De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17
(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
PoëzieI.
| |
[pagina 259]
| |
Daarbij de vlekke bleef in 't kleed,
En 't was maar wel besteed!..Ga naar voetnoot(1)
* * *
Aan vele moeders past een raad:
Indien een kind een' fout begaat,
Verzwijgen wij voor vreemden 't kwaad.
Wat kan het baten alles uit te bellen,
En het aan Wanne en Thriene te vertellen?..
Het is een werk van mindren stand,
En een bewijs van klein verstand!
Want zegt, wat ziet men in de goê gezinnen!
- Men wascht daar zelf het vuile linnen
Ten huize binnen!..
P.P. De Nys.
Komen, 26 Mei 1887. | |
II.
| |
[pagina 260]
| |
* * *
Om zijne luim wat tegen 's Scheppers misverstaan
Te stillen, zou hij slapen gaan!..
En zoo gezeid, en zoo gedaan,
Hij vleide zich ter neder
(Het was in brandend zomerweder!)
In 't frissche lommer van 'nen eikenboom...
Hij sluimerde in, - en in een wonderdroom,
Herschiep hij alles, hier op aarde,
Wat hij in zijn bereik ontwaarde!..
..................
Terwijl hij dan, in droom! zijn wonderwerk aanstaarde,
Schiet hij op eens uit zijne rust:
Een tik op zijnen neus heeft zijnen lust
Tot breken en herscheppen plots gebluscht!..
Hij grijpt naar 't voorwerp, dat hem kwam bezeeren,
En vindt 'nen eikel op zijn kleêren!..
- ‘Zie nu! roept hij, die prulle doet mij bloên!..
Oh! oh! Goddank!.. was 't een pompoen,
Mijn hoofd was heel veranderd van fatsoen,
En 'k werd, na twee, drie dagen,
Naar 't stille Piereland gedragen!..
Voortaan laat ik Gods werken lijk zij zijn;
Want al mijn wijsheid was maar schijn!..
Hierbij, om mijn verwaandheid te herstellen,
Wil ik aan LafontaineGa naar voetnoot(1) dit geval vertellen,
Die het in fabel op zal stellen,
Tot lesse van het nageslacht, -
Al was het maar voor die hervormers
En staatsbestormers,
Die alles willen naar een nieuw gedacht,
En die vergeten,
Of wel niet weten,
Dat al hetgeen ‘Vooruitgang’ heeft volbracht,
Of eens de Toekomst ons zal geven,
De vrucht is van een kalm en rustloos streven!..
P.P. De Nys.
Komen, 26 Mei 1887. | |
[pagina 261]
| |
III.
| |
[pagina 262]
| |
Als 't rustuur weer zal slagen,
dan is 't weer wonderzoet
Met haar langs 't veld te dwalen,
met mijnen liefdegloed.
En eer de bloem zal sterven,
en eer de sneeuw valt neer,
Dan zijn we reeds vereenigd
en scheiden nimmer meer;
Wij zullen vreugde smaken,
wij worden straks een paar,
Daar zij voor mij zal leven,
en ik dan ook voor haar.
Isidoor Albert.
Beirvelde. |
|