - L.V.O. A.z. Vorige Volgende