De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 21
(1891)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeoordeeling.Bijdrage tot een Haspengouwsch Idioticon, door Aug. Rutten. bekroond en uitgegeven door de Zuidnederlandsche maatschappij van Taalkunde. Antwerpen. Jan Boucherij, uitgever, 1890.Ondanks de knetterende bliksems, die Nolet de Brauwere - van vroolijker gedachtenis - eens op de Idioticons (voor hem idioot-canons) afschoot, schijnt dit slag van taalkundige uitgaven meer en meer in achting en waardeering te winnen. Het Idioticon van Schuermans wordt als een standaardwerk geroemd; dat van De Bo, eene tweede maal vermeerderd herdrukt; na die van Tuerlinckx en | |
[pagina 103]
| |
Rutten, door de Zuidnederlandsche maatschappij van Taalkunde uitgegeven, kondigt Amaat Joos - de onvermoeibare taalvorscher - een Waasch idioticon aan: ‘'t Volksleven, 't Daghet in den Oosten, het grijze en ondervindingrijke Loquela’ en tal anderen tijdschriften boeken uit de levende volkstale immer nieuwe en dikwijls verrassend juiste woorden en uitdrukkingen. Groot zijn de diensten, welke die werkers daarmede aan de taal bewijzen; onschatbaar is het nut, dat er eens uit hunne opzoekingen zal getrokken worden! Eens al die bouwstoffen uit alle deelen van 't Dietsche land bijeengebracht, laat dan de man komen die - gewapend met geduld, taalkennis en goed oordeel - de reuzentaak aanvat, het woordenboek der Vlaamsche taal samen te stellen en hij zal een werk kunnen leveren, dat al wat er vroeger indien aard verscheen in 't donker plaatsen zal.Ga naar voetnoot(1) Het bewijs zal immers geleverd zijn dat vele woorden, die men als verouderd uitkreet, nog steeds springlevend zijn in alle Vlaamsche gouwen, dat er een schat van woorden en uitdrukkingen bestaat - van zuiver Vlaamsch gehalte - waarvan men den rijkdom niet vermoedde. De Zuidnederlandsche maatschappij van Taalkunde heeft dus een goed en nuttig werk verricht, door het uitschrijven van prijskampen voor het verzamelen van Idiotismen. Die van den H. Rutten zijn gegaard in de streke tusschen Sint-Truiden, Montenaken, Zittert, Thienen en Zoutleeuw. In de inleiding doet de schrijver ons die streek kennen en hij spaart er aan zijne gouwgenooten de waarheid niet. Hopen wij dat zijn bijtend woord ten goede werken moge. De schrijver heeft zijne taak gewetensvol ten uitvoer gebracht: de beteekenis, uitspraak enz. worden duidelijk uitgelegd en met passende voorbeelden gestaafd. Ons schijnt het werk ten volle de onderscheiding weerdig, die het van den keurraad der Zuidnederlandsche maatschappij van Taalkunde verwierf en wij bevelen het ten zeerste in de aandacht van allen, die belang stellen in de ontwikkeling en den rijkdom onzer moedertaal.
E. Van Langenhoven. |
|