goed de vergelijking doorstaan met zijne voorgangers, ofschoon deze zich altijd, door de degelijkheid van hunnen inhoud van de andere soortgelijke uitgaven van letterkundige maatschappijen hebben onderscheiden.
Een ‘jaarboek’ immers, is gewoonlijk eene verzameling van nog onrijpe lettervruchten van beginnelingen. Van eerst afaan heeft de Vereeniging Jan Frans Willems daarop eene verdienstelijke uitzondering gemaakt. Mannen welke reeds als talentvolle beoefenaars der letteren bekend stonden, gelijk de beide Van Herendaels, Jan Boucherij, Julius Vander Voort en meer anderen leverden er hunne bijdragen in.
Missen wij in het tegenwoordig jaarboek eenige namen van vroegere bekenden - onder anderen van den te vroeg ontslapen Edmond Van Herendael - de nieuwen zijn integendeel talrijk opgekomen. Zoo treffen wij in dit zesde jaarboek in den heer Emiel Schiltz eenen dichter aan, die van den beginne af - met zijne nu eens kernachtige en gespierde, dan weer teedere en gevoelvolle liederen - eene eerste plaats inneemt. Naast hem vinden wij den heer Ed. Schiltz, die eene belangrijke geschiedkundige bijdrage, getiteld Cammaert, levert. Het is de Vlaamsche opstand tegen de Oostenrijksche overheersching, die in treffende, gloeiend vaderlandsche taal wordt beschreven.
De taalkunde vindt eenen ieverigen beoefenaar in den heer J.-J. Hellemans, die eene belangwekkende verhandeling geeft over de schrijfwijze van den gemeentenaam Poeke. De heer Ossenblok legt zich met goed gevolg toe op de volksvertellingen, waarvan de De Koolberg ons een zeer aantrekkelijk voorbeeld oplevert. De heer J.-B. Van den Oever levert eene trouwe en merkwaardige schets van Antwerpen in de zestiende eeuw.
De verhalen van den heer J.-F. Buerbaum zijn van tweederlei aard. Ze was oud geworden is een treffend tafereel van het volksleven in het Antwerpsche schipperskwartier; Het betooverd Huis, is eene welgelukte proeve van spookvertellingen.
Met bijzonder genoegen treffen wij den naam van den ouden, kloeken Vlaamschen strijder, P. Van Delen aan onder twee lieve verhalen, getiteld: Geloofde trouw en Vertrouwen in de Voorzienigheid. Deze getuigen dat bij dien wakkeren Vlaming de jaren machteloos zijn om zijnen iever voor de Vlaamsche letteren te koelen. De heer Edw. Ipers leverde een boeiend tafereeltje, getiteld: Kunst tegen liefde.