Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio Dd3r]
| |
Stem: 51 ende 69 Psalm.I.
DIe Godts Gebodt soecken te volgen hier,
Krijgen sijn hulp, om in sijn Rijck te komen,
Elias wierdt levendigh opgenomen
Met Ros en Wagen, blinckende als vyer,
Door Godes hulp, deylt Moysis 't Roode Meer,
Dat Israel daer is droogh door getreden,
Door Godes hulp sloegh Moysis 't water neer,
Pharo verdronck, Israel stort Gebeden.
II.
Godts hulpe blijckt, door 't Metalen Serpent
Aen alle die van Slangen waer gebeten,
Genas terstont, sijn quael was haest vergeten
Als hy sijn oogen derwaerts heeft gewent,
Door Godes hulp, Balaams Ezel sprack
Tot Balaam, die Godts Woordt volght volheerdigh,
Naer dat hy driemael seven offers strack
Met Kalf, en Ram, den Heer gedaen had weerdigh.
III.
Drie Iongelingen (door Godes hulpe goet)
In den gloeyende Oven niet en branden,
Daer sy op off'ren gebedts offerhanden.
Daniel in den kuyl der Leeuwen, moet
Door Godes hulp de Leeuwen hem niet schaen,
Den honger heeft haer, noch hem, overwonnen,
Van Habecuck heeft hy spijse ontfaen,
Door Godes hulp, die dees twee ondervonnen.
| |
[Folio Dd3v]
| |
IV.
Gidions heyr was maer drie hondert man,
Die de Madiamiten deden vluchten
Met Vlesschen breken, en Blasoens geruchten,
Door Godes hulp hy 't weerbaer volck verwan,
Den Engel Godts versloegh op eenen nacht
Wel hondert en tachtentigh duysent Knechten,
Daerom op brack Senachrib met sijn macht,
Door Davids Godt, die sy quamen bevechten.
V.
Prince.
Door Godes hulp, Petrus op 't water tradt
Den Heer te moet, maer vreesde voor versincken,
Die hem aenwees sijn swackheydt te gedincken,
(Met groot begeert) de Heer hy daer aenbadt
Door Godes hulp, Paulus Schip braeck uyt stont,
En quam te land', daer hy van eender slangen
Besocht werdt, maer niet doodelijck gewont,
Godts hulp, en Trou, Blijckt, die na hem verlangen.
J. Dersspoet aenziet. |
|