Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio Pp4v]
| |
Op den Regel,
| |
[Folio Qq1r]
| |
Alsmen het ghebodt Gods acht boven d' rijckdommen,
En tot een geest'lijck zaet neemt sijn getuygenis, Is niet de liefde soet die van Gods woordt doet rommen,
Dat sy veel schoonder bloeyt, als d'alder schoonste blommen,
En soeter in den mondt als Honich-Raten is,
Gods volck staet door de liefd' naer sijn bevelen wis
En schept vertroostingen, uyt al de soete reden,
Het is het eenich wit, sy gaet daer op niet mis,
Gheluckich is den mensch, die aldus gaet besteden
Sijnen kost'lijcken tijdt, die kort is hier beneden
En bemint Gods ghebodt, jae boven eenich gout
Oock met een rechte liefd' altijdt soeckt voorts te treden,
Wat ist dat hem belet God hem niet wederhout,
Maer geeft hem meerder kracht, soo hy op hem vertrout,
Als elck uyt liefde recht, tracht naer des liefdes kroonen,Ga naar margenoot+
Soo segh ick voor gewis, daer men op liefde bout,
Geluckich is het landt, daer sulcke volck'ren woonen.
Prince.
'T is dan een groot gewin, Godsalicklijch te leven,
En wat ons overkomt, al van des Heeren handt
Ons seer gewillighlijck daer onder te begeven,
Wy hebben geenen noot, liefde vrijt ons van beven,
Want die de Heer heeft lief (het is een vasten bandt)
Castijt hy Vaderlijck, doch tot een beter standt,
Noch daer en is hier niet, in leven of in sterven
Dat ons te rugge houdt, Gods liefd' is onder-pant,
Verdruckingh of vervolgh, benautheyt menich werven,
Honger, naecktheyt, of sweert, kan Gods liefd' niet doen derven
In allen desen siet, soo overwinnen wy,
En sullen dan hier naer, door Christo 't Rijck be'erven,
Noch Dood, noch Leven hier, Overheydt noch macht-vry,
Hoochte, noch Diepte, en scheyt ons niet van Christo bly,
Maer God sal ons hier naer, door Christo weldaedt loonen,
O: Overschoonen standt daer dese liefde zy,
Geluckich is het landt, daer sulcke volck'ren woonen.
Iohannis van Epen, 1641. Den noot breeckt VVet. |