Toonkunde.
De Toonkunstenaarsvereeniging van Antwerpen heeft op Maandag, 10n November haar 4e volksconcert van het jaar 1883-84 gegeven, met de medewerking van Mej. de St-Moulin, zangeres. Het programma was goed samengesteld. Eerst voerde het orkest, onder de leiding van Peter Benoit, de 5e symphonie van L. van Beethoven uit, met een fijnheid van schakeering, welke de algemeene toejuichingen van het publiek uitlokten. Daarna zong Mej. de St-Moulin, met een prachtige en kloeke stem, een aria uit Alceste van Gluck, dat algemeen bijval verwierf.
Het belangrijkste van den avond, onder Vlaamsch muzikaal oogpunt, was de eerste uitvoering van een zestal Vlaamsche dansen van Jan Blockx, en getiteld a) Reuzendans, b) Intermezzo; c) Anna Marieken; d) Reuzendans nr 2; e) Wals; f) Jagersdans. Vooral de nummers 1, 3 en 4, bewerkt naar bekende volksaria's, hebben de toehoorders zeer bevallen. Al deze stukken, lief en aardig, geheel in den trant van Blockx' vroegere kleine werken, onderscheiden zich door ernstige hoedanigheden. Het publiek heeft den jongen toondichter geene toejuichingen gespaard.
Vervolgens heeft Mej. de St-Moulin het Gebed van Elisabeth uit Tannhauser van Richard Wagner met veel gevoel voorgedragen. Onnoodig hier te vermelden, dat zij met dit muziekstuk zeer veel bijval heeft genoten en door de aanwezigen teruggeroepen is. Wij hopen haar nog menigmaal te hooren.
Ten slotte heeft het orkest ons den eigenaardigen Turkschen marsch uit de Ruïnen van Athenen van L. van Beethoven te hooren gegeven,
Wij wenschen van harte dat de Antwerpsche Toonkunstenaarsvereeniging bij het Antwerpsch publiek al de belangstelling geniete, waarop hare concerten en haar edel doel heur recht geven.
***
In de voorgaande aflevering hebben wij vastgesteld, hoeveel bijval de van Rijswijcksche kantate van de Geyter en Benoit is te beurt gevallen.