Reeds was Gwijde Dampierre, na zijne ongelukkige dochter Philippina, in de kerkers van Frankrijk geworpen.
Reeds waren de Munteschrooder en kwade Johanna als overwinnaars en overweldigers Vlaanderen komen bezoeken.
Reeds had de wreede Châtillon met snooder Flotte het bestuur over Brugge genomen; reeds had hij zijn werk begonnen van dwingelandij, van uitplundering en van ontmanning; reeds hoopte hij weldra de helsche taak te zullen voltooien, welke hem zijne nichte - Johanna van Navarre - opgelegd had....
Doch een man bestond er in Brugge, reeds gevorderd van jaren, eenoogig, minderachtig van uitzicht, maar vaderlandsminnend, kloekmoedig, verstandig en bijzonder welsprekend in zijne moedertaal.
Hij had den naam Pieter De Coninc; bijna alleen in den beginne dorst hij de vreemde overmacht tegenkanten, de neerslachtige gemoederen opbeuren en het volk met zijne graven verzoenen.
Later kwam er aan zijne zijde een koene gezel, een onvermoeibare medewerker - Jan Breidel - veel jonger dan hij, groot, sterk, onversaagd, in alles het gezag ondergaande en den raad volgend van zijnen vriend. Te zamen droomden zij de bevrijding van hunne geboortestad, van geheel het Vlaanderland, en te zamen, dwars beproevingen en gevaren, brachten zij hunnen droom tot uitvoering.
In de lente van 1302 werden zij door de Fransche beheerschers gedwongen met het grootste gedeelte der Klauwaarts Brugge te verlaten; zij trokken naar Damme, en daar vormden zij het heilige leger der verlossing, de gelegenheid afspiedende om Brugge te verlossen.
Op eens werd hun bericht, dat Châtillon, in weerwil van zijn gegeven woord, nieuwe legerbenden in Brugge gebracht had; dat hij den volgenden dag de Vlaamschgezinde bevolking zou verpletteren en de stad ter plundering overleveren.
Groot was het gevaar, maar groot was ook hun moed en spoedig hun besluit.
Het verraad zou niet gelukken, het schelmstuk zou niet geschieden.
Te midden van de donkere nacht brengen zij het klauwaartsleger voor Brugge en, toen het zonnelicht verschijnt, staat Pieter De Coninc met zijne mannen vóór de Kruispoort, Jan Breidel met de zijne vóór de Speiepoort.