De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12
(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 469]
| |
De zeventigste verjaring van Mevrouw A.L.G. Bosboom-Toussaint.De dag van 16 September 1882 is in de Nederlandsche letterkundige kringen niet ongemerkt voorbijgegaan. Kon het anders? Die dag was de geboortedag, de zeventigste, van Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint. Het is hier thans de plaats niet, om een uitvoerig verhaal te geven dier zeventig levensjaren, waarvan er vijf-en-veertig aan de Letteren werden gewijd. Elders is dit reeds geschiedGa naar voetnoot(1). Het is op dit oogenblik overbodig de verdiensten der schrijfster van Lauernesse, Leycester en Majoor Frans uiteen te zetten. Zij, die er zich nog geen denkbeeld van hebben kunnen vormen, zullen door de gebeurtenissen van Zaturdag 16 September 1882 zich aangespoord gevoelen om een weinig op de hoogte te komen. Daarenboven zullen zij maar eene kleine minderheid uitmaken. De deelneming van onze landgenooten in Noord en Zuid-Nederland, van hen vooral, die op de eene of andere wijze zich eene plaats veroveren in de wereld van wetenschappen en kunsten, is algemeen geweest. Het zal niemand verwonderen, dat de poging, om den zeventigsten jaardag van Mevrouw Bosboom met eenige plechtigheid te herdenken, uitging van eenige harer stadgenooten en vrienden. Zij leefde van 1851 - sedert haar gelukkig huwelijk met den genialen schilder Jan Bosboom - tot heden meer dan dertig jaren achtereen in de residentie. Er moest een begin gemaakt worden, wilde men het goede denkbeeld tot uitvoering doen komen. Zoo werden dus uit den Haag zendbrieven gestuurd naar alle vrienden en bekenden in Nederland en België, en weldra vond die roepstem een echo in veler harten. Het getal der weigeringen bedroeg | |
[pagina 470]
| |
anderhalf, der toetredingen bijna duizend. In dezen staat van zaken moest het plan wel slagen. Slechts bleef altijd de vraag naar het hoe en wat eene lastige. Allerlei plannen zijn gevormd en later wederom verworpen. De Haagsche commissie stelde voor door een kunstenaar van naam het borstbeeld van Ottelijne, jonkvrouw van Lauernesse, te doen vervaardigen, tenzij men liever daarvoor de buste van Gideon Florensz zou verlangen. Dit denkbeeld vond geen algemeen bijval in eene voorloopige vergadering van vrienden en vereerders der aanstaande jubilarisse. Men wilde liever een borstbeeld der schrijfster zelve. In den aanvang scheen dit denkbeeld te zullen zegevieren, maar weldra bleken vele en gewichtige zwarigheden tegen de verwezentlijking ervan op te komen. Er werd nader beraadslaagd. Men sprak van gedenkpenningen in goud, zilver en brons, men gaf het denkbeeld aan, al de werken der zeventigjarige kunstenares in hunne eerste drukken bijeen te brengen en die op vorstelijke wijze te doen binden. Ten slotte vereenigde men zich met dit laatste voorstel. Maar er werd tevens een ander plan gevormd. Vrienden en familieleden kenden de persoonlijke denkwijze van mevr. Bosboom. Men mocht dus vernemen wat de gevierde schrijfster of haar familiekring omtrent deze zaak dacht en duidelijk bleek het nu, dat men daar wel eens gesproken had over de benijdenswaardige hulde aan een auteur als Conscience gebracht, toen Noord- en Zuid-Nederlanders hem hunne kunstgaven vereerden in tal van geestig geschreven albumbladen. Het spreekt van zelf, dat de Haagsche commissie zich terstond bij dit denkbeeld aansloot en in de eerste plaats pogingen aanwendde een schat van kunstbijdragen tot een monumentaal en eenig gedenkboek van den 16 September 1882 bijeen te brengen. In dezen stand van zaken had de commissie maar éénen weg te volgen en men zal wel willen toegeven, dat zij niet uit zucht tot navolging der Conscience-feesten handelde. Heeft men haar gebrek aan vindingskracht verweten, dan ontstond deze kritiek natuurlijk uit gebrek aan kennis. Intusschen bleef het plan. om eene compleete verzameling van mevrouw Bosboom's werken (eerste drukken) in buitengewone prachtbanden bijeen te brengen, tevens van kracht. Ook hier | |
[pagina 471]
| |
werd nu en dan de vraag gedaan, waarom men juist de eerste drukken verlangde; of een boek niet altijd het best was in zijnen laatsten druk? Gaarne had de Haagsche commissie op deze vragen geantwoord door eene korte uiteenzetting van het eigenaardig leerstuk der editto princeps, maar het was overbodig, daar omstandigheden het plan van het boekgeschenk onuitvoerbaar maakten. Met des te meer kracht werd nu aan het gedenkboek van den 16 September 1882 gearbeid. Kwamen de eerste medewerkers slechts langzaam toegetreden, allengs ontstond meer belangstelling, eindelijk groote geestdrift. Zij, die zich op dezen dag de moeite getroostten, om eene wandeling naar ons Haagsche gebouw Diligentia te ondernemen, zagen zich voor die inspanning ruimschoots beloond. Een schat van aquarellen, muziekstukken, verzen, spreuken, naamteekeningen, waren daar tentoongesteld. Het is niet mogelijk zelfs in omtrek te schetsen, wat dit kostelijk, eenig, ongeëvenaard album bevat. Belangrijk zijn in de eerste plaats de kalligrafische stukken. Onder dezen komen voor penteekeningen van Anton Grevenstuk, van C.A. Eckstein, van Jean J. Gabriels (kalligraaf van Z.M. den Koning, te Roermond), van J.A. van Nieuwenhoven, aangeboden door den goeden smaak van den Sneeker uitgever H. Pijttersen Tz., van J.Th. Lion en eindelijk van Leonard A. Springer, geteekend voor de ‘Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels’ en vereerd door het bestuur: J.C. Loman Jr., Voorzitter, en N.G. van Kampen. Heraldische teekeningen met de wapenen der familiën Bosboom en Toussaint werden geschonken door A.A. Vorsterman van Oyen, J.G. Horsthuis en Koopmans. Buitengewoon fijn en artistiek uitgevoerd is eene penteekening van M.B. Wezelaar, ontworpen en 't plan verkend door P.H. Witkamp, voorstellende een platte grond van Alkmaar, met aanwijzing van het geboortehuis: de Meermin, waar de schrijfster van Lauernesse ter wereld intrad, het huis harer bruidsdagen van 1851 en de villa's, die later naar hare werken: Villa Almagro en Villa Lauernesse zijn geheeten. Op dit zelfde blad - een der schoonste van de reusachtige verzameling - is eene penteekening van het kasteel Westhoven op Walcheren aangebracht, daarenboven nog de | |
[pagina 472]
| |
wapens van Alkmaar en Den Haag. Onder de zeer karakteristieke bijdragen is het albumblad van M.H.J. van der Heim, die ‘onder de hoede der handteekeningen van een tal der beroemdste Nederlandsche ‘Staatslieden’ zijn zeer gewaardeerde handteekening stelde. Van dit blad spreken de namen van Johan De Witt (1660), Beverningk Heinsius. Fagel, Slingelandt, Van de Spiegel en Van Hogendorp, allen in facsimile uit oorspronkelijke stukken geknipt. Welk een genot voor Mevrouw Bosboom de eigen handteekening dier mannen te bezitten, wier schriften en daden zij menigmaal onderzocht! Een verhaal uit de laatste dagen der achttiende eeuw, waarin Van de Spiegel en Hogendorp eene rol zouden kunnen spelen, ontbreekt ons nog, als we de beroemde namen harer werken noemen.... wie weet wat nu nog gebeurt. Karakteristiek is zeker niet minder het albumblad van Willem Pleyte, onzen wakkeren Aegyptoloog. Hij teekende het beeld van ‘Safech, meesteres der Letterkunde,’ en vertelde eerst in geheimzinnige hiëroglyfen, toen in een goed Nederlandsch, wat de Aegyptische wijzen vóór twintig eeuwen tereere hunner letterkundige goden wisten te zeggen. Eigenaardig zijn twaalf bladzijden uit Mevrouw Bosboom's gedenkboek van 16 September 1882 - twaalf muzikale kompositiën van Nederlandsche maëstros, waarvan het eerste geteekend is door Joh. Verhulst - de bijna zeventigjarige kunstenaar, die nog daarenboven een Feestmarsch Bosboom-Toussaínt komponeerde, door hem zelf uitgevoerd op het plechtig oogenblik, toen de zeventigjarige koningin van het gisteren gevierde feest de groote zaal van Diligentia binnentrad. De andere toondichtingen dragen de namen van Nicolaï, Heinze, Richard Hol, Daniel de Lange, Jacques Hartog, Joh. M. Coenen, G. Antheunis (bij verzen van den komponist), van Gheluwe, (de tweede der Vlaamsche komponisten, die op het appel verscheen,) Wirtz, H.M. Amersfoordt-Dijk, Emile Seipgens (een Limburgsch Liedje) en D.H. Scheurleer, een motief van Händel voor orkest uitlezend. Het is bijna onmogelijk aan den schat van inzendingen, allen van kunstenaars en kunstenaressen, recht te doen. Zelfs de enkelvoudige optelling is onmogelijk. Om een denkbeeld te geven, zij hier eenvoudig vermeld, dat ongeveer honderd | |
[pagina 473]
| |
aquarellen en etsen van onze beroemdste meesters aan het album geschonken werden. Zonder orde of rang noem ik de aquarellen van J.W. Van Borselen, F. du Chattel, Echanon Verveer (die tevens eene teekening uit het schetsboek van wijlen zijn broeder S.L. Verveer aanbood), W. Roelofs, Mej. van de Sande Bakhuizen (Rozen), F.W. Ouwerkerk, Mevrouw Marjolin, geboren Ary Scheffer, Gabriël, Van de Maarel, Jozef Israëls, Isaak Israëls, P. Stortenbeker, Zilcken (ets), Jan Vrolijk, Scheidel (gravure), Schmidt Craus, mev. Bilders-van Bosse, David Bles, Tersteeg (fotografie van Bosbooms atelier), Bramina Hubrechts (Bosbooms portret), A. van de Waart, Bilders, Roland Lary, J.J. Destrée, J.L. de Bruin-Kops, van de Weele, Victor de Stuers (penteekening), H.J. Scholten, Roeterink, Lina Schneider (een lauwerkrans met de hoofdtitels van mevrouw Bosbooms werken), P.A. Haakman, Marg. Roozeboom, Veder, Albert Neuhuis, d'Arnaud Gerkens, Allebé, Sadée, F. Lintz, Lebret, mevrouw Landré-van der Kellen, Blommers, Henjers, mevrouw Mesdag van Houten, H.W. Mesdag, C.L. van Kesteren, J.G. Smits, Dan. van der Kellen Jun., A. Rochussen, Mauve, Jos. Hilverdink, Julius van de Sande-Bakhuyzen, van Trigt, J.G. Vogel, Apol, Termeulen, O, Eerelman, mevrouw Behrens Litzmann, Artz, Hazen, Candel, Vertin.... Genoeg, om te staven dat het geschenk, gisteren aan mevrouw Bosboom vereerd, eene hoogst aanzienlijke kunstwaarde vertegenwoordigt. Verschillende aquarellen zijn hoogst gelukkig geslaagd en behooren tot de beste werken der meesters. Nog behooren meer dan vijfhonderd geschreven albumbladen en een meesterwerk van borduurwerk (door A.H. Knuiver geschonken) vermeld te worden. In allerlei talen zijn de albumbladen vervat: Latijn, Italiaansch, Fransch, Engelsch, Duitsch, zelfs Friesch, Betuwsch en Limburgsch komen voor. De aandacht trekt een vers van Georg Ebers; voorts een aantal bijdragen uit Zuid-Nederland, waarbij Jan van Beers, Odilon Perier, L. Delpire, Dr. Hansen, Paul Fredericq, Prof. Heremans, Max Rooses, Julius de Geyter, Conscience, Virginie Loveling, E. Rosseels, V.A. de la Montagne en Ad. Beernaert niet ontbreken. Verschillende vereenigingen en maatschappijen uit Noord- | |
[pagina 474]
| |
en Zuid-Nederland schonken blijken van deelneming: Het taalminnend genootschap de Lischbloem te Mechelen, de letterkundige vereeniging Jan Frans Willems te Antwerpen, de redactie en uitgever van Het nieuws van den Dag, de schildersmaatschappij Arti et Amicitia, de redaktie van het Handelsblad, het genootschap Oefening kweekt kennis, het Boekverkooperscollege te Groningen, de vereeniging Aesthe tica (Den Haag), het Willems-Fonds, het college Laurens Jansz Koster te Haarlem... te veel om te noemen. Deze eenvoudige feiten kunnen staven hoe de geestdrift voor de eenvoudige zeventigjarige algemeen is geweest. De plechtigheid gisteren in Diligentia deed het nog beter uitschijnen. 's Hage, 17 September 1882. Dr J. Ten Brink. |
|