De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 21
(1891)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 377]
| |
De mier.
| |
1. De mier - een bezield wezen.Wij achten het onnoodig op wetenschappelijk terrein te treden en bewijzen van het buitengewoon verstand der mier aan te voeren. Met Forel schrijven wij: ‘De mieren hebben overwegende neigingen, welke hun karakter vormen. Deze neigingen zijn: de gramschap, de | |
[pagina 378]
| |
moed, de verkleefdheid, de haat, de werkzaamheid, de volharding, de gulzigheid.’ Plutarchus, Aristoteles, Cicero kenden het dier niet alleen een groot verstand toe, maar ook eene echte ziel, met reden en geheugen begaafd.Ga naar voetnoot(1) Pythagoras en verscheidenen met hem dachten, dat de mieren met elkander spraken en redeneerden. Huber, een modern schrijver, heet zelfs die taal (voelhoorntaal, Fr. langage antennal.) Hier moet gewaagd worden over het ontstaan van menschen uit mieren. De Grieksche mythologie spreekt van de Myrmidonen, het mierenvolk of de mierlingenGa naar voetnoot(2) (miermenschen), eenen Achaïschen volksstam van Phtiotis in Thessalië. De Myrmiden waren uit Aegina herkomstig en werden aldaar, op de bede van koning Aeacus, door Zeus, uit mieren (Gr. murmekes) geschapen, nadat het eiland door eene pestziekte uitgestorven was. Zij kampten, onder Achilles, vóor Troja en verdwijnen later uit de geschiedenis. Ovidius bezingt deze metamorphosis in zijne ‘Herscheppingen.’ In het lieve Zweedsche sprookje, dat volgt, kan de jongeling, zich in eene mier veranderen. Ja, volgens den mythos, waren de eerste menschen mieren en bijen, en in de sage van Hispaniola, loopen de eerste vrouwen, als mieren, den boom omhoog en een specht maakt hun, met den snavel, het vrouwelijke geslachtsdeel.Ga naar voetnoot(3) | |
2. Mieren-KultusWerd, in eenigen godsdienst, aan de mier bijzonder eer bewezen? Wij kunnen slechts het volgende bijbrengen: ‘Omtrent Sierra-Leone, oft Leeuwen-Berghen,’ schrijft Nierenberg,’ is een geslacht van witte mieren,Ga naar voetnoot(4) in beelden besloten: die beelden hebben den vorm van eene konstige Graf-naalt, in welke witte mieren, die niet uit komen, in verscheidene holen hier en daar kruipende, gezien worden, zoodat men niet weet met wat spijs zij leven. Deze beelden vreezen en eeren die Heidenen. Zoo | |
[pagina 379]
| |
dikmaal als zij een slaaf koopen, offeren zij eerst aan deze graf-naalt wijn en andere dingen; en stellen den slaaf daarvoor en offeren hem eenigzins aan die grafnaalt op, met gebeden, dat die slaaf, indien hij wegloopt, van de slangen, hagedissen en tijgers mocht verscheurd worden - welke dreigingen de slaven zoo ontzien, dat schoon zij van haar meesters dapper geslagen worden, nooit durven ontvluchten.’Ga naar voetnoot(1) Men leest, bij Rhases, van eene mier, welke in Perzië openbaar opgevoed werd en dagelijks een pond vleesch at!Ga naar voetnoot(2) Plinius spreekt van eene gehoornde Indische mier: te Erythraea vond men, op eene wonderbare wijs, hare hoornen aan de muren van eenen tempel van Herkules gehecht. | |
3. Mier en liefde.Bij Hock leest men: ‘Bemint een jongman een meisje, dat hem niet met wederliefde bejegent, zoo bestaat er een onfeilbaar middel voor hem om zich te doen beminnen. Hij moet eenen levendigen kikvorsch vangen en hem in het nest der groote zwarte mierenGa naar voetnoot(3) zetten. De kikvorsch zal opgevreten worden; dan moet de jongen er twee beenderen, welk een vork maken, zoeken; tegenover zulk toovermiddel kan het meisje niet onverschillig blijven: ze zal ook beminnen!’ Dit Waalsche liefdemiddel heeft voor grond eene natuurhistorische waarheid: geen natuurkundige kan beter en netter een geraamte van spieren en vezelen ontdoen dan de mieren! Men legge bij een mierennest een kleinen vogel bijv. en na weinige dagen zal men een allerzuiverst skelet bekomen. Een liefdedrank: Met olie en overgehaald water van mieren wordt de minnelust opgewekt. Gesnerus neemt eenen pot, bestrijkt hem langs binnen met honig, doet hem half vol mieren, voegt er Pyrethrum, notemuskaat, Kardamom, lange peper en boter bij, laat alles in de mest broeien en geeft het, als wetsteen der liefde, nuchter in. Brunfels integendeel schrijft, dat vier mieren, ingenomen, alle minnelust verdrijven! | |
[pagina 380]
| |
In ZwabenGa naar voetnoot(1) doet men eenen loofvorsch in eenen nieuwen pot en zet dien op Jorisdag (23 April), toegebonden met een papier, waarin kleine gaatjes gestoken zijn, vóor zonsopgang in een mierennest. Juist een jaar daarna opent men den poten neemt er het botje uit, dat de mieren overgelaten hebben. Wil men een preutsch meisje tot zich trekken, dan strijkt men haar met dit botje naar zich toe, wil men weder los zijn, van zich af (uit Panzer). - In Oldenburg doet men bijna hetzelfde voor hetzelfde doel, doch ook kikvorschen kunnen genomen worden. Men vergelijke met het schrijven van Hock hooger. Elders maakt men een door boord kastje uit eene doodkist,Ga naar voetnoot(2) waarin eene maagd begraven werd. Men zet het op eenen Donderdagavond in een boschmierenhoop, die in weinige dagen het opgesloten dier (kikvorsch) opvreet. De overgebleven botjes dienen dan ook als liefdemiddelen. | |
4. Mier en droom.De mieren, in droom gezien, bedieden bekoring. Zoo ten minste beweert l'Esprit des Songes. | |
5. Mier en bijgeloof.Vele vooroordeelen zijn of waren aan ons insect geknoopt. We geven hier eenige op: De leer der sympathién en antipathïèn stond bij de middeleeuwsche schrijvers in hoog aanzien. De grondregel was: al de dingen (planten, dieren, mineralen) hebben voor elkander afkeer of toeneiging. ‘In de antipathiën (tegenstrijdigheden) en de sympathiën (medelijdingen of onderlinge treckingen) bestaet de gansche natuerlijcke wercking’ roept Digby uit.Ga naar voetnoot(3) - De mieren gevoelen antipathie voor den olifant; voor de slangen en draken,Ga naar voetnoot(4) welke zij dul maken; voor de ratten, omdat deze den zomer slapend doorbrengen; voor de huppelkoorns (sprinkhanen), omdat deze luie diertjes gedurende het schoone jaargetij niets doen dan zingen en springen.Ga naar voetnoot(5) De drift van den beer tot de mieren is van ouds gekend. Cowan (Treasure of ancient | |
[pagina 381]
| |
and modern Times, 1613) verzekert, dat een beer, door Mandragora vergiftigd, zich geneest met mieren te eten. En schrijft Plutarchus niet: ‘Als de beer zich, na een te gulzig maal, niet op zijn gemak gevoelt, zoekt hij een mierennest. Nauw heeft hij dit gevonden, of hij zet er zich op neder, steekt zijne slijmerige tong uit en verroert zich niet, zoolang deze niet met mieren en miereneieren overdekt is; hij trekt zijne tong vervolgens in en herbegint aldra.’ - De alsem verjaagt de mieren, ook de wilde Orego of marjoleine (Origanum vulgare);Ga naar voetnoot(1) Zij vluchten voor deze laatste plant; daarom is eene mier met Orego een zinnebeeld van den vluchtenden vijand.Ga naar voetnoot(2) - Onder de mineralen haten zij solfer; indien men deze stof in een mierennest strooit, wordt het verlaten. Dit schreef reeds Aristoteles. - Sympathie heeft de mier voor Slaapbollen- en Cypreszaad. Van al de dieren, welke gezellig leven, eene maatschappij vormen, zijn mieren en menschen de eenige, beweert men, die hunne lijken begraven. Jonston schrijft: ‘Zij worden, van alle dieren, die onderling met malkander leven, behalve de mensch, alleen begraven, en ze dragen hunne dooden in den bast van de vruchten der aarde.’ En op eene andere plaats (bladz. 89), geeft hij voor, dat het onderste van hun opgeworpen heuvel hun tot begraafplaats dient. Aangaande zulke begrafenissen vindt men het volgende zonderlinge geval bij Kleanthus: ‘Dat de mieren uit haar hol gekomen zijn bij een ander hoop van mieren, wijl sij een dode droegen, en dat enige mieren opwaarts klommen, als om de andere te spreken, en weder afklommen; twelk twe oft drijmaal also gedaan wiert, en dat ten lesten dose een worm omhoog staken als een los-ghelt voor den ghestorven, en dat die de worm ontfangen, en het lijk der mier weder gegeven hebbende, doorgegaan zijn.’Ga naar voetnoot(3) Andere onwaarheden baanden zich eenen weg: Eene soort van kleine plantluisjes komen van de mieren voort; het zijn kinderen der mieren, zegt Goedaert: ‘Deze (de plantluizen) hebben haren oorspronk uit zekere vogtigheid, die de mieren op voorgenoemde jonge scheuten (van Wilgen) zetten, welke door de warmte van de zonne uitge- | |
[pagina 382]
| |
broeit zijnde, tot levendige diertjes werd....’Ga naar voetnoot(1). En hij herhaalt het op blz. 247 van hetzelfde deel. Indien men blauwe bloemen, zooals die van Suikerei en Bernagie, in een mierennest werpt, worden zij bloedrood. Dit feit werd reeds door Hieronymus Tragus vastgesteld. Dit roodworden is het gevolg der werking van het mierezuur (acide formique). Weldra werd dit zoo natuurlijk verschijnsel vergroot en vervormd, en bij sommigen hoort men van blauwe bloemen, die in de mierennesten tot roodbloed worden. Komt het voedsel te ontbreken, zoo vasten de werkmieren, ten einde hunne jongen geenen honger te laten lijden.Ga naar voetnoot(2) De luie mieren worden door de anderen uit het nest gedreven, door eenen kring van rechters omringd, ter dood veroordeeld en omgebracht.Ga naar voetnoot(3) Als de mieren om voedsel gaan, trekken de oudste als leiders voorop, klimmen op de korenhalmen, werpen de afgebroken aren neder en scheiden het graan van het kaf. Dit schrijft Aelianus.Ga naar voetnoot(4) Aangaande het voedsel bestaat een twistpunt. Hierover terloops een woord: Al de oude schrijvers beweren, dat de mieren, voor het winterseizoen, voorraad zamelen. Zijn er waarlijk oogstende mieren? Onze groote Swammerdam, Buffon, Gould, Christ, Latreille en vele anderen noemden het bestaan van sparende mieren eene fabel. Zij brachten in het midden, dat de mier in het gure getijde sluimert en bijgevolg geen voedsel noodig heeft. De geniale Shakespeare, een encyclopedisch man, zegt insgelijks door den mond van den nar in King Lear, Act II, Sc. I: ‘Wij zullen u bij eene mier ter schole zenden, opdat gij leeret, dat men des winters niet werkt.’ En schrijft Van Dale niet in zijn woordenboek: dat de mieren levensvoorraad zouden verzamelen voor den winter schijnt slechts eene dwaling te zijn, daan zij dien in een staat van verdooving doorbrengen en dus geen voedsel behoeven.Ga naar voetnoot(5) Zeker is het, dat al onze inlandsche mieren geene voorraad verzamelen; doch men heeft uit het oog | |
[pagina 383]
| |
verloren, dat deze overlevering uit het Oosten komt en de mieren daar andere gewoonten konden hebben. En waarlijk, er zijn oogstende mieren: men vindt er eene in Zwitserland en een paar andere aan de kusten der Middellandsche Zee. Juiste waarnemingon, vooral die van Moggrigde, hebben het onloochenbaar bewezen. Hier hebben wij dus te doen met een natuurhistorisch feit, door de ouden vastgesteld, door volksoverlevering overgezet, door moderne geleerden geloochend en eindelijk opnieuw, en ditmaal voor goed, aangenomen.Ga naar voetnoot(1) De oude mieren, welke gaan sterven, schieten vleugels uit. Wij weten nu wel, dat mannetjes en wijfjes alleen kunnen vliegen.Ga naar voetnoot(2) Zoo min is het waar, dat zij de doode lichamen der menschen sparen, alsook die vruchten, welke met maandstonden bloed besmet zijn.Ga naar voetnoot(3) Over den oorsprong dier beestjes loopen vele meeningen rond. Eenige meenen, dat zij, den mensche ter straf, als het onkruid voortgekomen zijn; Kircherus trachtte doen gelooven, dat ze uit de verrotting ontstaan; Jonston zegt, dat Amerikaansche mieren uit mierenlijken geboren worden.Ga naar voetnoot(4). Het volk meent, dat onze inlandsche soorten vruchten, granen, ja, dieren opknagen; het is echter eene onwaarheid, welke op onjuiste waarnemingen steunt. Ze knagen niet noch kauwen (ten minste onze inheemsche): ze likken met hunne tong, of liever slabben evenals de honden. Enkel vochtige of halfvaste spijs kan hun dus van nut zijn. En toch zegt men, in de Cevennen, dat wanneer iemand in de nabijheid eener beek vertelt, dat hij een vogelnest gevonden heeft, de mieren komen en den jongen opvreten.Ga naar voetnoot(5) Voorwerpen, in een mierennest gedaan of er in gevonden, krijgen of hebben tooverkrachten. Bij Sloet vindt men: Wilt ge sterk en krachtig worden, steek dan, zooals men in Zwaben doet, op Witten-Donderdag, eene flesch met wijn in een mierennest, laat ze er in tot Goeden Vrijdag | |
[pagina 384]
| |
van het volgende jaar en drink er iederen morgen een glaasje van. - Komt er vergift in de buurt van een klein rond botje, overgebleven van eene pad, die in een mierennest werd opgevreten, zoo begint het botje te zweeten. Raakt men, en dit is eene gevaarlijke proef, er eene vrouw mede aan, dan springt alles, wat zij toegeregen, toegebonden of toegeknoopt aan heeft, van zelf open. - In de uitgebreide nesten, die in de dennenbosschen door de grootste onzer mieren (Formica rufa) meest uit dennennaalden opgeworpen worden, kan men wel eens een zwarten kogel vinden. Het vee, er met bestreken, wordt duur verkocht. - Vindt een der zaak kundige, op den middag van Sint-Jan, in een bosch een mierennest en daarin eenen vogel, dan spreekt hij er eenige bepaalde woorden tegen. De vogel wordt een klein kereltje, dat in een hem voorgehouden zak springt en, naar huis medegenomen, een kobold wordt. Van de zoogenaamde mierenzeik spreken wij verder. | |
6. De mier in de feestelijkheden, gewoonten en gebruiken van het volk.De Arabieren plegen op de hand van een nieuwgeboren kind eene mier te leggen en terzelfdertijd den volgenden wensch te doen: ‘Dit kind worde kloek en verstandig!’ Zoo doende denken zij, dat de schoone deugden van het dier in het kind zullen overgaan. De Zwitsersche Alpbewoners, welke in de bergen verdwaald zijn, kunnen, bij middel van de nesten eener zekere mierensoort, hunnen weg terugvinden. Deze nesten hebben eenen langen, regelmatigen vorm en zijn van het Oosten naar het Westen gericht. Hun toppunt en sterkste helling toonen immer de Ooststreek. Huber heeft deze bewering der Alpbewoners op een duizendtal nesten onderzocht en juist bevonden. De mensch beschouwt, in het algemeen, de mier als een schadelijk kerfdier: Hij houdt staande, dat het vruchten, bloemen, zaad en graan eet, het hout doorknaagt en beschadigt, in de huizen komt en er vele schade aanricht, hem bijt en ‘bezeikt’. Ook heeft men vele middelen ter uitroeiing uitgedacht. Wij geven hier eenige op: (Wordt voordgezet.) |
|