Heylemans, die, wel is waar, niet allen meesterstukken heeten, doch voor het grootste getal zeer wel gelukt zijn, en prettig de toestanden doen kennen, waarin personen en dieren voorkomen. Dit alles is niet weinig geschikt om het belang van den lezer op te wekken.
Het boek is verdeeld in tien hoofdstukken en opvolgentlijk wordt er gehandeld over Trouwhart, (de hond), Minnepoes, (de kat), Konijneschrik, (het fret), Harddraver, (het paard), Langoor, (de ezel), Melkmoeder, (de koe), Kapelaan Belijn en vrouwe Hawi, (het schaap), Grillige Belle, (de geit), Moddergast, (het zwijn), Meester Huppelpoot, (het konijn).
Benevens wetenschappelijke opgaven, die iedereen behoort te weten en die den aard, de natuur, het wel en wee onzer huiszoogdieren evenals hunne rol in ons leven doen kennen, bevat het boek menigvuldige spreekwoorden, eenige fabels en gedichten, en zeer belangrijke vertelsels of sprookjes, die op eene recht lieve manier de verstandelijke en zedelijke hoedanigheden - verschooning van aldus van de dieren te spreken! - onzer huiszoogdieren in werking stellen.
Ofschoon wij reeds verscheidene aangehaalde sprookjes elders ontmoeten, toch hebben wij ze met genoegen en belangstelling herlezen, omdat ze uit de pen van Teirlinck in een nieuwen, aangenamen vorm opgedicht worden. Wij bewonderen zijn taai geduld in het opzoeken van hetgeen leerrijk is en tot de zedelijke opvoeding van het volk helpen kan.
Nu veroorloven wij ons een paar opmerkingen, die in niets de hier hooger aangeduide waarde van het boek komen verminderen.
Wij hebben met eenige verwondering gezien, dat de schrijver het fret onder onze beste vrienden rekent. Als wij ons niet bedriegen, wordt het fret hier ter streke uiterst zeldzaam opgekweekt. Daarbij nog zijn de diensten, die het aan den mensch bewijst, zeer gering; te ring wellicht, opdat zij het bloed, dat aan zijne scherpe en wreede nagels kleeft, kunnen afwisschen; te gering voorzeker, opdat dit dier plaats neme tusschen hond, paard en koe.
Evenals zoovele anderen, beproeft de heer Is. Teirlinck de eerherstelling des ezels. Dit getuigt ten voordeele zijner goede gevoelens; doch, zal hij erin gelukken die goede gevoelens door het volk te doen deelen? Daar twijfelen wij aan; want de algemeene minachting voor den ezel spruit uit den aard en de doenwijze zelve van het dier. Wij deelen daarover de meening