De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17
(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
Over het behoud der h in het schrijven onzer plaatsnamen, die op ghem uitgaan.Schier algemeen wil men dat de g der ghem-namen, de oorspronkelijke h van hem zoude vervangen hebben en besluit men de h als overtollig weg te laten. Dit is ook het gevoele van het meerendeel der leden van de Commissie, die gelast is de schrijfwijze onzer aardrijkskundige namen vast te stellen; zoo dat eene nieuwe verminking deze plaatsnamen bedreigt. Dit valsche begrip, door onomstootbare bewijzen, weerleggen, is het doel van dit opstel.
Men is het eens over de beteekenis van het achtervoegsel hem, vroeger, door Frankischen en Duitschen invloed, heim, dat thans nog wel nevens ons heem gebruikt wordt. Het is het oud-Saksische hêm, Angelsaksische hâm, Nedersaksische heime, Gothische haims, oud, middel, nieuw Hoogduitsche en Zweedsche heim, engelsche home, die allen door huis, woonplaats vertolkt worden. Van dit heem zijn afgeleid: inheemsch, uitheemsch, heemraad, heemstede; van heim geheim, heimwee en heimelijk. Deze woorden schrijven wij met h, zoodat dan onze plaatsnamen die op hem eindigen, met h moeten gesteld worden. Dus niet: Merxem maar Merkshem, geen Hemixem doch Hemikshem, nooit Bellem en Vlekem altoos Bellhem en Flekhem enz. enz. Talrijk zijn onze plaatsnamen die op hem uitgaan, aan welke soort ontegensprekelijk de ghem-namen behooren. Van deze laatste vonden wij er in Vlaamsch-België twee honderd dertig geboektGa naar voetnoot(1); doch hun getal zal wel dubbel zijn, waanneer daarbij gesteld worden de niet-aangeteekenden, de afgesletenen en die, welke verbasterd, in Waalsch-België voorkomen. Van waar nu het verschil in schrijfwijze hem of ghem? Zijn de namen op hem eigen aan eene landstreek, die op ghem aan eene andere; of duidelijker, is het de tongval, die dit onderscheid te weeg bracht? De ligging onzer plaatsen wier namen op hem en ghem uitgaan moet deze vraag beantwoorden. In de Antwerpsche gouwen vinden wij: Merkshem bij Wijneghem; Broechem nevens Wommelghem en Oeleghem; Bautershem niet verre van Edeghem; Waalhem bij en Geerdeghem onder Mechelen; Dooreghem in het gebied van Bornhem enz. | |
[pagina 186]
| |
In Brabant: Saventhem bij Nosseghem en Dieghem; Vosshem nevens Auderghem; Rosshem, Meuseghem, Merkthem, Brusseghem, Molhem, Cobbeghem en Wolverthem in eenen kring enz. In Oostvlaanderen: Bellhem in de nabijheid van Somerghem; Gotthem naast Peteghem; Boyghem onder Mullhem; Laathem bij Berleghem enz. In Westvlaanderen: Beernhem, Rokshem, Lophem nevens Ettelghem, Bekeghem en Snelleghem; Oyghem onder Pitthem; Houthem bij Wulverghem; Bekhem tusschen Wevelghem en Rolleghem. Nevens de hem-namen komen thans in Limburg geene plaatsnamen meer voor, die den vorm ghem vertoonen. Dat deze aldaar in de middeleeuwen niet zeldzaam was, zullen wij bij de behandeling der afgesletene heem-namen betoogen. Uit voorgaande opgave blijkt ten duidelijkste, dat eene gegronde rede de schrijfwijze van ghem naast hem moet wettigen. Wanneer wij aandachtig den lijst der ghem-namen nagaan, dan vinden wij in die reeks twee gemeentenamen, die door hunnen bijzonderen vorm dadelijk in het oog springen. Deze zijn: Alveringhem en Wulveringhem, namen van een paar dorpen in Veurnambacht gelegen. Al dadelijk ziet men, dat de g niet hoort aan den uitgang hem, maar wel aan de voorgaande lettergreep ing. Wat is ing? Laten wij hier het woord aan L.A. Te Winkel, die, in eene merkweerdige studie ‘Over de woorden met den uitgang ing’Ga naar voetnoot(1), onder andere zegt: ‘Oorspronkelijk schijnt ing afstamming uitgedrukt te hebben, en daarom diende het hoofdzakelijk tot vorming van patronymica.’ Het duidelijkst blijkt dit in het Angelsaksisch, in welke taal bijv. de zoon van Elisa Elising, die van Godvulf Godvulfing heet. Zoo wordt in de Angl. Sax. Chron. de afkomst van Hengist en Horsa, de bekende hoofden der Angel-Saxen bij de verovering van Britannië, op de volgende wijze van Wodan afgeleid: ‘Heore heretogan woeren twegen gebrothra, Hengest and Horsa, the woeren Wihtgilses suna Wihtgils was Witting, Witta Wecting, Wecta Wodning.’ Hunne hertogen waren twee gebroeders, Hengest en Horsa, die waren Wihtgilses zonen, Wihtgils was de zoon | |
[pagina 187]
| |
van Witta, Witta de zoon van Wecta, Wecta de zoon van Wodan.’ ‘Uber die teutschen Namen’ sprekende zegt MoneGa naar voetnoot(1) ‘Die Abstammung vom Vater wurde durch die Sylben unc - inc bezeichnet, welche man unmittelbar an den Namen des Vaters fügte. Der Auslaut c veränderte sich nach Mundarten in g, ch, cc, h, k, oder fiel auch ganz weg. Beide Sylben schlieszen sich sowol den Wurzeln als auch den Ableitungen an.’ En Jacob GrimmGa naar voetnoot(2) ‘Im ags. ist der gebrauch der Ableitung ing zu Patronymicis ganz lebendig, jedwedem Mannsnamen kann sie hinzutreten und bildet dann den Namen oder Zunamen des Sohnes oder Nachkommen.’ En niet alleen in het Angelsaksisch, maar in alle Germaansche talen, diende ing om van vadersnamen zoonsnamen te vormen. Dit bevestigt Johan WinklerGa naar voetnoot(3) in deze woorden. ‘Deze wijze om toenamen te formen, van den vadersnaam afgeleid is reeds zeer oud. En tevens oorspronkelik Germaansch. In den grijzen voortijd was zij eigen aan alle Germaansche volksstammen. Van daar dat wij zulke patronymika, op ing uitgaande, bij alle Germaansche volken, bij Engelschen, Duitschers en Skandinaviërs, zoo wel als bij Nederlanders, nog heden als geslachtsnamen zeer talrijk en in volle gebruik vinden.’ Werd door ing, achter den vadersnaam gevoegd, oorspronkelijk de zoon bedoeld; weldra ging dit zoo gevormde patronymikon over op geheel het geslacht, ja op al het volk, zoo magen als slaven, lijfeigenen enz., dat de erve des stamvaders bewoonde en deze naam, op zijne beurt, hechtte zich van lieverlede aan het heem door dit volk betrokken. Vinden wij nu in Alveringhem en in Wulveringhem zulke patronymika? Door de oude gekende vormen dezer namen zullen wij deze vraag oplossen. | |
Alveringhem.Villa Adalfredi (661), Adalfringahem, Alveringhem (1058), Alfringhem (1066 en 1080), Alvergem (1147), Alfringuhem (1201). Villa Adalfredi, in de Acta Santorium voorkomende, is het landhuis, het heem van Adalfried, dat is: de Adelijke-vredelievende. Deze zinsrijke oud-germaansche mansnaam wordt samengetrokken nog dagelijks gebruikt, namelijk AlfriedGa naar voetnoot(4). Hier hebben wij geen patronymikon, maar de | |
[pagina 188]
| |
latijnsche stelling geeft den naam niet weer, zoo als hij in den mond van het volk moet geklonken hebben, wat overigens door de jongere vormen wordt bevestigd. Deze Adalfried was de stamvader der Adalfriedingen en het heem dat zij met hem bewoonden, moet oorspronkelijk Adalfriedingaheim (ingaheim naar oud-vlaamsche wijze) genoemd geweest zijn. Wie was nu de stamvader der Adalfriedingen? ‘Een zeer machtig en treffelijk man, overste van Veurnambacht. Hij was de zoon van Saladrun, tiende zoon van de vijftien des eersten forestiers Liederick de Buck.Ga naar voetnoot(1)’ In 663 schonk Adalfried ‘zyn heim met al synen aenhanck en nog eenige andere plaetsen; als syne landen gelegen in Lampernisse, Dixmuyde, Steenkerke, Oudecappelle, Loo, ende in andere prochien buyten deser Casselrie aan St-Omaers, welke deze heeft toegeëygent aen het capittel ende kerke, die hij gefondeert heeft tot Sithieu, dat nu de stadt van St Omaers is. Dit erfdom behelsde een schoon casteel, vele landen, heerelicke renten, thienden ende andere incommen, benevens eene schoone jurisdictie, vermogende hooge, middel en de neder justitie, ende is de heerelickhede die noch genaemt wort het vrye van St-Omaers, daer af de canoninghen, in 't jaer 1604, de principaelste jurisdictie verkocht hebben aen het magistraet van Veurne.’Ga naar voetnoot(2) Ziedaar taal-en geschiedkundig, de bediedenis van Alveringhem vastgesteld. Wil men nu veranderen? Hoe schoon ware het niet, het duistere Alveringhem, door het klaarsprekende Alfriedinghem te vervangen. | |
Wulveringhem.Wulfringhem, Wulfrighem (1128) Ulvringehem (1142) Herberti de Ulffrighem (1142) Wulvringhem (1284). Bij gebrek aan duidelijkere oude vormen, is de samengestelde mansnaam, welke aan het verbasterde patronymikon Wulvering ten grondslag ligt, niet met zekerheid te bepalen, daar ook aangaande den stamvader niets gekend is. Is het Wulfert (Wolfhart) of Wulfried (Wolffried)? Wij houden het met den laatsten naam, daar de opeenvolging der i's van fried en ing, de versmelting kan vergemakkelijkt hebben. De mansnaam Wolf, kwam oudtijds op zich zelve of samengesteld zeer veel voor. FörstemannGa naar voetnoot(3) geeft eenen lijst van 378 namen die op Wolf uitgaan en een groot getal die er mede aanvangen. Dat deze naam in het grijs verleden zeer geacht was, begrijpt men dadelijk, wanneer men slechts denkt aan de vermaardheid van den wolf, als een der heiligste dieren van den Wodendienst. | |
[pagina 189]
| |
Wulveringhem was dus het heem der Wulfertingen of Wulfriedingen. Bij Waasten, in den zuid hoek van Westvlaanderen, ligt de gemeente Wulverghem, aan welker naam wel niemand eene andere beteekenis geven zal dan aan den voorgaanden en nochtans blijft er van het oude patronymikon slechts de g over. Ook Alveringhem toont ons door den vorm Alvergem (1147) hoe vroeg de sylbe ing afsleet. Daaruit mogen wij besluiten: Dat al de ghem-namen, inghem-namen zijn, dat is te zeggen: heem-namen waar zoonsnamen, van oude persoonsnamen gevormd, aan ten grondslag liggen. De ontleding van eene reeks dezer namen zal dit nader bevestigen. | |
Adeghem.De oudste bekende schrijfwijze van dezen gemeentenaam is Addingahim (840). Addinga is eenmaagdschapsnaam, waarvan de stamvader Ade genoemd was. In het ‘Rituale Romanum’Ga naar voetnoot(1) komt hij onder de Friesche manseigennamen voor en beantwoordt den kerklijken naam van St. Ado. Förstemann meldt dat de nieuw-hoogduitsche vormen Ade en Ette zijn, terwijl hij voor de oude Atto, Ato, Atta, Aato, Attho, Addo, Adho, Ado, Atte en Adde opgeeft. Volgens Johan Winkler is Adde als mansnaam in Friesland nu nog in volle gebruik en was het vroeger in alle germaansche landen. Bij KiliaanGa naar voetnoot(2) vindtmen insgelijks Atte, Atto en Hatto. Ook Edo is een andere vorm van Ado; zoodat Edeghem, oudtijds Edingehem (976) en het samengetrokkene Eeghem geene andere beteekenis hebben dan Adeghem. Talrijk zijn de plaatsnamen, met dezen mansnaam ten grondslag, over alle Germaansche landen verspreid: b.v. Adelof, Zweedsch kerspel, Jonkopingslän; Addingham eng. stadje, graafschap York; Adenbach, Beijersch dorp, rechtsgebied Kaiserslautern; Attenbach, Pruis. dorp, rechtsgebied Dusseldorp; Attenhofen, Wurt. dorpje, Jaxtkreits; Attenhoven, gemeente in het Luiksch; Attinghausen of Ettinghausen zwits. dorp kanton Uri; Ettendorf, dorp in den Elzas; Ettingen, gehucht in Oostvlaanderen, onder Scheldewindeke, enz., enz. Wij vinden ook nog: Addens, Addinga, Addingh, Addink, Addisson, Atkinson, Edison, enz., patronymica van dezen ouden mansnaam, als geslachtsnamen gebezigd. Een verkleiningsvorm van Ette is Ettel waarvan Ettelghem, gemeente in Westvlaanderen, het heem der Ettelingen. | |
[pagina 190]
| |
Baveghem.Bavingehen (976), Bevinghem (1230). Het heem der Bavingen of afstammelingen van Bavo. Deze verlatijnschte mansvoornaam, welke nog als dusdanig voorkomt, is de oud-germaansche Boue of Bouwe, waarvan de geslachtsnaam Bouwens af te leiden is. Een tegenhanger van Baveghem is Bavikhove dat in 1120 als Bavinghove gesteld werd. Antwerpen. J. Hellemans. (Wordt voortgezet). |
|