De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 10
(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 451]
| |
Driejaarlijksche Tentoonstelling van Schilderijen te Gent.
| |
[pagina 452]
| |
schouder van den liefdadigen helper; zijne armen en beenen hangen slap; de kleur van zijn lichaam, ofschoon niet lijkvaal, getuigt toch van lichamelijke verzwakking en lijden. Scherp steekt daarbij af de kloeke, gezonde figuur van zijn redder. Deze, nog in de volle kracht des levens, ofschoon reeds grijs, toont een helderen bilk, eene frissche kleur, krachtige spieren. Het kontrast dier twee figuren werkt op est en 't gemoed, vooral wanneer men daarbij denkt aan het schoone: ‘En de leviet ging hem meedoogenloos voorbij. Toen kwam een Samaritaan, die........’ - De achtergrond is bergachtig, het pad een holle weg, hetgeen de hoofdfiguren nog des te meer doet uitkomen. - Het geheele maakt, in één woord, den indruk van een meesterstuk, van een gezonde, verhevene opvatting der kunst en eene technische vaardigheid die de volmaaktheid nabij streeft. De Werkstaking der Mijnwerkers, van Roll, is eveneens een kapitale schilderij. Het onderwerp is even gelukkig. Roerende, ingrijpende toestanden uit het maatschappelijk leven af te malen, ziedaar waar de kunst zich op haar terrein bevindt. Het tafereel stelt arbeiders voor, in zwarte mijnkostumen, woedend, wanhopig, verontwaardigd; tegengehouden, tot bedaren gebracht, getroost door moeders en vrouwen. Het tooneel heeft plaats bij de koolmijn. Groote stukken steenkool liggen hier en daar onder de personen verspreid. Het geheel is vol leven en beweging. Het oproer heeft vóór u plaats. Den eenen der mijnwerkers staat de woede, den anderen de wanhoop, de vertwijfeling op 't gelaat, terwijl angstige moeders met kleine kinderen op den arm, hare echtgenooten trachten te bedaren. Ter zijde is de politie afgestegen, gereed om de zaak te onderzoeken en den opstand te dempen. - De figuren zijn krachtig en vol uitdrukking. De sombere grijze tint is met het onderwerp in harmonie. Ook door het Silenus' feest bewijst Roll een meester in het vak te zijn, ofschoon beide doeken zoo oneindig verschillen. Breed van opvatting, is deze vrouwengroep... een wezenlijke tour de force. De grootste moeilijkheden, welke verschillende houdingen van naakte figuren kunnen opleveren, schijnt de | |
[pagina 453]
| |
artist als met opzet te hebben gekozen. Er is veel losheid en zwier in dit wild bachantenfeest. De kleur is frisch en opwekkend. De Grootmoeder van L'Hermitte is eene eenvoudige schilderij, zonder uitwendig vertoon. Zij trekt den toeschouwer niet tot zich door een' ongewonen toestand uit het leven, maar door die stille gemoedelijkheid, welke tot ernstige overdenking stemt. - Grootmoeder is al eene zeer oude vrouw, - het biddende meisje, hare kleindochter, een lief kind van een jaar of 10. Het aangezicht der oude vrouw is treffend: diepe rimpels, vaal-gele kleur, ingevallen wangen, een zachte, onbestemde blik, spiegel eener verzwakte ziel doch van een goedaardig gemoed, dat alles maakt haar tot de type der oude vrouw, die reeds met een voet in 't graf staat en door geen anderen band dan dien der familie meer aan de aarde is gehecht. De Grootmoeder van L'Hermitte en De oude Dorpspastoor van Bertier, boeien en behagen door de vertolking eener zachte menschelijke natuur, welke we zoo gaarne in het leven ontmoeten. De Job van Bonnat schittert alsmede door al de hoedanig heden, welke een groot kunstenaar kenmerken. Zijne schilderij is een model van teekening en uitdrukking, een klassiek tafereel. Evenals Morat bewijst hij zeer ervaren te zijn in de ontleding van 't menschelijk lichaam. De uitdrukking op 't gelaat van den armen zwaarbeproefden profeet en Job's geheele houding zijn treffend; de kleur is zeer natuurgetrouw. Deze figuur brengt dan ook een diepen indruk te weeg; hier geldt de regel: het schoone is het ware. Men kende het buitengewoon succès, dat Bastien Lepage, met zijne Jeanne d'Arc, te Parijs had verworven. Geen wonder, dat zijn tafereel met klimmende belangstelling werd verwacht, aanschouwd en bestudeerd. Evenwel waren de oordeelvellingen erover, van 't begin af reeds, zeer verschillend. - Bij velen was de teleurstelling zeer merkbaar. Men had zich verwacht aan iets grootsch, majestueus, en ziedaar nu, een eenvoudig landmeisje, in prozaïsch kostuum, op een boerenhof... dat alles weergegeven in eenvoudige kleuren. | |
[pagina 454]
| |
Dit komt daardoor, dat Bastien Lepage eenvoudig de natuur heeft willen voorstellen, zooals zij is; en in die trouwe afspiegeling is het dan ook, dat het effekt van zijn werk ligt. Voor hèm geldt de regel: ‘de kunst is het weergeven der natuur, in wat zij schoons en verhevens biedt.’ Dat schoone in de natuur op te sporen en waardig te vertolken, is trouwens geene kleinigheid. Bastien Lepage is er volkomen in geslaagd, althans wat de zoo zielvolle figuur van Jeanne betreft. Dàt is wel degelijk het boerenmeisje, welk zich door een hoogere roeping begeesterd gevoelt. Hare geheele houding en vooral haar blik, drukken bezieling en vervoering uit. - Het landschap en het schimmenvertoog, daarachter, bevallen ons veel minder. Geheel dàt gedeelte verhoogt in 't geheel den beoogden indruk niet, integendeel. - De figuur der heldin is het, die het gansche tafereel redt. Maar die is dan ook meesterlijk weêrgegeven. De indruk is onweerstaanbaar. De vlucht van Caïn, door Cormon, is eene grootsche schepping, reusachtig opgevat en met machtig veel talent op het doek gebracht. De te overwinnen moeilijkheden waren legio. Vooreerst het vinden van de type der woeste bewoners uit den eersten tijd der Schepping. Cormon heeft ons halve wilden geschetst, met woeste hairen, krachtig ontwikkelde reuzenspieren, woeste gebaren en verwilderde blikken. Zoo'n type komt inderdaad het best overeen met onze onbepaalde voorstelling dier ruwe tijden. Caïn vlucht aan het hoofd zijner familie, om den broedermoord vervloekt. De groepeering is indrukwekkend, de uitdrukking in blikken en gebaren duidt woeste wanhoop aan. De stoet trekt voorwaarts, in eenzaamheid door het heete zand, wild en woest, gebukt onder den vreeselijken vloek van Jehovah. De laatste dag de gevangenschap van Mev. Roland door Goupil. Dit tafereel boeit eveneens in hooge mate de aandacht, ditmaal niet zoozeer om de gedachte als om de belangwekkende figuur die het voorstelt: Mev. Roland, de edele talentvolle vrouw uit de woelige dagen der Groote Omwenteling. Genie spreekt uit hare schoone oogen, majesteit ligt in hare houding. Hare prachtige kleedij is allergelukkigst door rijkdom van kleuren nagebootst. | |
[pagina 455]
| |
Eene episode uit het beleg van Saragossa, door Girardet, beweegt zich op geheel ànder terrein. Zij stelt voor een aanval op een klooster door Fransche soldaten. De bewegingen der talrijke figuren zijn zeer natuurlijk. Men woont den aanval bij. Men gevoelt den angst, de verontwaardiging of de woede der monniken; men wil den slag der strijders ontwijken of zich ter verdediging wapenen. Kortom, een prachtig tafereel, waarop de moeilijkste bewegingen zeer juist zijn geteekend, en de uitdrukkingen van woede, haat, angst, doodstrijd, krachtig zijn weêrgegeven. Richter toont ons met zijn Frank doet zijn masker af, (naar Alfred De Musset), een tooneel, dat om zijn dramatisch effekt vooral, zeer de aandacht trekt. De somber zwarte kleur, in overeenstemming met het drama, en de schoone vorm der vrouwenfiguur geven van het talent des heeren Richters als kolorist en teekenaar een zeer hoogen dunk. Een knappe kolorist toont ook Haquette te wezen, met zijne Rondreizende muzikanten, dat door kleur-schakeering en zachte overgangen van tinten bijzonder uitmunt. Ook als uitdrukking is het tafereel hoogst merkwaardig. De zanger vooral is een echte type van een straat-muziekant. De Vischmarkt van Gilbert toont ons insgelijks een kunstig koloriet. De verdeeling van licht en schaduw is zeer gelukkig. Bovendien is ook de teekening in die schilderij zeer juist. Een hoekje in de werkplaats, van Dantan, trekt alle oogen tot zich. De aangename verscheidenheid, welke in die werkplaats heerscht, bevalt iedereen. En hoe trouw is elk deel weergegeven! Men denkt zich inderdaad in een beeldhouwers-atelier verplaatst. De kleur is helder en frisch. Het relief springt goed in 't oog. Het model, tevens een model van schoone vormen en frissche kleur, is allerbevalligst; hare houding ongedwongen en natuurlijk. De artist werkt en schijnt vol aandacht. - Men kan langen tijd en meermalen dit tafereel steeds met hetzelfde genot en dezelfde belangstelling beschouwen. | |
[pagina 456]
| |
Nog vele andere tafereelen van Fransche schilders zijn zeer merkwaardig en munten in meer of mindere mate uit, hetzij door gedacht, koloriet of teekening. Het zou mij te ver leiden, indien ik voor elk doek in bijzonderheden wilde treden; het getal is voorzeker te groot. De voornaamste onder de genre-stukken, wil ik hier nog doen volgen: De dienaar der armen van Laugée, met krachtig uitgedrukte typen; de Paaschvacantie van Beyle, een zeer lief, geestig gedacht onderwerp en niet minder keurig vertolkt; de Zielmis van Delafosse, eene godsdienstoefening voor het leger in het veld, en waarover een zekere godsdienstige ernst zeer schoon verspreid ligt; Toost aan de bruid van Ravel, een doek vol beweging en bevallige groepeering; de viool van Seraphina van Rouffio, een allerbekoorlijkst, fijn getoetst vrouwen-kopje; eene redding van Blayn, een zedig tafereel, dat een weinig in 't donker hangt, maar niettemin uitblinkt door juiste teekening en waarheid. Men voelt met de visschers de angstige spanning, waarin zij de redding afwachten. Verder nog; De geeseling van Christus van Bouguereau; Een kinderportret van Carolus-Duran, Caesar verveelt zich, van Motte, Hendrik II te Canossa, van Dawant, Verstrooidheid, van Laroche, Caligula, van Lévy, en meer andere. - Eene Circassiaansche in den harem, van Clément, en De Lente, van Parrot, zijn twee schoone naakte vrouwen-figuren, van kleur als van teekening evenmerkwaardig. De bespreking eener kleine schaduwzijde volge op die der schitterende lichtzijde:
* * *
De vermoording van Marat door Charlotte Corday, van Weerts, is een kapitaal stuk, waarvan echter naar mijn inzien de indruk niet in verhouding is met de grootte van het doek. Het stelt Charlotte Corday voor, een oogenblik na zij den moord beging. Maar hoe ver is de schilder van de natuur gebleven! De schoone heldhaftige Charlotte Corday staat daar stijf, onverschillig, met eene uitdrukking alsof zij daar iets | |
[pagina 457]
| |
zeer gewoons bedreven had! Hare gebaren zeggen niets, zij zijn die van een wassen beeld. Te vergeefs zoekt men men in haar gelaat, vooral in 't oog, die verhevene, edele verontwaardiging, welke haar tot dien stap beslissen deed. De verwoede sans-kulotten, die komen binnengestormd, drukken allen op dezelfde wijze hunne woede uit, hetgeen strijdig is met de waarschijnlijkheid, en leven en bezieling aan het doek ontneemt, Ook is het effekt der kleur onbeduidend, zij is eentonig dof en doet geen relief ontstaan. De figuur van Marat in de badkuip is zeer verwaarloosd. De onthoofding van St Joannes Baptista, door Puvis de Chavannes, ga ik liefst met stilzwijgen voorbij. Ik wenschte wel hetzelfde te doen met Bij vader Lathuille, door Manet, ware het niet, dat de ‘realist’ Manet zijn zonderlinge manier van schilderen - kladden hadik haast geschreven - voor eene ‘nieuwe school’ wil doen doorgaan, en zonderling genoeg, deze richting reeds hare volgelingen en verdedigers telt! Het is mij onmogelijk te begrijpen, hoe iemand met eenigen smaak, welk begrip hij overigens ook aan kunst hechte, iets schoons in dát tafereel vinden kan. Gedachte? die zit er hoegenaamd niet in. Is het misschien eene voorstelling van een belangwekkenden toestand uit het leven? Een jongmensch, type uit de romans van Paul De Kock, zit naast zijne maitresse aan een tafeltje in den tuin van vader Lathuille, koffiehuishouder... 't Is al! - De verf is er met de grootst mogelijke nonchalance op gesmeerd. Het haar van den dandy, zijne oogen, zijn knevel, zijn das, het haar en de voorschoten van de garçons dat alles is - blauw. Diepte of perspectief is er evenmin in te bespeuren; alles is zonder uitdrukking, plat en bleek, - net als... een pannekoek, zei een mijner kennissen, tamelijk triviaal, maar niettemin nog al geestig. Het heeft zeker meer dan één verwonderd, een dergelijk stuk op eene ernstige Tentoonstelling van Schilderijen te zien! * * * Onder de niet zeer talrijke landschappen of andere schilderingen, welke meer bijzonder de nabootsing der natuur ten | |
[pagina 458]
| |
doel hebben, en door fransche schilders werden gezonden, komen eveneens een aantal merkwaardige tafereelen voor. De belangrijkste zijn: Voor de Wedrennen van Grandjean; Eene Vischpartij en de gué vif te St.-Bruno van LangerockGa naar voetnoot(1); Eene halt van Moreau; Hoeve van Barillot; Onweder van Brillouin Brug van Busson; Weiden van Damoye; De Herfst en de Sneeuw van Breton, en meer andere. *** Ziedaar, Waarde Heer, iets over de inzendingen uit het Zuiden. Een volgende maal wil ik over tafereelen van Vaderlandsche kunstenaars spreken en beginnen met die van Antwerpen. Deze toch zijn talrijk en zeer eervol op deze Tentoonstelling vertegenwoordigd. Menig doek van hen, ofschoon uiterlijk eenvoudiger en zediger dan verscheidene Fransche werken, bevat, bij aandachtige en ernstige beschouwing, hoedanigheden die aan eene meesterhand doen denken, en het hoeft volstrekt niet te wijken voor menig Fransch tafereel.
Hoogachtend, XX. |
|