| |
| |
| |
[Nummer 10]
In het Spel Gewonnen.
I.
Het is zeldzaam, dat wij in ons land over de Russische zeden en gewoonten redetwisten en wel ongetwijfeld, omdat onze betrekkingen met het kolossaal keizerrijk de Russische ongewoon gering zijn. Daarom is het niet te denken, dat hoogere kringen er te minder belangrijk om zijn en dat men in de omgeving des keizers zich minder dan elders door de grilligste buitensporigheden laat medesleepen.
Nergens, bij voorbeeld, wordt zooveel gespeeld als in Rusland, en de drift tot het spel neemt toe, naarmate men in de hoogere standen der maatschappij opklimt. Een officier, die niet speelt, wordt ook niet geacht; een aanzienlijk persoon, 't zij hij behoort tot het bestuur of tot het leger, die zich van tijd tot tijd niet als een gekke waaghals in gevaar stelt, zich met de kaarten tot den bedelzak te brengen, wordt voor eenen aartsgierigaard gehouden en zal onder zijne gelijken maar zeer weinig genegenheid vinden. Men kent treurige gevallen van zulke spelers, die begonnen te spelen, om der mode een offer te brengen; door de gewoonte smaak in de kaarten vonden en eindigden met alles aan de duivelsche drift voor het spel op te offeren: vermogen, bediening, eer, toekomst en het leven zelfs, dewijl er hun niets anders meer te wagen bleef. Doch het was ons voorbehouden een minder gewoon verschijnsel te leeren kennen.
Het is nu reeds zeer lang geleden.
Op zekeren dag was ik met mijnen vriend S... te St. Petersburg op een officiëel bal, waar een oude diplomaat onzer kennissen ons welwillend ingeleid had en waar wij aan de hoogste aristocratie der Russische hoofdstad voorgesteld werden.
De diplomaat toonde ons onder andere eene reeds bejaarde vrouw.
- Dat is de prinses Augustinoff, zegde hij, en, met iets geheimzinnigs in de stem voegde hij erbij:
| |
| |
- Haar gemaal heeft haar in het spel gewonnen. Zou het u aangenaam zijn, dat ik u aan haar voorstelle?
Waarom niet? Eene in het spel gewonnen edele dame was zonder twijfel nog al eene zienswaardige zeldzaamheid opdat zij bij ons den lust deed onstaan kennis met haar te maken. Wij wierden haar dus voorgesteld en tot hare eer moet ik bekennen, dat zij alsdan geen zier van de belangstelling verloor, welke de zonderlinge woorden van den diplomaat bij ons hadden doen onstaan. De prinses was inderdaad eene nog bekoorlijke vrouw, die, ondanks haren hoogen ouderdom, door de bevalligheid van haren fijnen geest zoowel als door de voortreffelijkheid harer houding en harer handelwijze nog aangenaam wist te zijn. Zij telde reeds meer dan zestig jaar en nochtans was hare lichaamsgestalte slank en sierlijk, hare kleur die van een jong meisje.
Heure witte haren omlijsten als een zilverkrans heur fijngesneden aangezicht, waarin twee nog schitterende oogen blonken en meer kracht gaven aan den glimlach, die gedurig op hare lippen speelde.
Eensklaps begon de muziek eene wegsleepende wals, zoodat wij aan onze bedenkingen op de prinses ontrukt wierden. Welhaast zagen wij haar tot den dans uitgenoodigd en in bedwelmende vaart rond de groote zaal draaien. Voorwaar, niet eene jonge juffer moet dezen avond meer verwondering, meer aanmoediging verwekt hebben.
De oude diplomaat nam ons alsdan onder den arm en zegde:
- Komt met mij een weinig ter zijde. Ginds in den hoek van dat salon zullen wij ons alleen bevinden, en daar kan ik u op mijn gemak de geschiedenis der prinses vertellen. Zij is overigens eene groote dame in den vollen zin des woords. Reeds de vier vijfden van haar aanzienlijk fortuin wierden lustig opgemaakt; er blijft haar nog een vijfde over om tot haar einde te leven, doch ik vrees dat zij niet zal toekomen, indien zij hare uitgaven niet vermindert.
Wij gingen op de aangeduide plaats nederzitten en dan begon onze vriend de volgende vertelling, terwijl de wals vooruitging:
- Maria Feodorowna, geboren prinses Desiderow, werd om reden harer schoonheid gehuwd. Ofschoon rijk,
| |
| |
was zij toch eeredame van het hof en het was haar gelukt welhaast de gansche genegenheid te winnen, der keizeinr aan wie zij ook oprecht verkleefd was. Op achttienjarigen ouderdom nam zij tot gemaal den prins Tscherezoff, die haar enkel uit oprechte liefde ten huwelijk vroeg.
Tscherezoff stond geboekt als een voorbeeldig officier. Generaal-majoor aan eenen ouderdom, waarop anderen gewoonlijk luitenant zijn, was hij adjudant des keizers, die dezen ernstigen en behendigen krijgsman met zijne grootste achting vereerde. Hij was met de beste hoedanigheden begaafd en men kende in hem slechts een gebrek: hij speelde nooit. Dikwijls hadden de andere officieren het hem spottend verweten en de keizer zelf zegde hem op zekeren dag:
- Nu, generaal, gij speelt zoo nimmer? Kom, doe met mij eene pártij piket.
Zoo groot was Tscherezoff's afkeer voor het spel, dat hij er nauwelijks de eerste regelen van kende en zich dus bij den keizer verontschuldigen moest.
- Welhoe, gij kunt niet piketten? zegde de keizer schertsend. Gij moest het leeren, mijn vriend, wilt gij u op de hoogte van het hof houden. Dit weet gij immers wel, niet waar? Zie, daar is Augustinoff, die meester in het piketten geworden is en u voorzeker met welwillendheid eenige lessen van zijne kunst zal geven.
Er behoefde niet meer dan het bevel des keizers om Tscherezoff tot het kaartspel over te halen.
Augustinoff was de beste speler van het hof. Voorzichtig, behendig en meester van zich zelf, verstond hij beter dan iemand de kunst om zijne partij te geleiden, zich te matigen en goede slagen uit brengen. Hij won niet altijd, doch meesttijds. Het verlies vond hem ongevoelig; de winst gaf hem geen schijn van voldoening. Hij was zeer rijk, een der grootste grondeigenaars van gansch Rusland en daarbij nog zeer milddadig, zoodat niet kon gezegd worden, dat hij uit eigenbaat speelde. Hij verteerde op waarachtig koninklijke wijze zijne onnoemlijke inkomsten, die hij met eene zeldzame begaafdheid wist te besturen. Zijne boeren waren de gelukkigste van het keizerrijk en ik twijfel, dat hunne zaken heden beter gaan, nu dat zij van lijfeigenen vrije mannen geworden zijn. Dikwijls, wanneer hij veel gewonnen en zijn tegenstrever boven zijn ver- | |
| |
mogen gespeeld had, keerde zich de kans tegen hem en hij verloor in eenen slag alles wat hij in den nacht gewonnen had. Doch hij wist het steeds zoo aan te leggen, dat men hem nooit verwijten kon de eigenliefde des winners te willen kwetsen.
Augustinoff mocht dus als een volmaakte gentleman aanzien worden. Ook kon Tscherezoff geen beteren leeraar hebben.
Sedert eenigen tijd speelde Augustinoff minder dan naar gewoonte. Hij verscheen niet eenmaal meer in de kringen, waar hij der bekoring had kunnen toegeven. Hij speelde nog slechts in de bijeenkomsten van het hof, wanneer hij door den keizerlijken wil daartoe aangespoord wierd. Zels in dit geval toonde hij zich verstrooid en zijne gedachten waren niet bij het spel. Men hield hem voor verliefd. Hij was het misschien ook, doch hij toonde zich te moedig en veel te bescheiden om het te laten blijken. Merkwaardig aan te stippen is het, dat hij in dien geestestoestand het ambt van leeraar bij Tscherezoff met grooten iever waarnam en dat hij in korten tijd een voortreffelijken speler van hem maken kon. Zijne koelbloedigheid en bedaardheid echter stonden niet goed ovren tegenover het karakter van zijnen leerling.
Tscherezoff was een heethoofd en speelde volgens ingeving. Dit systeem, een gevolg der geaardheid, deed hem partijen winnen, die beroemd gebleven zijn. Hij verloor er eenige, die er ver van verwijderd waren het evenwicht in zijne zaken te herstellen en toch bleef hij eindelijk de grootste overwinnaar van dit wintergetijde.
Het ware voor hem beter geweest, hadde hij gedurig verloren.
Hij zou zich misschien getroost en aldus geene drift opgevat hebben voor het spel, dat hij zoolang gezwicht had. Doch de eerste uitslag bedwelmde hem; hij geloofde aan zijne gelukster en zag zich reeds te midden van den ondergang zijner tegenstrevers den rijksten en machtigsten eigenaar van Rusland. De eigenliefde moeide zich met de speeldrift en Tscherezoff bracht het welhaast zoover, dat de kaarten voor hem de hoofdbezigheid zijns levens wierden.
Hij had zijne aanvallen van speelkoorts, die hem in zekere uren als eene immer terugkeerende geesteskrank- | |
| |
heid aangrepen en gedurende dewelke hij alles vergat. Dan was hij van eene echte woede aangetast en zou den tegenstrever, die hem het genoegen verschafte met hem te spelen, daarvoor betaald hebben. Maar dit uiterste middel om speelgenooten te vinden is in Rusland nimmer noodzakelijk. Het ontbreekt don spelers nooit aan zulken, die de drift tot het einde drijven. Eene uitdaging, hoe uitzinnig ook, blijft zelden onaangenomen en de buitensporigste voorstellen van dezen aard hebben de meeste kans beantwoord te worden.
| |
II.
Het eerste seisoen, dat hij speelde, was dus voor Tscherezoff met groote winsten geëindigd en met ongenoegen zag hij de zomermaanden aankomen. St. Peterburg, evenals de andere hoofdsteden wordt des zomers verlaten door de rijken, die de heete dagen op hun buitengoed te midden hunner landerijen en boeren gaan doorbrengen. Tscherezoff moest dus voor eenigen tijd van het doel zijns levens afzien. Ook een der laatsten verliet hij St. Petersburg, om met zijne jonge gemalin zijne landgoederen te bezoeken en verders op zijn kasteel de lange dagen te slijten.
Het was zichtbaar, dat het buitenleven de aantrekkelijkheid van vroeger voor Tscherezoff verloren had. Hij verveelde zich aan de zijde zijner bekoorlijke vrouw, te midden zijner boeren bij wie hij vroeger zooveel aangename uren gesleten had. De prinses bemerkte met droefheid dat zij van haren gemaal met dezelfde vriendelijke gevoelens niet meer bejegend wierd. Dit pijnigde hare ziel, doch zonder eenig verwijt, en met eene vale hoop in de toekomst verkropte zij haar harteleed.
Eindelijk, na een eeuwenlangen zomer van verveling en voor de prinses van droefheid en stille tranen, kwamen allengskens de winteravonden terug. Een der eersten had Tscherezoff zijn kasteel verlaten om naar St. Petersburg terug te keeren en met koortsige drift bezocht hij de kringen, waar gespeeld werd. In weinig tijds sprak de gansche Russische hoofdstad van dien stouten waaghals.
Op zekeren avond zat men reeds twee uren aan de speeltafel. Tscherezoff had niet opgehouden te winnen. Reeds meer dan honderd duizend roebels lagen voor hem opgehoopt, zonder die twee honderd duizend roebels te reke- | |
| |
nen, die hij van speelgenooten op het eerewoord gewonnen had.
- Ik speel voor mijne gansche wist van heden avond in ééns weg, sprak hij eensklaps, uitdagend. Wie durft aanvaarden?
- Voor hoeveel? riep de kalme stem van iemand, die juist op dit oogenblik binnentrad.
Iedereen wendde zich verwonderd om en men zag Augustinoff aan den ingang der zaal.
- Driehonderd duizend roebels in ronde som, hernam Tscherezoff zonder zich de moeite te geven naar den binnentredenden persoon op te zien.
- Ik aanvaard den inzet, hernam Augustinoff zonder aarzelen,
Ofschoon men aan groote partijen, gewoon was trok deze toch de aandacht van allen op zich, omdat zij een geheel buitensporig karakter vertoonde. Driehonderd duizend roebels, veel meer dan een millioen frank! De inzet was dus overgroot en de tegenstrevers, de aanzienlijksten des rijks; eindelijk had Augustinoff sedert eenigen tijd niet meer gespeeld en slechts uitzondering gemaakt om dezen zijne behendigheid aan te leeren, wiens uitdaging hij aangenomen had. Men zou nu leeraar en leerling tegenover elkander zien.
De partij bleef eenigen tijd lang onbeslist; de kansen en de krachten hielden elkander in evenwicht. Eindelijk behaalde Augustinoff de overwinning.
Tscherezoff schoof traag en gerust als ware er niets gebeurd, de honderd duizend roebels, die voor hem opgehoopt lagen, tot voor zijnen tegenstrever en zegde dan tot de toeschouwers, welke rond de speeltafel geschaard stonden:
- Passaroff, gij zijt Augustinoff de vijftig duizend roebels schuldig, die gij mij verloren hebt. Gij, Novolith, zult hem de dertig duizend uitbetalen.
Hij wendde zich aldus opvolgend tot al zijne schuldenaars en gaf hun last de door hem nog te ontvangen sommen op Augustinoff over te dragen.
Nadat hij dit alles vereffend had, keerde hij tot het spel terug.
- Mijne wederpartij, zegde hij, terwijl de kaarten in zijne handen door elkander slingerden.
| |
| |
- Voor hoeveel nu? vroeg Augustinoff.
- Nog voor driehonderd duizend roebels!
- Maar.....
- Is het te veel?
- Ik vind integendeel, dat het niet genoeg is. Gij hebt tot nu toe nog niets verloren; want de inzet, dien gij verspeeld hebt, was slechts de winst van dezen avond. Gij moest er nog een weinigsken bijvoegen.
- Zooals gij verlangt; ik zet er dus nog honderd duizend roebels bij.
- Dit is nog al de moeite waard, dit maakt ten minste een redelijken inzet.
Men speelde stilzwijgend de partij voort. Augustinoff verloor.
- Daar blijven wij niet bij, zegde deze onverschillig. Ik zet vijfhonderd duizend roebels.
- Aanvaard, antwoordde Tscherezoff even onverschillig, terwijl hij de opgehoopte waarden voor zich trok.
Ditmaal was de kans hem niet gunstig. Zij bleef hem evenmin getrouw bij de volgende partij met denzelfden inzet.
Het spel had lang te midden eener volkomene stilte voortgeduurd.
- Verloren! zegde Tscherezoff, die moeite had om zijne stem tot kalmte te dwingen. Want zijn koortsaanval was begonnen en deed zijne handen en zijne stem sidderen.
- Eene andere partij!
- Gelijk gij wilt, antwoordde Augustinoff met gansch natuurlijke bedaardheid. Zullen wij nog immer voor vijfhonderd duizend roebels spelen?
- Ja, ik aanvaard den inzet.
- En gij zult hem verliezen. zegde Augustinoff met iets spottends, uitdagends in de stem, als met opzet om zijnen tegenstrever op te hitsen.
- Dat zullen wij zien. Gij geeft de kaarten.
Augustinoff deed met snelheid de kaarten dooreen wemelen.
- Ik ben nu in gang, sprak hij lachend. Mij dunkt dat eenige glazen Champagne goed zouden zijn om ons te verwarmen en de goede luim te behouden.
Tscherezoff was het met hem daarover eens, want hij gevoelde, dat het meer dan noodig werd zich een weinig
| |
| |
op te beuren. Hij dronk meer Cliquot dan er vereischt was om zijne krachten weer te vinden, doch echter niet genoeg om zijne goede luim terug te roepen. Hij werd somberder en twistzieker, naarmate het spel voortuitging. Augustinoff zette hem eene onverstoorbare koelbloedigheid tegen. Hij won slag op slag en tergde zijnen tegenstrever door zijne ongelooflijke zelfbeheersching. Ofschoon Tscherezoff vijf of zes millioen in roebels en landgoederen bezat, toch kon men voorzien, dat, indien het spel zoo voortduurde, hem welhaast geen enkele kopek meer zou overblijven.
Intusschen scheen het geluk zich een oogenblik langs den anderen kant te willen draaien. Tscherezoff had opvolgentlijk twee partijen gewonnen en een millioen roebels hernomen. Men raadde hem aan het spel voor zulke groote som niet langer meer voort te zetten. Doch, de goede raad was slechts olie op het vuur. Zijne speelkoorts klom er nog hooger door.
- Gij lacht er zeker mede, was zijn bitsig antwoord. Ik zou mij van het spel terugtrekken op het oogenblik, dat het geluk mij wederkeert. Ik sta van mijnen zetel niet op vooraleer de dag aanbreekt.
- Ik neem dezelfde verplichting, zegde Augustinoff met zekere plechtigheid.
De partij herbegon met nieuwen moed. De kampingen hadden het vreeslijk uitzicht van een tweegevecht om leven of dood. Elke speler sloeg nijdig zijnen tegenstrever gade en zocht in zijne oogen het geheim te ontdekken van den slag, dien hij uitvoeren wilde. Eene begane misgreep was niet meer goed te maken en met wreedheid in de ziel trachtte men elkander te verrassen en te vernietigen. Men berekende de slagen, onderzocht er in den geest de gevolgen van en voerde ze met raschheid uit ten einde den tegenstrever uit zijne zekerheid te werpen. In angstige stilte duurde de worsteling voort..... Eindelijk kreeg de eene een aanval van woede, hij wankelde en hij lag voor goed ten onder. Het was gedaan; de partij was verloren.
| |
III.
En zoo lag Tscherezoff in dien onvergetelijken nacht ten gronde. Eer het morgenrood zich in de wateren der reus- | |
| |
achtige Neva spiegelde, had hij alles verloren, wat hij bezat: zijn huis in de Moskowastraat, zijne schoone bezittingen in het middenpunt des rijks en zelfs zijn prachtig kasteel in Ukraine, waar hij de beste paarden van gansch Rusland opkweekte en met zijne jonge vrouw een koninklijken trein voerde, wanneer hij des zomers met haar zijne lijfeigenen en zijne eigendommen ging bezoeken.
Doch welke speler gelooft, dat hij alles verloren heeft, zoolang hij nog iets verliezen kan. Tscherezoff kon nochtans voor de diamanten zijner vrouw niet spelen; zijne eigene diamanten waren reeds op de speeltafel gekomen, alsook de briljanten zijner eereteekens, tot zelfs een schoone steen, dien hij van de Keizer ten geschenke gekregen had en immer aan den vinger droeg. Alles was door het spel weggerukt.
Gansch bedwelmd stond hij op, nam een glas, dat hij verschillige keeren zonder ademhalen vulde en ledigde, wandelde eenen tijd lang in wanhopig nadenken de zaal heen en weder en zette zich dan tegenover Augustinoff, die met eene onachtzame hand de kaarten dooreen schoof in afwachting, dat zich een nieuwe kamper aanbood om de partij voort te zetten. Als hij Tscherezoff zijne plaats zag hernemen, stond Augustinoff van zijnen kant op.
- De dag is nog niet aangebroken, zegde de verliezer bitsig, waarom verlaat gij de speeltafel?
- Omdat gij niet meer spelen kunt, dewijl gij geen kopek meer bezit.
- Wat weet gij daarvan?
- Hebt gij misschien verborgen schatten?
- Ja, ik heb er, antwoordde Tscherezoff en voegde er op bijna onhoorbaren toon, met heesche stem en doodsbleek gelaat bij:
- Gij bemint mijne vrouw.
Augustinoff sprong van zijnen zetel op, alsof hij een hevigen schok gevoeld had.
- Wie heeft u dat gezegd? grinnikte hij half luid.
- Niemand, ik weet het, mijne oogen hebben mij niet bedrogen, en daar ik niet genoeg meer bezit om haar te onderhouden, zet ik haar tegen u in, tegen alles wat gij dezen nacht gewonnen hebt. Ik wil alles terug hebben of er mijn dierbaarsten schat nog bij verliezen. Aanvaardt gij mijn voorstel?
| |
| |
Augustinoff's oogen fonkelden eensklaps met een zonderlingen glans en voor de eerste maal schitterde door zijn ondoordringbaar masker een straal der ziel.
- Ik aanvaard de partij, zegde hij.
Zijne stem sidderde echter evenveel als deze zijns tegenstrevers. Het woord, door de ontroering teruggehouden, drong met moeite tusschen zijne lippen door.
Na eene poos, gedurende dewelke hij zijne gemoedsaandoeningen trachtte te overmeesteren, sprak hij voort:
- Doch eer wij spelen stel ik twee vooorwaarden. Vooreerst is de inzet van mijnen kant niet groot genoeg. Ik voeg er nog vijfhonderd duizend roebels bij. Vervolgens zult gij, zoo gij verliest, zelve de echtscheiding laten uitspreken en alle verantwoordelijkheid op u nemen. De prinses is zonder vlek; wat er ook gebeure, zij moet zonder vlek blijven; geen argwaan mag ten opzichte dezer zaak op haar wegen.
- Ik neem die voorwaarden aan, antwoordde Tscherezoff. De eerste is vleiend voor mijne vrouw, de tweede is het voor mij.
De omgeving wilde tusschenkomen om die zinnelooze partij te beletten, doch er viel niet te redeneeren. Men was vrij van te spelen voor wat men wilde. Het was besloten, men kon op de zaak niet terugkeeren.
- Aan u te geven, riep Tscherezoff kort af om een einde te stellen aan de opmerkingen der vrienden.
Op het oogenblik dat Augustinoff de kaarten in de hand nam, werd hij door eene zonderlinge, vreesbarende gemoedsbeweging aangegrepen. Hij aarzelde eenen strijd te herbeginnen, waarvan de inzet immers diegene was, welke hij beminde. Hij vreesde, dat misschien de stoute, fiere prinses het geluk zijner overwinning door eenen enkelen ‘neen’ in haren mond kon vernietigen. De gedachten vlogen snel en verward door zijnen geest en ontnamen hem een deel der natuurlijke koelbloedigheid, welke hij gewoonlijk in het spel toonde.
De partij begon en nam van het eerste oogenblik af het uitzicht van eenen kamp om leven of dood.
Diepe stilte heerschte in de zaal. Iedereen hield zijnen adem in en men hoorde niets dan het geruisch der kaarten, die de eene na de andere als doodelijk getroffen soldaten nedervielen. Nauwelijks liet men van tijd tot tijd
| |
| |
een geluid hooren om de verkregen punten aan te kondigen. Bij iedere uitdeeling der kaarten hielden beide tegenstrevers in als kampers, die hunne machteloosheid willen overwinnen en voor de nederlaag sidderen. Langs de twee kanten had men nog dertig punten te maken. Het spel stond dus gelijk en gaf voor de twee spelers dezelfde hoop. Tscherezoff beproefde een moedigen, maar gewaagden slag, die hem tot de overwinning voeren kon, doch tot zijnen volledigen ondergang uitviel.
Eerst nu nam de man, dien de koorts sedert tien uren niet verlaten had, eene waardige, edele houding. Hij boog zich voor Augustinoff, die opgestaan was, groette hem op de manier der duellisten na het tweegevecht en zegde kort af:
- Mijn woord zal ik houden.
- Dank, daar reken ik op.
Zij drukten elkander de hand. Doch in éénen stond was Tscherezoff bijna onkennelijk geworden. Aan de bleekheid zijns gelaats; aan den sluier, waarmede zijne oogen bedekt schenen; aan het smartelijk samentrekken zijns monds en zijns voorhoofds kon men raden, welken dwang hij zich oplegde en welke folteringen hem het hart verscheurden.
- Ik zal dit schouwspel nimmer vergeten, zegde onze verteller. Ik geloofde, dat de ongelukkige als van den donder geraakt op elk oogenblik zou nederploffen.
Voor 't overige werden de aangegane verplichtingen punt voor punt vervuld. Tscherezoff liet zich van zijne vrouw scheiden en nam al het ongelijk op zich. Het ergste was zeker zijne alom geëerde gemalin in eene kaarten-partij verspeeld te hebben. Men weet, dat in Rusland de verantwoordelijkheid eens echtgenoots, die door zijne schuld het huwelijk doet verbreken, zeer zwaar is. Hij vervalt niet alleen in eene geldelijke boete, maar zelfs zijne vrijheid komt in gevaar. Strenge maatregels werden wel is waar, tegen den lievelings-adjudant des keizers niet genomen; maar hij vroeg en bekwam de in dien tijd groote gunst om den veldtocht in den Caucasus mede te doen. Hij vertrok en nimmer zag men hem terug.
En wat er met de prinses gebeurde, laat zich gemakkelijk begrijpen. Men bemerke, dat zij zich aan de gevolgen van het verlies haars gemaals met veel wijsbegeerte on- | |
| |
derwierp en dat zij gretig den naam van Augustinoff voor den haren aannam. In het hof des keizers fluisterde men zich elkander stil in het oor, dat het haar niet moeilijk gevallen was zich naar de omstandigheden te schikken. Een man, die haar meer dan vijftien millioen frank schatte, moest ongetwijfeld hoogere achting voor haar gevoelen en in zijn hart meer liefde dragen, dan hij, die haar op onwaardige wijze de grillen van het kaartspel aan geofferd had.....
***
De dans had reeds lang opgehouden, toen onze vriend de diplomaat zijn verhaal eindigde. Juist op dit oogenblik kwam een zijner kennissen op ons toe om te vernemen, waar wij zoolang vertoefden. Wij gingen met hem in de groote zaal. Daar werd ik vervolgd door eene bekoring waaraan ik onmogelijk kon wederstaan. Ik waagde het de prinses Augustinoff, dien schat van vijftien millioen frank, ten dans uit te noodigen. Met een bereidwilligen glimlach stond zij mij de eerstkomende wals toe. Eene zonderlinge rilling doorliep mijne ziel, toen ik onder het dansen dacht, dat ik op dit oogenblik misschien de hoogst geschatte, edele dame der gansche wereld in mijne democratische armen wiegelde!
Kortrijk, 1890.
Al. Vanneste.
|
|