Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Jezus verrezen. Wijze: Gelijk de schoone bloempjens kwijnen. Zou ooit des Heillands dood en lijden, Den mensch van straf en dood bevrijden, Hij, die voor ons zijn leven gaf, Moest weêr verrijzen uit het graf. Laat vrij een steen zijn grafplaats sluiten, Een sterke wagt verdenking stuiten, Gods Almagt wordt geen perk gesteld; Zij overwint des doods geweld. Vroeg, als het pas begint te lichten, Wil vriendschap nog de laatste pligten Aan Hem bewijzen, stom van rouw. ô! Hoe verschrikt de droeve Vrouw! Ach! roept zij, treurig en verslagen; Men heeft het ligchaam weggedragen! Neen! dus spreekt haar Gods Engel aan: Ween niet: de Heer is opgestaan. [pagina 8] [p. 8] Zij kan haare oogen naauw gelooven, 't Gaat al, wat zij ooit dacht, te boven; Tot zij haar meester zelve ziet, En Hem verrukt haar' hulde biedt. Om allen twijfel af te weeren, Bleef Jezus nog op de aard verkeeren; Zo dat zich elk verzek'ren kon, Dat Hij de magt des doods verwon. Nu is ons heil ten top gerezen, Daar 't onbetwistbaar is bewezen, Dat Hij, die ons ten Midd'laar strekt, Reeds uit den dood is opgewekt. Wat zou ons nu de dood doen schroomen, Daar hem den prikkel is benomen. Wat vreest een christen 't duister graf; Hij leeft die de overwinning gaf. Laat dan het stof mijn ligchaam dekken, Gods Almagt zal het eens verwekken; Dan roem ik Hem, die eeuwig leeft, Die graf en dood verwonnen heeft. Ma.V.H. Vorige Volgende