staande, wilde de Heer Baelden ons eene episode voorstellen uit die rampvolle dagen der zestiende eeuw, ten tijde der beeldstormerij.
Hij kiest tot personnaadjen, mannen als de Borluuts, wier naam glansrijk schittert in de jaarboeken onzer geschiedenis en doet hun daden bedrijven, waaraan wellicht geen enkel lid dier doorluchtige familie zich heeft plichtig gemaakt. Anderzijds stelt hij eenen ingebeelden naam, Jacob Martens, voor als president van den Raad van Vlaanderen, een man, die trouw gezworen heeft aan Koning en wet, niets kent dan zijnen plicht en hem altijd en tegenover iedereen wil volbrengen.
Daaruit ontstaat eene mengeling van waarheid en verdichting, gelijk wij ze ook in zoogenaamde geschiedkundige romans tegenkomen, mengeling die door den gewonen lezer niet kan ontward worden en die de geesten op den doolweg brengt.
Schrijvers van eersten rang, beroemdheden op letter- en tooneelkundig gebied zijn onzen dichter hierin voorgegaan; niettemin willen wij onder dit opzicht alle voorbehoudingen maken.
Ziehier eene zeer korte samenvatting van 't stuk.
Willem van Haver, jong schilder van buitengewonen aanleg, beminde Christina Borluut, gevoel, dat door deze innig gedeeld werd. Ridder Borluut wilde in geene echtvereeniging toestemmen en dwong zijne dochter in een klooster te treden.
Willem treurt, vergeet palet en penseel, nog immer droomend aan haar, die thans voor hem verloren is. - Aangezet door Lucas d'Heere, zijn leermeester, en Jacques Martens, zijn boezemvriend, die denken, dat eene tweede liefde hem op 't pad der kunst zal terugbrengen, komt hij ten huize van den president van Vlaanderens Raad in betrekking met dezes dochter Martha, die den jongen schilder sinds lang in 't geheim beminde. - 't Komt zoo verre, dat de verloving heeft plaats gehad, dat het meisje stralend van geluk, aan haar toekomstig huwelijk denkt, hoewel Willem's hart gansch met Christina's beeld is vervuld. Soms wil hij zijne verloofde alles bekennen, doch zijn vrienden weerhouden hem.
Nu breekt de beeldstormerij over Vlaanderen los. Het klooster, waar Christina zich bevindt wordt geplunderd. Zij geraakt vrij, komt bij Willems moeder te Gent, waar zij haren geliefde wederziet.