den. De gewone voorvalletjes uit het dagelijksch leven doen hem de stof aan de hand. - Men zou schier zeggen, dat de keus van 't onderwerp hem weinig aanbelangt, dat enkel de uitwerking in aandacht dient genomen te worden. - Evenals een toonkunstenaar op een gegeven thema tal van variaties speelt, zoo ook keert van Cuyck, als met voorliefde, tot zekere toestanden terug en deinst dan zelfs voor geene onwaarschijnlijkheden achteruit. 't Is echt verwonderlijk hoe schrijver zijne helden toch ongelukkig zijn in de liefde. Daar hebt ge Hendrik Laerebeke, die verloofd is aan een heel lief meisje, dat hij natuurlijk uit ganscher harte bemint: Hij feest wat onmatig zijn jongelingsvaarwel en alles valt in duigen. - Frederik Groenewoud, is na drij maanden echtvereeniging, weduwenaar. Willem van der Laan, die eerst Emma beminde, trouwt met de schoone Clara - een karakter dat, terloops gezegd, met meesterhand is geteekend - die slechts een drijtal jaren leeft. Hij gaat later de hand van Emma vragen en wordt beleefd afgewezen. - Daar hebt ge nog Victor Nauwens, die ook al met een ander trouwt dan zij, die hij zijn vader op zijn sterfbed beloofd had te trouwen. - Daar hebt ge nog Lisa Welters: 't meisje - de maagd zegt van Cuyck nog - verliest haren bruidegom op den dag harer verloving. Hij verdrinkt in de zwemdok, och arme! Daar hebt ge nog de dochter van vader Elsacker, die ten huwelijk gevraagd wordt door den onderwijzer Verklei; zij weigert om godsdienstredenen. Verklei trouwt met eene andere, blijft met zijne vrouw bij Elsacker op kwartier wonen, en Anna kon, gelijk Mozes op Nebo, slechts van verre het beloofde land aanschouwen.
Had ik geen gelijk te zeggen, dat Van Cuyck variaties speelt op hetzelfde thema?
Doch gij spraakt van onwaarschijnlijkheden? In ‘Een duur Gelag’ loopt Hendrik in den nacht na het avondfeestje, dat hij zijnen vrienden gaf, alleen in beschonken toestand langs de straten, en komt bij zijnen toekomenden schoonvader in huis gevallen. Aardig is 't wel. Maar wie de Antwerpsche jongens kent, weet beter, dat zij hunnen makker in zulken heuchelijken nacht, na hem zoo geestdriftig alle heil gewenscht te hebben, niet zullen alleen laten loopen. Hem in triomf te huis brengen, heel de straat overhoop zetten, dat neem ik aan. Maar 'nen vriend verlaten. Neen! de Antwerpsche jongens zullen verzet aanteekenen.
Of de toestanden in ‘Emma en Clara’ en in ‘Nebo’ waarschijnlijk zijn, zullen wij aan onze lezeressen vragen. Zij ge-