Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio Ee3v]
| |
Stem: Rosemond waar gy vliet. Of: Wilt den lof met geluyt.
GHy die nu leeft in rust,
Danckt hem die heeft uytgeblust
Vws vyanden macht, daerse op de been
Quamen, en sochen al gemeen
V te neder slaen met hun vinnich sweert,
Maer Godt is die het weert,
En u hulp bewijst door sijn liefde groot van kracht,
Die hy gebruycket dach en nacht.
2. Als hy maer eens sijn liefd'
Ontsteeckt, en die in u griefd',
Soo brandt ghy te saem in een stercken brandt,
Die niet kan blussen u vyandt;
Al woeden by staegh op u seer verstoort,
En nam de wreetste moort
Tegen u ter handt, hy en sou niet kennen doen
Tegen u hulp den Campioen.
Tab.3. Esais Soon Godes Kindt,
Was bestreen door yver blint
Van seer"/> meenigh mensch, maer Godt was sijn schilt,
Die hem sijn hulp doe toonde milt,
| |
[Folio Ee4r]
| |
Als hy schier verdruckt door hen had geweest,
Hy die daer onbevreest,
Het al dwingen kan door sijn handen onsichtbaer,
Die hielp hem dan daer uyt beswaer.
4. Dien Godt ist die 't noch al
Hulp bewijst op 't aerdtsche dal,
Van dat leeft, of sweeft, of dat kruypt en gaet,
Sijn hulp het altemael bystaet,
En 't sal eeuwigh zijn, dit seer vry gelooft,
Want hy is 't opper-hooft,
En daer kan niemandt afsnijden sijn liefde sterck
Als hyse houdt in 's werelt perck.
Besluyt.
Daerom men wel ten recht
Mach spreecken met woorden hecht,
Die Godt heeft tot hulp die en heeft geen noot,
Al moet hy lijden lasten groot
Om het geen hy wil houden onbesmet,
Want Godt ist die verplet
Al de oeffeningh die daer tegen is gedaen:
Dit g'looft by den Samaritaen.
L.D.B. Deucht: Meurs. |
|