en voorzien van een handtrekdinel. Het wordt door onze werknatiën gebruikt, bij het laden en lossen der schepen, om zware stukken bij te brengen of tot op de legplaats te voeren. Is de last te groot, dan gebruikt men de dubbele kreng of duivel.
Kweek, den. - Kweekos, eene jonge os die niet gewerkt heeft. Wat felle kweek en slechts twee tanden! fr. bouvillon.
Loopsig. - loopsch, hitsig, van veerzen en koeien.
Meutte, den. - Een zuigkalf. Kil. heeft motte, zeug. Z. Schuermans Idioticon. Nuchtere meutte is een pasgeboren kalf.
Miet, de. - mijt, de kleinste onzer oude koperen munten. Hij bezit geen miet; ook geen duit. Kil. Mijte, oboli villissimi genus vulgo mita.
Oppergeld, het. - opleggeld, wat boven den koopprijs te betalen is, b.v. in openbare koopdagen.
Ootere - Oorderen, dorp bij Antwerpen.
Peurring, de. - Noeschte aan de baksteenen gekapt, bij het metselen van bogen boven vensters, deuren enz.
Pieteman, de. - de gekende visch pieterman (trachinus draco) van daar de geslachtsnamen Pietermans en Peetermans.
Pissebloem, de. - Paardebloem, elders pissebed, fr. pissenlit.
Plaknagel, den. - klein dun nageltje met grooten platten koperen kop, waarmede het teekenpapier op de teekenplank wordt gehecht, fr. punaise.
Reut. - Een ruwe kerel, doch in geen slechten zin. Bij Maerlant in den Wap. Martijn, ruut.
Martijn, du bist een vremde druut;
du sprekes, alse een vriese ruut,
die noch noyt en minde.
d.i. als een ruwe Vries. Kil. Ruyd, Rudis.
Van bovenstaande druut - vriend, hebben wij de geslachtsnamen Druydts en Druyts.
Rieten, riette, geriet. Den zit, den rug van stoelen, banken enz. van dun gekloven Indisch riet vlechten.
Slaper, den. - Een doodgevonden nuchter kalf.
Slechtbescheed, het. - Voddeman, die zouteloozen klap verkoopt of ongerijmdheden uitkraamt.
Slopstee, de. - Slaapstede, logement voor zeelieden.
Spellig. - Loopsig. Zie dat woord.
Stouwerdoor, den. - Stouwersbaas, die het lossen en laden der schepen aanneemt. De stouwerdoor beveelt zijne stouwers alle de balen, kisten, vaten, zakken, spoorstaven, enz. door de natiegasten (kaaiwerkers) aangebracht, behoorlijk in het ruim te bergen en het alles goed te stouwen, doch niet meer dan het noodige stouwhout te gebruiken.
Stouwerdoor is een bastaardwoord uit het Sp. Estivadór, Por. Estivadôr, It. Stivatore, Eng. Stevedore; zooals cargadoor en ons paggader eveneens uit het Sp. cargadór en pagadór zijn. Het in Noord-Nederland gekende Stukadoor,