Duitschland zeer verscheiden. Terwijl sommigen hem als scheppend kunstenaar hemelhoog verheffen, vinden anderen hem duister en onbegrijpelijk. Over het algemeen vond het piano-concert bij musici groote waardeering en werd het om de schoone bewerking der motiven zeer geroemd. Voor vele dilettanten scheen het echter een sphinx-arbeid; na met groote inspanning geluisterd te hebben, ging het hun als doctor Faust, toen hij wanhopig uitriep ‘Da steh' ich nun, ich armer Thor ünd bin so klug als wie zu vor,’ want veel begrepen ze er niet van.
Zeker is het dat de Brahmsche muziek grooten eerbied schijnt af te dwingen bij diegenen, die ontwikkeld genoeg zijn om den meester in al zijn diepzinnigheid te kunnen volgen; maar is dit alleen de roeping van een kunstwerk en is het onbillijk te verlangen, dat een leek bij de eerste kennismaking er van geniete, en zoowel door de schoone muzikale gedachte als door de melodie evenzeer bevredigd worde, gelijk de musicus door de fraaie technische bewerking?
Mijns inziens richt de Brahmsche muze zich allereerst tot het verstand, dan tot het hart - wat zijn orchestmuziek betreft wel te verstaan - de meesten zijner liederen zijn van wegslepende schoonheid.
Te gelijker tijd met Brahms kwam Mevrouw Joachim, de voortreffelijke altzangeres uit Berlijn tot ons; zij liet zich in verschillende composities van den meester hooren; vooral maakten zijne liederen, bij de voortreffelijke voordracht van deze uitmuntende kunstenares, diepen indruk.
Mevrouw Joachim verleende hare medewerking ook te Rotterdam bij een nieuwe compositie van Gernsheim, getiteld ‘Agrippina’ naar een gedicht van Lingg, bewerkt voor koor en altsolo. Dit inderdaad schoone toonwerk werd op meesterlijke wijze door haar vertolkt, en de Heer Gernsheim mocht zich in een groot en welverdiend succès verheugen.
Het optreden van de familie Jean Becker maakte niet den indruk dien men verwacht had. Jean Becker zelf werd door ongesteldheid belet mede te werken in verschillende plaatsen, zoodat men alleen zijn beide zoons Hugo en Hans benevens zijne dochter Jeanne hoorde en dat meestal in solostukken. Alle drie zijn reeds verdienstelijke artisten. De groote aantrekking echter die vroeger het Florentijnsch quartet uitoefende, en die voornamelijk in het onberispelijk ensemble en wonderschoone klankgehalte hunner instrumenten was gelegen, zullen de jeugdige Beckers individueel niet op de hoorders uitoefenen.
Op den 16n Februari werd te Amsterdam het vijf-en-twintig-jarig bestaan herdacht van de Vincentius-Concerten. Ter uitvoering was gekozen het oratorium van Liszt ‘die Heilige Elizabeth’; de koren waren goed ingestudeerd en zongen flink. Jammer dat de acoustiek van het Paleis voor Volksvlijt zoo weinig geschikt is voor dergelijke uitvoeringen. De solisten voldeden minder, dat te meer te betreuren was daar o.a. de partij van Elizabeth zeer schoon is geschreven.